Van Gasthuiskarretje tot traumahelikopter

In 1906 zorgt de Amsterdamse apotheker dr. C.W.A. Essers voor een primeur door zieken te vervoeren met een automobiel van het Haarlemse merk Altena. Toch verdwenen de Gasthuiskarretjes en rijwielbrancards niet direct uit het straatbeeld. Maar de opmars van de auto was niet te stuiten. Een groot aantal particuliere ondernemers bood een breed scala aan ambulances. Een klein overzicht. Van slachtoffertransport tot ambulancehulpverlening.

“Ziekenvervoer in speciaal daarvoor ingerichte rijtuigen,” adverteert dr. C.W.A. Essers in het maandblad voor Ziekenverpleging uit 1906. De apotheker en doctor in de scheikunde, vooral bekend door het leveren van complete ziekenhuisinrichtingen, start een jaar eerder met ziekenvervoer in een in Duitsland aangeschafte paardentractie-ambulancewagen met achterin plaats voor een brancard, stoelen en een noodapotheek.

Essers bezorgt Amsterdam in 1906 de landelijke primeur van een ambulanceauto. Deze met benzinemotor aangedreven auto van het Haarlemse merk Altena was voorzien van een brancard met vering en kon een maximumsnelheid halen van 50 kilometer per uur. Twee jaar later laat de ambitieuze apotheker bij de Amsterdamse firma Trompenburg een Spyker-ambulance bouwen, die bij internationale beurzen regelmatig in de prijzen zal vallen. Als Essers zijn bedrijf in 1910 omzet in de N.V. Nederlandsche Auto-Ziekenvervoer Onderneming (NAZO) v/h Dr. C.W.A. Essers, heeft hij acht kentekens op zijn naam staan.

Gasthuiskarretjes

De komst van professioneel ziekenvervoer komt internationaal gezien in ons land pas laat op gang. Zo ook in Amsterdam waar het een openbare ordetaak van de politie was om gewonden van de straat met gasthuiskarretjes en radarbrancards ‘te transporteren’ naar ziekenhuizen, gemeente-artsen of apotheken. Pas in 1901 neemt de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst (GGD) deze taak over.

De verplegers van de GGD worden in de beginjaren de straat opgestuurd op rijwielbrancards van Simplex. Twee jaar later zet de GGD zijn eerste rijtuig in: een paard en wagen, speciaal bestemd voor besmettelijke ziektes. En in 1909 worden in navolging van de innovatieve, particuliere ziekenvervoerders twee elektrische ambulances besteld bij de Nord-Deutsche Automobil und Motoren Fabrik in Bremen. Pas in 1914 koopt de dienst zijn eerste benzineauto.

Met de onstuitbare opkomst van de auto verdwijnen ook de wagens met paarden uit de garages van de ziekenvervoerders. In tegenstelling tot de rest van Nederland wordt in Amsterdam het ziekenvervoer niet louter aangeboden door garagehouders op zoek naar neveninkomsten maar ook door een groot aantal ondernemende pioniers met een verleden in de gezondheidszorg. Waarbij in de beginjaren opvallend veel ondernemingen een sterke voorkeur hebben voor Amsterdam-Zuid als vestigingsplaats.

Waarschijnlijk speelt de grote artsendichtheid in deze buurt daarbij een belangrijke rol. Sommige ondernemingen is overigens geen lang lot beschoren. Zoals de Auto Ziekenvervoer Nederlandsche Industrie en Transport Maatschappij (1928-1931) en Ziekenvervoer Welting & Co (1952-1953).

Studebaker en Oldsmobiles

De in totaal dertien particuliere ziekenvervoerders die Amsterdam heeft geteld, verrijken het straatbeeld met een fraai wagenpark. Rond 1930 is bij zowel de GGD als particuliere ziekenvervoerders als de NAZO en de Eerste Particuliere Model Ambulance (EMPA) de Studebaker in gebruik. Het wagenpark van de EMPA bestaat in die jaren verder uit twee Oldsmobiles en een Ford Taunus. Garagehouder Verhagen knapt in zijn Stadiongarage een tweedehands Ford op voor zijn Ziekenvervoer Verhagen (ZVV).

Volgens hardnekkige geruchten uit de branche laat Verhagen zijn ambulance vaak doelloos rondrijden om bij zijn concurrenten de indruk te wekken dat hij een drukke praktijk heeft. Veenstra Ziekenvervoer, dat door verpleger G. Veenstra in 1946 is gestart, rijdt in een tweedehands Oldsmobile die hij heeft gekocht van de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Later komen daar een Austin A70 en een Hudson-Rambler-stationwagen bij.

In 1920 neemt de GGD ook een ambulanceboot in gebruik. De dienst schaft in 1939 met het oog op de naderende oorlogsdreiging ook een Dodge-ambulance met rampenaanhangwagen aan, inzetbaar bij massaongevallen en andere calamiteiten. Deze combinatie wordt in dienst gesteld bij de inrichting van de Luchtbeschermings Geneeskundige Dienst. In de laatste jaren van de bezetting worden veel ambulances door de Duisters gevorderd, of kunnen bij gebrek aan brandstof niet meer uitrijden. De Packard van EMPA wordt omgebouwd en voorzien van een aanhanger met gascilinders. Ook nemen de ziekenvervoerders uit nood weer de oude bespannen rijtuigen in gebruik.

Van Cadillac tot Chevrolet

Na de bevrijding keren een aantal gevorderde ambulances terug in Amsterdam. Dankzij het Rode Kruis en de Marshallhulp komen ook voormalige legerambulances, zoals de massaal geproduceerde Engelse Austin, ter beschikking. Tegelijkertijd merken alle vervoerders de gevolgen van de in 1941 ingevoerde Ziekenfondswet. Nu fondsverzekerde patiënten recht hebben op vervoer is er aan werk geen gebrek.

Een aantal partijen komt tot de conclusie dat er naar Rotterdams voorbeeld behoefte is aan onderscheid tussen klinisch en poliklinisch ziekenvervoer. In 1957 gaan Veenstra Ziekenvervoer, ZVV en de EMPA/NAZO v/h Essers op in het Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam (ZVA). ZVA zal gesteund door de Amsterdamse ziekenfondsen een prominente rol gaan spelen. Waarbij de hoopvolle wederopbouw wordt weerspiegeld in schitterende ambulances, van Cadillac tot Chevrolet.

Gouden koets

Een status aparte had de in 1962 door de Friese carrosseriebouwers geleverde Mercedes-Benz 300D van ZVA. Deze ambulance met de bijnaam ‘de Gouden Koets’ wordt in de garage afgedekt met beschermende lakens, mag alleen door de eerste chauffeur worden bestuurd en wordt wekelijks van binnen en buiten grondig schoongemaakt met extra veel aandacht voor al het blinkende chroom. In vergelijking met deze wagen zijn de Citroën-ambulancebusjes (model koekblik) maar grauwe, trieste verschijningen in de straten van de stad.

De Amsterdamse ambulancewereld wordt in de jaren 70 gedomineerd door Mercedes. Van het voormalige Hanomag-busje tot de Mercedes-Benz 240D. Maar in 1977 verschijnen er nieuwe ambulances in de stad: de omgebouwde bestelbusjes Chevrolat G30, Chevrolat Superior en Chevrolat Vanguard A20. En in 1994 wordt de laatste witte ambulance aangeschaft, de ambulances krijgen vanaf dan een nieuwe kleur: signaalgeel.

In 1995 gaat het ambulancepersoneel de lucht in. Er start een geslaagd experiment met een traumahelikopter. Een traumateam kan dankzij de helikopter snel hulp bieden bij ernstige verkeersongevallen of andere levensbedreigende incidenten. De traumahelikopter, met als standplaats het heliplatform op het VU-ziekenhuis, is inzetbaar in een gebied van 50 kilometer rond Amsterdam.

Tekst: Peter de Brock
Foto: Frans Busselman/Stadsarchief
November-December 2007

Delen:

Editie:
December November
Jaargang:
2007 59
Dossiers:
Vervoer
Rubriek:
Verhaal
Tijdperk:
1900-1950 1950-2000