Werelddierendag: ‘Een haes die op de trommel slaet’

Het is weer Werelddierendag deze maand. Onze aandacht voor dieren is groot. Al is knuffelen toch wezenlijk anders dan bejagen, opeten of verwerken tot schoen. Drie eeuwen geleden ging het niet anders. Dieren waren onderdeel van het leven en ze figureren dan ook regelmatig in notariële akten: honden en katten, leeuwen, vogels en apen.

Op 18de-eeuwse stadsgezichten van tekenaars als Jacob Cats en Herman Schouten zie je altijd wel ergens een hondje rondscharrelen. Katten veel minder – toch moeten er heel wat katten zijn geweest. In 1705 verschijnen diverse bewoners van Oostenburg bij een notaris om te klagen over de katten in het huis van Hillegont Tijmens. De vrouw leefde met zo’n dertig tot veertig katten in haar huis. Volgens de klagende buren was ze ernstig in de war. Ze noemde de dieren haar “engeltjes” en “lammetjes” en zou sommige als “wedergeboorne” familieleden zien, zoals haar overleden man en zuster. De liefde van Hillegont voor haar viervoetige huisgenootjes was groot. Niet alleen sliepen de katten op haar beste bed, ze kregen ook oliekoeken en rijst met melk. Twintig jaar later overleed een zekere Hillegont Tijmens in het Leprozenhuis, maar het is onbekend of zij dezelfde Hillegont was.  

Katten werden behalve als huisdier ook als ongediertebestrijder op schepen naar de Oostzee en Suriname gehouden, om het graan of de suiker en de koffie te beschermen tegen ratten en muizen. Zo gingen in 1738 op de Susannatwee katten en een wezel mee aan boord en op de Vogel Phoenix (1728) liepen liefst “acht levendige katten” rond. 

Het verging de dieren niet altijd even goed. Het koopvaardijschip de Liefde had in 1765 bij het vertrek met een lading lijnzaad uit het Russische Archangelsk nog twee katten aan boord, maar eentje was er “op de reize weggeraakt”. Na een rampzalige reis in 1747 van de Vrouw Dorothea via onder meer Cuba en Florida verklaarde de bemanning dat ze zich uit gebrek aan proviand in leven hadden gehouden met ratten en een oude zieke hond. 

 

Zeeschildpad

Met de expansiedrift in Oost en West kwamen er steeds meer exotische dieren naar de stad. Amsterdammers waren in het algemeen verzot op vogels. In boedelbeschrijvingen komen regelmatig parkieten, papegaaien en kaketoes voor. In een testament uit 1647 wordt zelfs het eigendom van een “pelikaanvogel” over twee kinderen verdeeld. 

Matrozen namen vogels en apen mee als souvenir of handelswaar. Op 10 juli 1636 verschenen WIC-kapitein Pierre le Grand en een bierhandelaar bij notaris Henrick Schaef om een verklaring af te leggen op verzoek van Catharina Wiltschut, huisvrouw van collega-kapitein David Adam Wiltschut. Catharina was boos. Haar was een parkiet beloofd, “sijn[de] een indiaensche vogel, die in t spreken van woorden uit verscheijden talen wel geleert was”, maar ze werd opgezadeld met een papegaai. De parkiet was, zo vertellen de getuigen, toevertrouwd aan luitenant Johan van Oosterzee, die de meertalige vogel in Amsterdam aan Wiltschut moest afleveren, maar in Zeeland had geruild voor een papegaai.

Lang niet alle exotische dieren overleefden de lange reis over de oceaan. In april 1763 vertrok het fregat Geertruij en Elsjeuit Suriname met aan boord niet alleen de gebruikelijke koffie en suiker, maar ook een “zeer groote zeeschilpad” om in Amsterdam af te leveren. Het dier overleefde de reis niet: hij overleed op 19 mei 1763. Omdat het dode dier erg begon te stinken, gooide de bemanning het in zee. Waarschijnlijk was het een lederschildpad, die van februari tot juli op de modderige stranden van Suriname eieren legt. 

Een enkele keer kwam een aap in een notariële akte terecht, zoals op 7 oktober 1786. Een drietal vrouwen uit de Jordaan legde een verklaring af over de overlast die zij hadden van Jan Straatman en zijn aap. De dames zaten enkele dagen eerder in Laurierstraat bij de Metselaarsgang aan een tafeltje met koekjes, toen Straatman met zijn aap passeerde. De man liet het beestje plotseling los, de koekjes vormden een aantrekkelijke buit en binnen een mum van tijd at de aap bijna alle koekjes op. 

 

Jelie

Met apen, exotische vogels en andere dieren viel natuurlijk ook geld te verdienen op kermissen en jaarmarkten. In 1651 kreeg Frans Teunissen van ene Paulus Remmels de beschikking over een ‘”zeeckere tijger, een haes die op de trommel slaet”, “een aep die alderleij kunsten kan” en een beertje. Hij mocht er een jaar lang mee rondtrekken naar “alle marcten ende te zodaeniger plaetse als hem gelieven zal”. De heren deelden de opbrengst. In 1656 kochten Pieter Jansz Vos en Marritje Hendrix, herbergiers op de Zeedijk, een “seecker jonge leeuw” die met de vloot van Michiel de Ruijter uit Noord-Afrika was meegebracht. Na de koop sloot het echtpaar een contract met een zekere Jan Claasz om de leeuw te “laten sien, ende ten toonstellen” in verschillenden plaatsen. 

Leeuwen kijken konden Amsterdammers in de 18de eeuw ook in de beroemde herberg Blaauw Jan aan de Kloveniersburgwal. Op 16 augustus 1737 verkocht kastelein Jan Hendrik Mets de inboedel inclusief “gediertens” aan zijn opvolger Anthonij Bergmeijer: onder meer acht rode en een blauwe “ravens” (ara’s), samenf400,-, een witte kaketoe à 70,- en drie apen voor 55,-. Verreweg het duurste dier was een “manne leeuw”, die voor niet minder dan f3000,- in de boeken stond. Het roofdier moet een belangrijke trekpleister van de beroemde herberg geweest zijn.

Natuurlijk waren veel dieren in de stad ook gewone, geliefde gezelschapsdieren. De gescheiden Anna Bastiana van den Bergh (1729-1814) was zo dol op haar “ligtbruinhairig” hondje Jelie, dat zij in 1771 in haar testament liet vastleggen wat er na haar dood mee moest gebeuren. Het teefje, “zijnde nu oud, na gissing, ruim tien jaren”, moest door de zussen Ida de Haan en Elisabeth de Haan verzorgd worden, tegen een jaarlijks kostgeld van 50,- zolang het dier leefde (ca. € 425,- nu). De guldens werden werd nooit uitgekeerd, aangezien Van den Bergh pas in 1814 overleed en haar bruinharige lieveling Jelie vele jaren overleefde.

MARK PONTE IS HISTORICUS EN SENIOR MEDEWERKER PRESENTATIE BIJ HET STADSARCHIEF AMSTERDAM. 

MEER WETEN OVER HET GROTE AKTENPROJECT: ALLE AMSTERDAMSAKTEN.NL

 

Oktobernummer 2019

Delen:

Dossiers:
Natuur
Editie:
Oktober
Jaargang:
2019 71
Rubriek:
Amsterdamse Akten
Tijdperk:
1800-1900