De Plantage begon als ‘restgebied’ van de 17de-eeuwse stad. Omstreeks 1660 was de nieuwe halfronde omwalling – waarvan het westelijk deel vanaf het Haarlemmerplein al omstreeks 1615 was gebouwd – over de Amstel heen doorgetrokken naar het IJ. Ook de hoofdgrachten werden nog een eindje doorgetrokken (Nieuwe Heren-, Keizers- en Prinsengracht). Maar toen na 1700 de welvaart en de bevolkingsgroei afnamen, kwam een eind aan de bouwwoede.
Het terrein binnen de wallen tussen de huidige Plantage Muidergracht en de Kadijken bleef leeg: het stadsbestuur kon de grond niet meer kwijt aan rijke burgers die er hun huizen wilden bouwen. Om er toch nog iets aan te verdienen, verdeelde het bestuur de Plantage in 59 verhuurbare tuinen. En dat bleek al snel een schot in de roos. Op zomerse dagen wemelde het er van de rust- en vertierzoekende Amsterdammers. Ondanks een bouwverbod, schoten de herbergen, theetuinen en bordelen hier als paddestoelen uit de moerassige grond.
Toen de bevolking weer ging groeien, besloot de gemeenteraad in 1857 de Plantage te bestemmen tot woonbuurt. Een groot deel van de tuinen werd bebouwd. De nieuwe buurt was vooral bedoeld voor de welgestelde Amsterdammers. In de grote woonhuizen, gebouwd in de toen populaire neostijlen, vestigden zich vrij veel joden, die fortuin hadden gemaakt met de handel in diamanten.
Ook de wetenschap heeft onmiskenbaar haar stempel gedrukt op het aanzien van de Plantage. Voortrekker was de Hortus Botanicus, hier al gevestigd sinds de 17de eeuw. In de 19de eeuw volgde Artis en vanaf het einde van die eeuw werden in de Plantage een hele reeks universitaire laboratoria gebouwd.
Slingeren aan de kroonluchters
Deze Plantagewandeling begint bij metrostation Waterlooplein, uitgang Hortusplantsoen. (U kunt ook tram 9 nemen naar het Mr. Visserplein, de Weesperstraat ingaan en links van de studentenflat het fietstunneltje doorgaan.)
Als we langs het water het Dr. D.M. Sluyspad opgaan, passeren we een dubbel schoolgebouw uit 1896 (Hortusplantsoen 1-2A,) waar schrijver/onderwijzer Theo Thijssen van 1899 tot 1905 lesgaf. We steken een rustiek voetgangersbruggetje over, langs de zogeheten ‘drieklimatenkas’ van de Hortus, en lopen rechtsaf de Plantage Middenlaan op. Maar eerst kijken we even naar links, over de brede Hortusbrug. Wie op de kaart de Plantage Middenlaan westwaarts kaarsrecht doortrekt, komt midden op de Dam uit. In 1866 lanceerden de architecten Kuinders en Outshoorn een plan om daadwerkelijk de Damstraat en aansluitende straten te verbreden tot een Dam-Plantageboulevard. Maar daar was gelukkig geen geld voor.
Rechts zien we het poortje van de Hortus Botanicus (plantkundige tuin). Die begon in 1636 als Hortus Medicus (dus eerst alleen voor geneeskundige kruiden) in de Reguliershof (hoek Keizersgracht/Utrechtsestraat) en werd in november 1682 hierheen verplaatst. Voor vier stuivers mochten gewone burgers hier wandelen. De tuin specialiseerde zich in de kweek van tropische gewassen uit de nieuwe koloniën. Voor de beroemde plantkundige en Hortus-directeur Hugo de Vries ontwierp Amsterdamse-Schoolpionier J.M. van der Mey op nummer 2A-K een monumentaal laboratorium (1912), dat later zijn naam kreeg.
We steken de Plantage Parklaan over. (Rechts op nummer 9 markeert een gevelsteen De Vries’ woonhuis.) Plantage Middenlaan 4A, nu studio Desmet, was vanaf 1879 theater Frascati, in de wandeling Prot, naar de eerste eigenaar. Later heette het Rika Hopper-theater (naar die actrice, getrouwd met een nieuwe eigenaar) en Beatrixtheater. Na de oorlog werd het bioscoop Desmet; sinds een paar jaar is het een radiostudio. Met ‘Prot’ begon de glorieuze theatergeschiedenis van de Plantage. Begin 20ste eeuw telde de buurt zeker elf schouwburgen, die veelvuldig van eigenaar en naam wisselden.
De stokoude professor Theo Stomps, Hortus-directeur na De Vries, woonde tot zijn dood in 1973 tegenover de tuin op nummer 7. Als hij tweemaal daags mijmerend de Plantage Middenlaan over schuifelde, stond tram 9 een kwartier lang eerbiedig stil.
Wij steken over naar de ingang van het Wertheimpark, en lopen tussen de twee sfinxen door. Dit is het oudste park van Amsterdam. In 1812 begon het als particuliere pleziertuin, in 1849 werd het openbaar groen. Sindsdien is er heel wat ruimte afgesnoept. Buiten de hekken van het huidige park, achter het Auschwitz-monument van Jan Wolkers (hier sinds 1992) stond tussen 1815 en 1883 de beroemde Parkzaal. Hier flaneerden de welgestelde Amsterdammers, terwijl het Parkorkest de nieuwste melodieën en composities van Liszt en Brahms ten gehore bracht. De Parkzaal raakte uit de gratie toen het Paleis voor Volksvlijt op het Frederiksplein in 1864 openging. In 1883 werd de zaal vervangen door de nog indrukwekkender Parkschouwburg, maar ook die ging in 1903 failliet. In het vervallen gebouw slingerden opgeschoten jongeren graag aan de kroonluchters. Na klachten van omwonenden werd het gebouw in 1912 afgebroken.
Op de slanke zuil van de fontein zien we een bronzen medaillon met het evenbeeld van Abraham Carel Wertheim (1832-1897). Deze joodse bankier en liberaal politicus gold als een van de grootste weldoeners van Amsterdam. Daarom werd in 1898 het park naar hem vernoemd.
We lopen het park uit en gaan linksaf de Plantage Parklaan in. Café De Bamboeseur aan de overkant (Plantage Parklaan 10) was vroeger een postkantoor. Het ligt op de hoek van een opvallend witgepleisterd huizenblok uit 1865 van architect G.W. Breuker. Die ‘stucadoorsstijl’ raakte toen net in de mode. Hoewel het blok van veraf één geheel lijkt, toont van dichtbij ieder huis zijn eigen fraaie detailleringen. Links passeren we het terrein van korfbalclub Swift, opgericht in 1918. Het terrein hier werd in 1914, na de sloop van de Parkschouwburg, herbestemd tot sportveld.
De lommerrijke Henri Polaklaan aan de overkant heette voorheen de Plantage Franschelaan en nog eerder Achterlaan of Stillelaan; ze werd in 1946 vernoemd naar Henri Polak, de charismatische voorzitter van de Algemene Nederlandsche Diamantwerkers Bond (ANDB), die hier op nummer 9 kantoor hield. Polak (ook de eerste voorzitter van het Nederlandsch Verbond van Vakverenigingen) vocht niet alleen voor materiële verbetering, maar hechtte ook grote waarde aan de culturele ‘verheffing’ van de arbeiders. Hij liet architect H.P. Berlage hier een eigen vakbondsgebouw ontwerpen, dat vooral het opwaartse streven van de arbeidersbeweging moest uitstralen.
Dat het ‘de Burcht’ werd genoemd zat Berlage niet helemaal lekker; hij bedoelde het meer als volkspaleis, in de stijl van een Italiaans palazzo. Het ronde venster in de toren heeft de vorm van een diamant, wat vooral goed te zien is als het licht brandt. In mei 1992 werd hier Vakbondsmuseum De Burcht geopend, nu overigens door een subsidiestop in zijn voortbestaan bedreigd. Het poortje ernaast op nummer 9A leidde vroeger naar de Plantage Schouwburg achter het ANDB-gebouw, die bestond van 1879 tot 1939, en naar de eigenaren ook ‘Stoel en Spree’ werd genoemd.
Aan het eind van deze laan vinden we op nummer 38 de Nieuw-Apostolische Kerk van H.F. Sijmons jr. (1913), waar vooral de hoge buitentrap sterk aan die van het Vakbondsmuseum doet denken. De laan komt uit tegenover de hoofdingang van Artis; de Papegaaienlaan daar was vóór 1838 onderdeel van de toenmalige Achterlaan.
Wij gaan linksaf de Plantage Kerklaan in. Aan het eind daarvan, over de Nijlpaardbrug, zien we de sfeervolle Entrepotdok-pakhuizen, verbouwd tot appartementen door architect Joop van Stigt. Links op nummer 61 staat gebouw Plancius uit 1876. De davidster en de muziekinstrumenten op de gevel herinneren aan de eerste gebruiker: de joodse zangvereniging Oefening Baart Kunst. Naast concertzaal was Plancius rond 1900 dé vergaderplaats van de opkomende arbeidersbeweging. Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Henri Polak en Pieter Jelles Troelstra hielden er hun gloedvolle betogen. Maar de exploitatie was ook hier niet rond te krijgen. In 1913 werd het een taxigarage. Sinds april 1999 vinden we hier het Nationaal Verzetsmuseum, met café Plancius.
We lopen terug langs het Planetarium en de ingang van Artis. Links op de hoek van de Middenlaan (Plantage Kerklaan 36), staat de voormalige Artis-Concertzaal, nu studio De Plantage. Van 1941 tot 1968 was hier het Bevolkingsregister gevestigd, doelwit van een heroïsche maar goeddeels mislukte aanslag van een verzetsgroep onder leiding van beeldhouwer Gerrit van der Veen op 27 maart 1943.
Hollandsche Schouwburg
We lopen nog even 20 meter rechtsaf in de richting van de Hortus. Aan de overkant van de Plantage Middenlaan, op nummer 24, werd in 1892 de Artis-Schouwburg geopend, die twee jaar later Hollandsche Schouwburg ging heten. Hier maakte de rode toneelschrijver Herman Heijermans furore met zijn drama’s als Op hoop van zegen (1900). Heijermans wist zijn premières altijd zo te plannen, bijvoorbeeld op kerstavond, dat de mond-tot-mond-reclame al zijn werk kon doen, voordat de eerste kritieken in de krant verschenen. De toenmalige koffiekamer van de schouwburg (nummer 22) is nu het populaire buurtcafé Eik en Linde.
In 1942 begon in de schouwburg het echte drama. Ze werd toen de verzamelplaats voor de Amsterdamse joden die werden gedeporteerd naar de vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Bijna was hier weer doodleuk in 1946 een bioscoop geopend, maar door woedende reacties ging dat niet door. In 1961 werd de Hollandsche Schouwburg op de voorgevel en zijwanden na afgebroken en dient sindsdien als herdenkingsmonument voor de slachtoffers.
We staan nu voor het kleurrijke Hubertushuis alias Moederhuis op nummer 31-33 uit 1980, ontworpen door Aldo van Eyck. Sinds omstreeks 1900 stond hier de joodse godsdienstschool Talmud Thora; in 1924 werd die verbouwd tot joodse crèche. De bezetters, moe van het gejengel, vonden het goed dat zuigelingen en kleuters die met hun ouders in de Hollandsche Schouwburg gevangen werden gehouden, hier werden ondergebracht, niet merkend dat dappere jongelui met behulp van het personeel honderden kinderen de crèche uit smokkelden. Het pand werd in 1976 gesloopt. Aardig in lijn met de historie is het Hubertushuis een opvanghuis voor ouders en kinderen.
We keren om en lopen langs Artis in de richting van de Muiderpoort in de verte. Sinds het eeuwfeest van de dierentuin in 1938 flankeren twee stenen leeuwen het hoofdgebouw (nummer 41), dat in 1845 werd ontworpen door Jan van Maurik, behalve architect ook directeur van Stadswaterwerken. De dierentuin van het genootschap Natura Artis Magistra (De Natuur is de Leermeesteres van de Kunst) werd in 1838 gesticht door boekhandelaar G.F. Westerman en breidde zich tot 1877 vanaf de Plantage Kerklaan steeds verder oostwaarts uit.
We steken over naar de brede Plantage Westermanlaan. Tot 1864 lag hier het laatste stuk van de Nieuwe Prinsengracht, die, over de Middenlaan, Artis in tweeën deelde. De drie aaneensluitende Artis-vijvers zijn er een restant van.
In het weidse plantsoen tussen de witte huizenblokken stond van 1880 tot 1935 het beroemde Panoramagebouw. De vijftien meter hoge schilderingen die de binnenmuren van dit ronde gebouw geheel bedekten suggereerden de bezoeker dat hij het middelpunt was van de overwintering op Nova Zembla of de intocht van Jezus in Jeruzalem. Nu staat hier een opmerkelijk beeld dat vanuit de verte oogt als een uit Artis ontsnapte reuzensalamander. Bij nader inzien blijkt de kop van het monster een uit de grond oprijzende gebalde vuist en de staart een gifpijl. Erop staat de tekst: “En wat doe jij? Nu je volk wordt getrapt en geknecht?” Inderdaad, het is een verzetsmonument, in 1971 gemaakt door Carel Kneulman en niet voor niks geplaatst op een steenworp afstand van het voormalige bevolkingsregister.
Einstein op de Muidergracht
Naast het plantsoen (Plantage Middenlaan 52) staat verzorgingshuis Sint Jacob, voorheen bekend als Gesticht Sint Jacob. De bouw van dit katholieke bejaardenhuis werd bekostigd uit de erfenis van baron Van Brienen. Het 105 meter lange huis werd gebouwd in een mengeling van stijlen: renaissance, classicisme en barok. Ondanks buurtprotesten werd het in 1983 door nieuwbouw vervangen. Alleen de beeldengroep boven de ingang herinnert aan de oude glorie.
Aan de overkant staat op nummer 45 het Fauna-Museum van architect G.B. Salm (die met zijn vader Abraham het prachtige Aquarium aan het eind van de laan ontwierp) met rechts ernaast de lage 18de-eeuwse huizen Weltevreden en Welgelegen. In Welgelegen woonde lange tijd Artis-boegbeeld en Ons Amsterdam-medewerker A.F.J. Portielje.
Het hoekpand Plantage Lepellaan 6, voorbij Sint Jacob, is de mooiste stadsvilla van de Plantage, bronzen beelden en vazen in gevelnissen. Ze werd in 1874 gebouwd naar ontwerp van W. en J.L. Springer in opdracht van wethouder J. Coninck Westenberg. Nummer 5, uit 1907, was oorspronkelijk het koetshuis van deze villa.
Vanuit de Plantage Lepellaan lopen we rechtsaf de Plantage Muidergracht op. Gracht? Het lijkt een gewone straat; het water zit verstopt achter de bebouwing links. Aan het eind van de 19de eeuw leefde aan de kersverse Universiteit van Amsterdam de natuurwetenschap op en het regende Nobelprijzen. Aan de Nieuwe Prinsengracht, op het Roeterseiland en aan de Plantage Muidergracht werd het ene laboratorium na het andere gebouwd.
Aan het eind van de Lepellaan zien we een van de modernste: het Pharmaceutisch Laboratorium, in 1962 ontworpen door N.J.J. Gawronski, ook architect van het Wibauthuis en het Roeterseilandcomplex. Dat laatste zien we twintig meter verderop links over het water. Daarna passeren we op nummer 20 het 19de-eeuwse Magazijngebouw, op 14-16 een langgerekt complex waarvan het oudste deel in 1887 werd gebouwd voor de Machinistenschool (later Middelbare Technische School) en op nummer 12 het B.C.P. Jansen-Instituut (weer van Gawronski) uit 1967.
Het oudst is het Natuurkundig Laboratorium uit 1882, waar de beroemde J.D. van der Waals en Pieter Zeeman hoogleraar-directeur waren. Albert Einstein liet zich hier in 1921 op de hoogte stellen van Zeemans magnetisme-onderzoek; ten behoeve daarvan werd twee jaar later een nieuw laboratorium geopend op nummer 4, dat in 1940 Zeeman-Laboratorium ging heten. Daartegenover begint weer een voornaam huizenblok, met op nummer 13 de oude stallen van de paardentramlijn Dam–Plantage uit 1872 en op de hoek het huis van literator Adriaan Morriën: een van zijn bekendste boeken heet dan ook Plantage Muidergracht (1988).
Ervoor ligt het idyllische J.W. Overloopplantsoen, dat eigenlijk J.W. van Overloopplantsoen moet heten: genoemd naar een buurtbewoner die zich jarenlang om dit stukje groen bekommerde. Van hieraf kunt u schuin links over het Overlooppad terug naar de metro, maar passender is het om u rechtsaf via de Plantage Parklaan naar een van de buurtcafés op de Plantage Middenlaan te spoeden.
Tekst: Dominique Salomons
Foto: Martin Alberts/Stadsarchief
Maart 2005