Voetbal daalt, hockey stijgt
Amsterdam staat negentiende op de ranglijst van succesvolste voetbalgemeenten in Nederland. Dat is niet slecht, want het is twee plaatsen boven Rotterdam, maar voor de thuisstad van het trotse Ajax is het toch een wat magere score. Hebben de lokale voetbalclubs wel genoeg leden? Of hockeyen Amsterdammers tegenwoordig liever?
Amsterdam is een stad van uitersten in het voetbalgebeuren, zo ontdekten sociaal-geografen van de Universiteit Utrecht die in 2002 een ranglijst van succesvolste voetbalgemeenten opstelden. De onderzoekers keken niet alleen naar het succes van de lokale profclub en het aantal in de gemeente geboren internationals, maar ook naar het peil van het amateurvoetbal. Op de eerste twee aspecten scoort Amsterdam goed. Al decennia lang speelt Ajax in de hoogste regionen van het profvoetbal. Bovendien is Amsterdam de geboorteplaats van tal van meervoudig internationals: Johan Cruijff, Ruud Gullit, Dennis Bergkamp, Patrick Kluivert en vele andere voetbalhelden.
In het amateurvoetbal echter presteert Amsterdam beduidend minder. Op dat vlak wordt de hoofdstad van het land geklopt door onbeduidende gemeenten als Groesbeek of Heerjansdam, als de voetbalresultaten zijn gecorrigeerd naar het aantal inwoners. Conclusie: een grote groep voetballers in Amsterdam speelt een matig partijtje, terwijl een relatief kleine maar uiterst getalenteerde groep Amsterdam de top-20 van de ranglijst binnenschiet.
Geen arbeiderssport meer
Wie zijn eigenlijk die amateurvoetballers? Het zijn vooral jongens en mannen, dat zal niet verrassen. Slechts één op de tien voetballers is vrouw, waarbij vrouwen meestal aan zaalvoetbal doen. Wél verrassend is dat voetbal vooral wordt beoefenend door mensen met een gemiddeld inkomen. En dat terwijl deze sport vanouds als een typische arbeiderssport bekendstaat. Het blijkt echter dat mensen met een lager en hoger inkomen vooral aan fitness doen.
De belangstelling voor voetbal in Amsterdam staat hierdoor onder druk, want het zijn juist de middeninkomens die het vaakst de stad verlaten. Wel blijven ze dan soms nog voetballen in hun oude stad. Bijna één op de vijf Amsterdamse voetballers komt elke zaterdag of zondag van buiten de stad. Gunstig voor het peil van het voetbal in Amsterdam is wel weer dat Turken en Marokkanen bij uitstek liefhebbers van de voetbalsport zijn. Voorlopig echter zijn deze etnische groepen een stuk minder sportief dan witte Amsterdammers, waardoor deze potentiële liefde nog niet veel zoden aan de dijk zet.
Met het voetbal in Amsterdam gaat het dan ook niet goed. Een derde van de clubs kwakkelt. Sinds eind jaren zeventig is het aantal voetbalteams dat competitie speelt, met maar liefst veertig procent afgenomen. Een sterke stijger daarentegen is hockey. Het aantal hockeyteams dat in competitieverband speelt, is in diezelfde periode juist verdubbeld.
Hoe zijn deze trends te verklaren? Amsterdam wordt steeds meer een stad van lagere en hogere inkomens. Onder die hogere inkomens, vooral in Centrum en Zuid, is hockey traditioneel de favoriete sport. Verder liggen veel sportvelden tegenwoordig aan de rand van de stad. Voetbalclubs hebben daaronder te lijden, maar hockeyclubs met velden op de grens van de stad trekken juist extra leden uit nabijgelegen rijkere gemeenten als Amstelveen, Badhoevedorp en Landsmeer. Een laatste factor zou kunnen zijn – maar dit is slechts een hypothese – dat witte ouders hun kinderen graag naar een overwegend witte sportvereniging sturen, vergelijkbaar aan de witte vlucht in het onderwijs. Hockey is dan een voor de hand liggende keuze.
Zo blijkt de sportdeelname nauw samen te hangen met de sociale samenstelling van de stad. Gaat de verkleuring van de Amsterdamse samenleving het voetbal de nekslag toebrengen, of krijgt deze sport in de toekomst juist de wind in de zeilen door het groeiende aantal Turken en Marokkanen dat gaat voetballen? Dat antwoord laat nog even op zich wachten.
Tekst: Hansje Galesloot
Foto: Stadsarchief
Oktober 2004
Delen: