'Wij eischen vacantie!'

Loodgieters maandenlang in staking

In de zomer van 1928 staakten loodgieters en fitters om het recht op vakantie af te dwingen. Een unieke staking, omdat het de enige keer was in de geschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging dat er zo’n ideële eis centraal stond. Na negentien weken gingen de patroons door de knieën. De loodgieters hadden de spits afgebeten: daarna verkregen duizenden arbeiders het recht op vakantie. In de zomer van 1930 konden voor het eerst de bouwvakkers en metaalbewerkers erop uit.

“Een dagje uit – kermisvieren – potverteren – maandag houden – carnaval, het zijn enkele vormen van vakantie uit de goede oude tijd, toen werkgevers doorgaans alleen ‘loon naar werken’ betaalden met handhaving van het beginsel ‘wie niet werkt, zal ook niet eten’. Vakantie, dat was toch iets, waar het verlangen naar uitging. Echte vakantie, enkele dagen, een week en nog langer, vrij van de dagelijkse beslommeringen en genieten van een reisje of familiebezoek ver-af.” In het gedenkboek dat verscheen naar aanleiding van het 50-jarig bestaan van de Sociaal-democratische Fabrieksarbeidersbond in 1957, wordt de lezer ingepeperd dat een lange weg gegaan is voordat vakantie behoorde tot de erkende arbeidsvoorwaarden.

Toen in de jaren na 1925 de economie een bloeiperiode doormaakte, gingen vakbonden de invoering van vakantie eisen bij cao-onderhandelingen. In de nasleep van de Eerste Wereldoorlog was een enorme vooruitgang geboekt op het gebied van arbeidsvoorwaarden, maar tijdens de economische crisis van 1921 tot 1924 was er fors gesneden in deze ‘verworvenheden’. Nu het met de economie steeds beter ging, konden de vakbonden hun verdedigende houding verruilen voor een aanvallende. In tal van bedrijfstakken kwam nu de vakantie-eis centraal te staan. De staking van de loodgieters moest voor een doorbraak zorgen. Loodgieters waren georganiseerd in de metaalbewerkersbonden, maar werkten vooral in de bouw. Een gunstige afloop van de staking beïnvloedde dus twee bedrijfstakken.

Op dinsdag 8 mei 1928 gingen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Haarlem ruim 1600 loodgieters en fitters in staking. Omdat de kosten van levensonderhoud niet in het hele land hetzelfde waren, bestonden er toen verschillende loonklassen. De staking brak uit in de steden die ingedeeld waren bij de eerste loonklasse. In Amsterdam waren er 774 stakers, waarvan 620 lid waren van de bij het NVV aangesloten Algemene Nederlandsche Metaalbewerkersbond (ANMB). De patroons hadden tot tweemaal toe geweigerd om onderhandelingen over een nieuwe cao te beginnen en wilden over vakantie helemaal niet spreken. Dat was slecht gevallen: op ledenvergaderingen had 85% zich uitgesproken voor het stellen van een ultimatum. De rijksoverheid had nog geprobeerd de zaak te sussen, maar het compromisvoorstel van H.A. van IJsselstein, een oud-minister die sinds enkele jaren optrad als ‘rijksbemiddelaar’ bij arbeidsconflicten, was voor de patroons onbespreekbaar.

“Een mooien, een ideëelen eisch”

“Dit is nu een conflict, dat niet geboren werd uit het verlangen naar loonsverhoging,” schreef het blad De Metaalbewerker van de ANMB. “Gestaakt wordt er voor den ideëelen eisch van vacantie: vermoedelijk het eerste geval van dien aard in ons land en daarom van zeer buitengewone betekenis. (…) Wij strijden voor de vervulling van een mooien, een ideëelen eisch en zullen er de dank van oogsten van duizenden bij duizenden.’ In het gebouw van de Handwerkers Vriendenkring in de Roetersstraat, waarin nu bioscoop Kriterion is gevestigd, had het stakingscomité zitting genomen. Met moeite wist dat comité er hoogoplopende emoties te bedwingen. Eén van de stakingsleiders, J. Sint, verzuchtte: “Het Kankerinstituut is tijdelijk verplaatst naar Handwerkers Vriendenkring.”

In Amsterdam was de staking algemeen, maar in de andere steden werd er doorgewerkt bij patroons die toegegeven hadden aan de eis van vakantie. In Den Haag was dat zelfs de meerderheid van de patroons. Dat versterkte de positie van de patroonsbond natuurlijk niet. Deze hield vast aan het standpunt dat het ondenkbaar was om loodgieters vakantie te geven zolang bouwvakkers dat niet hadden. Maar ondertussen gingen aannemers die loodgieters in dienst hadden wel door de knieën, zodat dat argument niet zo sterk was.

Het toeval wilde dat er net met man en macht gewerkt werd om het Olympisch Stadion op tijd gereed te hebben voor de Spelen. Twee stakende loodgieters hebben zich nog toegang tot het Stadion weten te verschaffen door zich met vervalste perskaart te vervoegen bij een groep journalisten uit binnen- en buitenland die een kijkje in het Stadion kwamen nemen. Die zullen wel opgekeken hebben voor de belangstelling die deze twee vermeende collega’s aan de dag legden voor het sanitair. Ze troffen er overigens geen stakingsbrekers aan.

De officiële opening van het stadion vond plaats op 17 mei 1928. Prins Hendrik onthulde bij die gelegenheid het beeld van een atleet naast de Marathontoren, opgericht ter nagedachtenis van F.W.C.H. baron van Tuyll van Serooskerken die als voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité de Spelen naar Amsterdam had weten te halen. ‘Jan-met-de-handjes’ werd het beeld van Gerarda Rueb genoemd. Bij de officiële opening van de Spelen, op 28 juli, moest de prins weer in actie komen. Zijn echtgenote was namelijk op vakantie in Noorwegen. Niet alleen voor loodgieters was vakantie heilig.

Propagandistisch kwam het de stakers goed uit dat in deze tijd het vakantieoord van de bond van overheidspersoneel Avegoor werd geopend, een van de eerste van dergelijke ‘rode familie-tehuizen’ die er tussen de wereldoorlogen verrezen. Wethouder dr. I.H.J. Vos sprak er namens het Amsterdams gemeentebestuur: “Amsterdam staat nog altijd op het standpunt, dat een groote stad een model-werkgever behoort te zijn en wij wenschen de vacantie in groote eere te houden.” Het verslag van zijn toespraak in Het Volk vervolgt: “Als geneesheer stelt spreker er prijs op te verklaren, dat de vacantie een noodzakelijk ding is, absoluut noodig om met de noodige opgewektheid en frisheid voor den verderen tijd van het jaar te kunnen werken. Spreker hoopt dat deze stichting voor duizenden een zegen zal zijn.”

“Met vernieuwden ijver aan het werk”

De overheid moest natuurlijk het goede voorbeeld geven waar het de arbeidsvoorwaarden van haar personeel betrof. Behalve de ambtenaren hadden echter ook het Amsterdamse kantoorpersoneel en de medewerkers van sommige ‘modelfabrieken’, zoals Werkspoor, al een vakantieregeling. Maar dan nog hadden de Amsterdamse ambtenaren een streepje voor. Ze kregen namelijk sinds 1914 ook vakantiegeld. Dat was een initiatief geweest van de toenmalige wethouder Arbeidszaken F.M. Wibaut, die een toeslag noodzakelijk vond om “den werkman in staat te stellen zijn vacantie tot een genot te maken”. Dat was ook in het belang van de gemeente als werkgeefster, “wijl immer verwacht mag worden, dat de arbeid na de vacantie met vernieuwden ijver hervat zal worden.”

In tal van andere bedrijfstakken beijverden men zich evenzeer voor de vakantie. In 1910 had de toen oppermachtige Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (ANDB) de hele bedrijfstak de eerste week van augustus stilgelegd om – weliswaar niet doorbetaald – vakantie te kunnen vieren. Het bondsbestuur werd daarna overstelpt met dankbare ansichtkaarten. Maar de overgrote meerderheid der werknemers kenden helemaal geen vakantie. Veel aannemers en bouwbedrijven deden soms zelfs nog moeilijk over doorbetaling van de vrije dagen op christelijke feestdagen.

De positie van de loodgieterpatroons werd er tijdens de staking niet sterker op, toen ze er niet in slaagden de eenheid te behouden. Ze kwamen ook nog eens ongunstig in het nieuws toen de stakingsleiding geheime statuten van een onderafdeling van de Rotterdamse patroonsbond onthulde, een vereniging die De Vraagbaak heette. Die naam bleek op het overvragen van aanneemsommen te slaan, want de leden verplichtten zich 3% boven op de prijs te leggen als er geen mededingers waren. Dat extra geld diende dan verdeeld te worden tussen te leden. Praktijken die doen denken aan die welke recent naar boven kwamen in de Parlementaire Enquête Bouwfraude.

Toen de staking begin september de 17de week inging, dienden zich twee bemiddelaars aan. Het waren de Amsterdammers J. Douwes jr. en J.W. Jurrema, respectievelijk voorzitter van de Crisiscommissie en directeur Maatschappelijke Steun. Onder leiding van Douwes vond op 15 september in Den Haag een bemiddelingsvergadering plaats. Volgens Piet van Eck, de latere bondsvoorzitter van de ANMB, die in de onderhandelingsdelegatie zat, wist Douwes de goede toon te treffen. Na acht uur praten was men eruit: vier dagen betaalde vakantie, in plaats van de gewilde zes dagen, met ingang van 1930. Voor het jaar ervoor zou vier dagen “aaneengesloten betaald verlof” gegeven worden. Door dat geen vakantie te noemen, konden de patroons hun gezicht redden. Nadat de achterbannen het compromis hadden goedgekeurd, werd de staking op woensdag 19 september 1928 opgeheven. Daarna zou bij cao’s in alle bedrijfstakken altijd een vakantieparagraaf worden opgenomen.

 

Header: 'Oosterpark' - Stadsarchief Amsterdam / Archief van de Dienst Ruimtelijke Ordening

Delen:

Jaargang:
2003 55

Gerelateerd

Hier gebeurde het... Prinsengracht 760, 1828
Hier gebeurde het... Prinsengracht 760, 1828
Hier gebeurde het 23 mei 2013
Armen uit de kom gewipt
Armen uit de kom gewipt
Recensie 16 april 2013
Een mysterieuze olifant
Een mysterieuze olifant
Recensie 16 april 2013