Verzetsvrouw Frieda Belinfante en de aanslag op het Bevolkingsregister

Op 27 maart 1943 pleegt het verzet een gedurfde aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister. Negen mannen, verkleed als politieagenten, dringen het gebouw aan de Plantage Kerklaan binnen en steken het in brand. Het initiatief voor deze overval komt van Frieda Belinfante; Joods verzetsstrijder, cellist en een van de eerste vrouwelijke dirigenten van Nederland.

De oorlog breekt uit op Frieda’s 36ste verjaardag. Ze logeert dan bij vrienden op Texel, die haar ’s ochtends wakker maken met taart en gezang. Als het ‘Lang zal ze leven’ overstemd wordt door het geronk van Duitse bommenwerpers, begrijpt Frieda meteen wat er aan de hand is. Halsoverkop keert ze terug naar Amsterdam, waar ze hoort dat haar jongere broer Bob zelfmoord heeft gepleegd. ‘Liever dan de Gestapo in handen te vallen [heb ik] afscheid genomen van deze wereld,’ schrijft hij in zijn afscheidsbrief.   

Net als Bob maakt Frieda zich geen illusies over wat de Nederlandse joden te wachten staat. Ze beweegt zich in een klein Amsterdams wereldje van kunstenaars en artiesten, waar ze al vroeg in contact komt met uit Duitsland gevluchte muzikanten. Van hen hoort ze hoe Joden in Duitsland stap voor stap van het openbare leven werden uitgesloten. Zoiets zal in Nederland ook gebeuren, beseft Frieda, en ze besluit het niet af te wachten. Ze roept als dirigent haar muzikanten bij elkaar en verklaart onomwonden: ‘Jongens, we hebben geen orkest meer. (...) Ik verdraag geen decreten en verboden. Als je de eerste stap accepteert, omdat het eigenlijk niet zoveel kwaad kan, volgt de tweede stap en de derde, en voor je het weet ben je medeplichtig.’ 

Jarenlang is ze bezig geweest voet aan de grond te krijgen als dirigent – in de jaren dertig voor vrouwen geen voor de hand liggend beroep – en juist op het moment dat dat lijkt te gaan lukken, moet ze het allemaal opgeven. Het kan haar niets schelen. Als de oorlog uitbreekt is Frieda op slag niet meer bezig met haar carrière. Ze voelt vooral ‘woede, onbegrip en de drang om iets te doen, en tegelijkertijd die vreemde opwinding over alles’. 

Om het halfuur een noot 

Lange tijd leek Frieda voorbestemd voor een carrière als cellist. Dat was het plan van haar vader, de Joodse pianist Aron Belinfante. De Belinfantes woonden in het welgestelde, artistieke deel van Amsterdam Zuid, en Frieda had daar een beschermde jeugd. Ze maakte wandelingen met haar kindermeisje of speelde slagbal op het pleintje voor het Stedelijk Museum. En natuurlijk volgde ze muzieklessen. Aron had bepaald dat zijn vier kinderen allemaal een instrument moesten spelen, zodat zij samen een ensemble konden vormen. Voor Frieda koos hij de cello.  

Ze bleek talent te hebben, en na de ULO werd ze aangenomen op het Amsterdamse conservatorium. Het geld dat ze verdiende met lesgeven, spendeerde ze aan privélessen in Brussel en Parijs. Toch had ze nooit de ambitie om als solist op de grote Europese podia te staan. Ze kon mooi spelen, haar toon klonk volgens recensenten bijna ‘als een menselijke stem’, maar ze wist dat ze nooit een perfecte techniek zou hebben.  

Haar handen waren eigenlijk te klein voor de grote cello. Een echte carrière kwam nauwelijks van de grond en in de jaren twintig verdiende Frieda haar geld met duizend-en-een schnabbels: ze was typiste voor het Rijksmuseum, gaf celloles en speelde af en toe wat voor de VARA-radio. Soms verzorgde ze in de Stadsschouwburg de entr'acte muziek. Ze zat dan met een orkest onder het podium en ‘speelde om het half uur een noot’. Erg uitdagend was het allemaal niet. 

In deze periode woonde Frieda samen met pianiste en componiste Henriëtte ‘Jettie’ Bosmans. Frieda had als kind al beseft dat ze op vrouwen viel. Voor haar vrijzinnige omgeving was het geen groot probleem. Men sprak er simpelweg niet over. ‘Vraag me maar niks, want ik vertel je toch niks,’ zei Frieda tegen haar moeder, als die informeerde naar haar ‘vriendschap’ met Jettie. Terwijl Jettie in de woonkamer studeerde, verdiende Frieda het geld. Ze ontdekte haar talent voor dirigeren en richtte in 1938 haar eigen Klein Orkest op – het orkest dat ze nog geen twee jaar later zo principieel weer zou ontbinden.  

 

Verder lezen? Dit artikel verscheen in ons meinummer van 2023, dat is hier te bestellen.

Ontdek Ons Amsterdam

Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?

Abonneer je Arrow right Geef cadeau Arrow right

Frieda Belinfante, tweede helft jaren 1920 / Joods Museum

Delen:

Dossiers:
Amsterdammers
Editie:
Mei
Jaargang:
2023 75
Rubriek:
Voorproefje
Tijdperk:
1900-1950