Vrouwen spioneren voor de geuzen
In de vroege jaren van de Opstand worden nogal wat vrouwen opgepakt in het dan nog Spaansgezinde Amsterdam. Ze vervoeren verdachte brieven en pakketjes uit en naar de geuzensteden Haarlem en Alkmaar, maar worden bijna altijd vrijgelaten. Tot dit soort illegale activiteiten zijn vrouwen toch niet in staat?
Op 27 mei 1573 meldden drie Amsterdamse vrouwen zich bij de Haarlemmerpoort. Lijsbeth Harmans, Trijn Thonis en Neel Heyndrix wilden de stad weer in na een kort verblijf buiten de muren. Het waren gevaarlijke tijden. Een groot deel van Holland en Zeeland was in handen van de protestantse opstan-delingen, maar Amsterdam was nog ferm katholiek. En trouw aan de koning van Spanje, dus werd iedereen die de stad wilde betreden eerst uitgebreid ondervraagd. De verhalen van de drie vrouwen wekten wantrouwen en ze werden gevangengenomen. De beschuldiging: de drie zouden brie-ven willen smokkelen naar de opstandelingen in Alkmaar. En ‘converseren’ met deze rebelse geuzen was streng verboden.
De vrouwen zelf beweerden dat zij slechts geld en nieuws naar hun echtgenoten in vijandelijk gebied wilden sturen. Veel Amsterdamse mannen waren de stad ontvlucht en hadden zich aangesloten bij de opstandelingen. Vaak bleven hun echtgenotes achter in de stad om de zaken waar te nemen of de bezittingen te beheren – zo ook de gevangengenomenvrouwen. Zij gaven toe dat ze hadden geprobeerd met hun mannen in contact te komen, maar ze hadden daarbij geen kwaad in de zin, zeiden ze. Neel Heyndrix en Lijsbeth Harmans waren naar de ‘kadijk’ gegaan, buiten de Haarlemmerpoort, omdat ze hadden gehoord dat daar een vrouw zou zijn die naar Alkmaar zou reizen. Neel wilde deze vrouw alleen wat geld meegeven voor haar man, veertien of vijftien stuivers die ze had verdiend met wassen en schuieren, omdat ze had gehoord “dat haer man grote hongher ende armoede lijdt”. Lijsbeth Harmans beweerde dat zij alleen een mondelinge boodschap had willen overbrengen. Trijn Thonis stelde zelfs helemaal niets te maken te hebben met de plannen en toevallig ter plaatse te zijn geweest.

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer jeMaar de schout vermoedde dat er meer aan de hand was. Hij verdacht de vrouwen ervan deel uit te maken van een netwerk van vrouwelijke brie-vensmokkelaars, zo blijkt uit de verhoren. Vooral Lijsbeth Harmans leek een grotere rol te spelen dan zij zelf beweerde.
Trijn Thonis vertelde dat zij een half jaar eerder een brief had meegegeven aan Lijsbeth, voor haar man in Alkmaar. Ze had daar een stuiver voor betaald. Rond diezelfde tijd was Lijsbeth ook al eens aangehouden toen ze Amsterdam weer binnen wilde komen met een brief op zak. Destijds was ze in Haarlem geweest, ook een ‘geuzenstad’, naar eigen zeggen om op zoek te gaan naar een jongen die was weggelopen en zich bij de geuzen had aan-gesloten. De brief in haar bezit was van deze jongen voor diens moeder. Lijsbeth was uiteindelijk weer vrijgelaten, maar dat ze nu weer opdook was op zijn minst verdacht te noemen.
En dan was er nog een andere Lijsbeth, die ter sprake was gekomen in het verhoor van ene Ael Jacobsdr, in maart 1573. Ael was een tijd lang meegereisd met het geuzenleger waarin haar man dienst had genomen. Nadat haar man was gesneuveld keerde ze terug naar Amsterdam. Ze was toen uitgebreid ondervraagd over welke Amsterdammers ze bij de geuzen had gezien. Ael meldde dat ene Lijsbeth ‘dagelixs’ van Alkmaar aar Amsterdam “... brengt vanden rebellen bryeffen ende van hyer bryeffen aende rebellenen.” Het is niet zeker dat het om dezelfde Lijsbeth ging; volgens Ael Jacobsdr ging het om de vrouw van een zekere Cornelis, terwijl Lijsbeth Harmans getrouwd was met Bastiaen de Delver.
Minder rationele wezens
Maar uit deze verhalen blijkt wel dat vrouwen een veel belangrijker rol speelden in politieke- en oorlogsactiviteiten dan lange tijd is aangenomen. Niet alleen waren ze actief in het smokkelen van brieven, ze werden ook ingezet voor diplomatieke missies en als informanten, zoals blijkt uit het baanbrekende boek van Nadine Akkerman over vrouwelijke spionnen in de zeventiende eeuw. Juist door hun vrouw-zijn bleven ze onder de radar. Als vrouw waren ze automatisch boven elke verdenking verheven – volgens de heersende gedachtegang waren vrouwen immers minder rationele wezens. Zelfs als vrouwen werden opgepakt en alle bewijs tegen hen sprak, werden ze opvallend vaak weer vrijgelaten, aldus Akkerman. Men kon blijkbaar niet geloven dat vrouwen tot bepaalde zaken in staat waren.
Historici maakten zich eeuwenlang schuldig aan dezelfde inschattingsfout. Maar wie actief op zoek gaat naar vrouwen in de archieven, stuit al snel op voorbeelden waaruit het tegendeel blijkt. Zo wordt steeds duidelijker dat vrouwen een structureel aandeel hadden in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en ook tijdens de Nederlandse Opstand speelden vrouwen een veel grotere rol, zoals de Amsterdamse Confessieboeken laten zien.
Zo werd in augustus 1572 Grietgen Pietersdr opgepakt met een pakket brieven in haar bezit. Volckgen Simonsdr, een poorteres van Amsterdam, had zich wekenlang schuilgehouden omdat ze bang was ervan beschuldigd te worden dat ze brieven naar Haarlem te hebben geschreven via een zekere Truijtgen. Marritge Jansdr werd in april 1573 opgepakt op verdenking van briefsmokkel. Dat inmenging van vrouwen in de Amsterdamse gebeurtenissen verder ging dan alleen briefsmokkel ligt voor de hand. Vrouwen reisden in deze periode vrijelijk rond voor handel of zaken, of om familie te bezoeken. Dat bood een goede dekmantel voor andere activiteiten. Zo verbleef de Lijsbeth uit het verhoor van Ael Jacobsdr bij een zekere Jannye Gryen, een appelverkoopster; vermoedelijk deed Lijsbeth zich zelf ook voor als handelaarster. Marritge werd ervan verdacht een vaste route te reizen tussen Haarlem en Utrecht, met Amsterdam als tussenstop. Grietgen was toen ze werd aange-houden onderweg van Weert naar Leeuwarden. Intrigerend is de rol van een zekere Elbrich Cornelisdr, die vanuit Emden in Oost-Duitsland opereerde. Zij correspondeerde veel met de rijke graankoopman Claes Overlander, die in 1574 voor drie jaar werd verbannen uit de stad omdat hij op grote schaal opruiende brieven en liedjes zou heb-ben verspreid. Tijdens zijn verhoor bleek de schout zeer geïnteresseerd in de briefwisseling tussen Overlander en Elbrich. Overlander hield vol dat zij zijn zaakwaarnemer was in Emden, maar de schout dacht overduidelijk dat er meer aan de hand was.
Op hun woord geloofd
De Amsterdamse magistraat had goede redenen om wantrouwend te staan tegenover het briefver-keer tussen de geuzensteden en Amsterdam. De brieven die de stad werden binnengesmokkeld waren lang niet altijd onschuldige epistels van echtelieden of zakenpartners met huishoudelijke of zakelijke mededelingen. De opstandelingen bombardeerden de Amsterdamse stadsbevolking met propagandabrieven en opruiende liedjes. Deze handgeschreven uitingen waren erop gericht de Amsterdammers op te jutten zich tegen het stadsbestuur te keren en zich aan te sluiten bij de opstand. Eenmaal binnen de stad werden de brieven gekopieerd en verder verspreid, zoals ook blijkt uit het verhaal over de graankoopman Claes Overlander.
Ondanks de verdenkingen van de schout en het relatief grote aantal vrouwen dat werd opgepakt werden ook in Amsterdam weinig vrouwen daadwerkelijk gestraft. Veelal werden ze op hun woord geloofd, hoe onwaarschijnlijk hun verklaringen ook waren. Marritge Jans had alleen maar kleding en voedsel naar haar broer gebracht, beweerde ze; en dat ze in geuzenstad Haarlem woonde, was toeval. Ze had zich daar gevestigd omdat ze dacht dat de stad nog in handen van de koning was. Zelfs Grietgen Pietersdr, die op heterdaad met haar pakket brieven was betrapt, kwam vrij door te beweren dat ze die ergens vlak buiten de stad ogrond had gevonden. Volckgen Simonsdr werd wel gestraft, maar dat was voor het feit dat ze een verboden boek in bezit had.
Ook de drie vrouwen die in mei 1573 werden opge-pakt, bagatelliseerden hun rol. Lijsbeth Harmans en Neel Heyndrix beweerden dat ze op de Kadijk een vrouw met twee kinderen in een schuitje had-den zien zitten. Deze had kortaf ‘neen’ geantwoord toen haar werd gevraagd of ze naar Alkmaar ging. Daarna waren de twee teleurgesteld afgedropen. Trijn Thonis was alleen maar de Haarlemmerpoort uitgegaan om een mand kleding naar haar bleekster te brengen, zei ze, en daar was ze toevallig Lijsbeth tegengekomen. Dat het wel erg toevallig was dat Trijn een half jaar eerder via dezelfde Lijsbeth een brief naar Alkmaar had gestuurd, kwam ongetwijfeld bij de schout op, maar bewijzen kon hij niets. Trijn Thonis en Neel Heyndrix kwamen er met een waarschuwing van af. Alleen Lijsbeth Harmans werd gestraft. Zij mocht een jaar lang de stad niet verlaten zonder eerst toestemming van de schout te hebben verkregen.
Beeld: Op een kerkraam uit 1619 wordt het 'Triomferend Alkmaar' wel afgebeeld als vrouw. Rijksmuseum Amsterdam
Delen: