Van Meelhal tot Amazing Oriental
In 1615 bouwde Hendrick de Keyser een Meelhal op de Nieuwmarkt. Lange tijd functioneerde het pand als een van de eerste bedrijfsverzamelgebouwen van Amsterdam.
Toen Amsterdam eind zestiende eeuw aan de oostkant werd uitgebreid werd de oude Sint Anthoniespoort overbodig als stadspoort. Het water rond de poort werd gedempt, en in 1614 werd er een plein aangelegd dat bekend werd als de Nieuwe Markt of de Ooster Markt. De extra ruimte kwam goed van pas, niet alleen voor woningbouw maar ook voor de aanleg van een hal voor de handelaren in meel.
Zij hadden van oudsher een standplaats rond de Zuiderkerk. Rond 1613 was hun aantal zozeer toegenomen dat een verzoek aan de Raad werd gericht om op de Nieuwe Markt gebouwtjes te zetten zodat de handel bij slecht weer kon doorgaan. De stad besloot tot een meer solide oplossing: de bouw van een Meelhal. De opdracht ging naar stadsbouwmeester Hendrick de Keyser.
In 1615 was de bouw voltooid: een smal gebouw met een lange gevel met daarvoor een open galerij, die liep van de hoek van de Kloveniersburgwal tot de hoek van de Sint Antoniesbreestraat. Het had één verdieping en daarboven een zolder met een fraaie gestileerde top in de gevel. Het pand kreeg de bijnaam ‘Het Hekje’, wellicht vanwege de open galerij.
De Keyser bouwde in die jaren meer van zulke nuttige gebouwen. Veel ervan hadden dezelfde opzet: een rechthoekige plattegrond, één of twee verdiepingen, bakstenen gevels verlevendigd met sierstenen en pilasters. De Meelhal leek op de in dezelfde tijd gebouwde gildenkamers naast de Munttoren, de vleeshallen op de Herenmarkt en Westermarkt en het Korenmetershuis aan de Nieuwezijds Kolk, waar recent de redactie van dit blad is ingetrokken.
Het ontwerp maakte deel uit van een groter plan voor het nieuwe plein. De stad bepaalde dat wie een huis wilde bouwen op de percelen aan de andere kant van de Sint Antoniesbreestraat daarvoor een door Hendrick de Keyser gemaakt plan kreeg. Zo zou de zuidkant van het nieuwe plein een mooie eenheid in de gevelwand krijgen.
Goochelaar en straatartiesten
Om onduidelijke redenen werd de Meelhal slechts korte tijd als zodanig gebruikt. In januari 1616 werd besloten dat ‘die woninge boven de galerije’ zouden worden verhuurd. Het ruime pand werd een waar ‘bedrijfsverzamelgebouw’, waar tientallen kleinere ambachtslieden zouden werken en wonen.
Zo vestigde Paulus Aertsz. van Ravesteyn er in dat jaar een boekdrukkerij. Zijn faam dankte hij vooral aan het drukken van de Statenbijbel. In dezelfde tijd zou een gezelschap van straatartiesten in de Meelhal woonruimte hebben gehuurd, onder wie een koorddanser en een Engelse goochelaar die optrad onder de naam ‘Ocus Bocus’.
Vanaf 1656 was in het pand ook nog een rooms-katholieke kerk gevestigd, geleid door pastoor Theodorus Bourlet uit Weert. Hij huurde er tevens woonruimte, want na zijn overlijden werd Bourlet op 28 december 1696 vanaf de Nieuwe Markt naar de Oude Kerk gereden, waar hij werd begraven. In het begin van de achttiende eeuw werd zijn kerkje verplaatst naar de Barndesteeg.
In 1663 betrokken de schilder Bartholomeus van der Helst en zijn vrouw Anna du Pire een woning boven de voormalige Meelhal. Zij kenden de Nieuwmarkt goed, want tot 1660 hadden zij aan de overkant van de Anthoniesbreestraat gewoond, op Nieuwmarkt 19. Van der Helst was in 1663 een bemiddeld man, want hij betaalde jaarlijks het niet onaanzienlijke bedrag van 650 gulden aan huur. Blijkens een transportakte van 18 mei 1685 stond het huis toen bekend als ‘daer het Swarte paart uijthangt’.
Vanwege haar locatie aan het drukke marktplein was de oude Meelhal zeer geschikt voor horeca. Uitbater Laurens Isidore Barthez meldde in 1842 in het Algemeen Handelsblad dat hij het café ‘vanouds genaamd ‘Het Hekje’ had heropend als ‘Lokaal met Tapperij en billard’, waarbij de ‘Piano door eene bekwame hand zal worden bespeeld’. Van 1853 tot 1865 waren hier Hermanus Settels en later zijn weduwe Freerkje Settels-Smeding actief als tapper en ‘koffijhuishouder’. Settels had er in 1857 een ‘Inrigting, tot zuivering van de Rook en de Stiklucht, alsmede tot het aanbrengen van Versche Lucht’ laten maken. Hij meldde dit vol trots aan zijn dranklustige klanten.
Drie adressen
In 1871 werd de Stadsbrandweer gereorganiseerd. De brandweerposten op de Noordermarkt en in de Waag op de Nieuwmarkt kregen de functie van Hoofdwacht en dat betekende een uitbreiding van manschappen en materieel. In de Waag zat de brandweer al krap; men deelde de ruimte met een meubelmaker, Franciscus van Herpen. Bij de zoektocht naar een groter pand lieten B&W het oog vallen op de oude Meelhal.
In 1875 werd het pand voor 9000 gulden gekocht en gesloopt, waarna er een groot nieuw gebouw verrees naar ontwerp van architect J.W.F. van Schaik. Het werd een aan drie zijden vrijstaand blok van drie verdiepingen en een zolder, met afgeronde hoeken. Aan de bovenzijde kreeg de gevel een klassieke lijst met consoles en een balustrade, aan de Nieuwmarktkant een klassiek fronton waarin een klok, ‘zeer ten gerieve van de bewoners uit den omtrek’.
In het nieuwe pand werden de huizen Kloveniersburgwal 1 en Sint Antoniesbreestraat 2 opgenomen. Hierdoor had het feitelijk drie adressen: Kloveniersburgwal 1, Nieuwmarkt 27 en Sint Antoniesbreestraat 2. Dit leidde meer dan eens tot verwarring. G. Marchand & Zoon, handelaar in bedden, dekens en matrassen, plaatste in 1883 een advertentie waarin hij de geachte cliëntèle duidelijk maakte dat zijn adres was ‘St. Anth. Breestraat 2 en niet Nieuwe Markt’. De reden was dat ‘uit misverstand bestellingen niet bij hem zijn te recht gekomen en door concurrentie daarvan misbruik wordt gemaakt’.
Snuisterijenhandel en bierhuis
In het grote pand was het een komen en gaan van huurders, bewoners, ondernemers en uitbaters met uiteenlopende negotie. Barend Albek jr., agent van stoombierbrouwerij De Keijzer te Maastricht, begon in 1891 op Nieuwmarkt 27 het ‘Maastrichts Bierhuis’ ook bekend als het ‘Maastrichtse Koffiehuis’. Er waren al twee filialen op de Nieuwendijk.
Twee kasteleins van het café, Cornelis van der Meij en Johannes Treling, werden op 16 augustus 1897 failliet verklaard. Treling had de narigheid al zien aankomen en was met de noorderzon vertrokken: ‘zich bevindende buiten het Rijk in Europa’. Hun opvolger in het Bierhuis was A.J. Jansen, die behalve alcoholische versnaperingen ook honden verkocht. In 1901 was het Maastrichts Bierhuis van de Nieuwmarkt verdwenen.
Op de andere hoek, aan de Kloveniersburgwal, dreef Christiaan Schor in 1892 een meubelfabriek, opgevolgd door de snuisterijenhandel van Mozes David Stibbe en Co. en daarna door Abraham Ketellapper, die er vanaf 1900 aardewerk en serviesgoed verkocht. Een moderner bedrijf was Diamond Phonograph Co., dat vanaf 1903 de voorloper van de grammofoon verkocht.
In 1917 werd het complete blok te koop aangeboden. Het was de voorbode van een grote verandering. Architectenbureau Baanders kreeg in 1920 de opdracht tot een verbouwing tot bijkantoor van de Incassobank. De opening was op 15 mei 1922. De bank had één centrale ingang aan de Nieuwmarkt. De oude huisnummering bleef echter in alle onduidelijkheid voortbestaan.
Bargoens Woordenboek
Een van de bewoners van het deel Sint Antoniesbreestraat 2 in 1951 was Enno Endt, die Nederlands studeerde aan de UvA en later naam maakte als kenner van de dichter Herman Gorter. Zijn huis heeft waarschijnlijk model gestaan voor scènes uit het studentenleven in het boek Bij nader inzien van J.J. Voskuil uit 1963. Endt komt daarin voor als ‘David Grobben’.
Endt heeft tal van publicaties op zijn naam staan, waaronder het Bargoens Woordenboek uit 1972. Daarvoor deed hij onderzoek op de Nieuwmarkt en in de aanpalende straten en stegen, waarbij hij buurtbewoners en bezoekers ondervroeg over typisch Amsterdamse woorden en uitdrukkingen.
De Incassobank werd in 1948 onderdeel van de Amsterdamsche Bank en ging daar in 1956 volledig in op. De bank verliet de Nieuwmarkt, waardoor er weer ruimte vrijkwam voor andere bedrijven. In 1968 kwam er een huurder in het pand wiens naam toen al een begrip was: Leopold Sailvin Horn.
Leo Horn was na zijn schoolopleiding gaan werken bij de Joodse textielfirma Lehman & Co. Hij overleefde in onderduik de oorlog, zat in het verzet, en begon in 1948 zijn eigen succesvolle textielgroothandel. Daarnaast werd hij een internationaal gewaardeerde voetbalscheidsrechter met een legendarisch gezag, leidend tot de gevleugelde uitdrukking: ‘Wie niet Horn wil, moet voelen’.
Piet Keizer
In zijn magazijn op Nieuwmarkt 27 werkte een al even beroemde medewerker: Piet Keizer, de befaamde linksbuiten van het roemruchte Ajax van eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Na de successen in de Europacup kon Keizer het zich financieel veroorloven om het magazijn van Leo Horn definitief te verruilen voor de trainingsvelden van Ajax. Op de Nieuwmarkt was Leo Horn de laatste in een lange rij van Joodse textielhandelaren.
Na Horn kwam er in 1986 een handel in het pand die prima aansloot bij het Chinese karakter van de Nieuwmarkt, de Zeedijk en omgeving: China Import, tegenwoordig Amazing Oriental, een supermarkt die producten uit diverse oost-Aziatische landen verkoopt. In de 200 m² grote winkel lopen smalle gangpaden tussen de hoog opgetaste voedingsmiddelen, serviesgoed en keukengerei.

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer je
Delen: