Het Amsterdamsch Conservatorium werd in 1884 gesticht door de toenmalige beroemheden Julius Röntgen, Frans Coenen en Daniël de Lange. De studenten en hun docenten musiceerden lang op de Keizersgracht, maar kregen in 1933 een gloednieuw gebouw in de Bachstraat. Het onderwijs beperkte zich nadrukkelijk tot de klassieke muziek. “Producten van muzikale mode-stroomingen als jazz in zijn verschillende gedaanten, hooren in een conservatorium niet thuis.”

Maar na de Tweede Wereldoorlog nam de populariteit van die vermaledijde jazz alleen maar toe en wonnen ook pop en andere stijlen aan populariteit. Zijn knopen tellend besloot het bedaagde Amsterdamsch Conservatorium daarin in 1976 samen te gaan met de vakopleiding van het Haarlemse Muziekschool Conservatorium en met de Vereniging Muzieklycea, opleidingen met minder kapsones en met meer oog voor nieuwe ontwikkelingen. De nieuwe instelling ging Sweelinck Conservatorium heten en verhuisde in 1984 naar de Van Baerlestraat. In 1998 volgde een laatste fusie: nu met het jonge Hilversums Conservatorium. Sindsdien is de naam: Conservatorium van Amsterdam.

Rijkspostspaarbank

Het gebouw Van Baerlestraat 27, waarin het conservatorium in 1984 zijn intrek nam, werd voor een heel ander doel gebouwd. Opdrachtgever was de Rijkspostspaarbank, een instelling die in 1881 was begonnen om de spaarzin van de ‘gewone Nederlander’ te bevorderen. Toen de bank een grote vlucht nam en dus de centrale administratie steeds omvangrijker werd, moest er een speciaal voor dit doel ontworpen Directiegebouw komen. Dat mocht best aan de stadsrand liggen, vond directeur Kerdijk, want dit kantoor had geen publieksfunctie. De klanten konden immers met hun spaarboekje terecht bij het postkantoor om de hoek.

Dus werd in 1987 een terrein gekocht in de Van Baerlestraat, tussen de Jan Luijkenstraat en de Paulus Potterstraat. Daar verrees het Directiegebouw, ontworpen door rijksbouwmeester Daniël Knuttel Hij deed zijn best het gebouw een eenvoudige en degelijke uitstraling te geven: het moest duidelijk zijn dat de bank het spaargeld niet over de balk gooide. Toch moest het, als directiekantoor, ook enige allure hebben. Daarom werd het voorzien van enige torentje en puntgeveltjes. Bij de oplevering in 1901 prezen de kranten vooral het vele licht dat door de hoge boogramen en glazen tussenramen tot de kantoorlokalen doordrong.

Om het voor zijn eigen doeleinden geschikt te maken, bracht het conservatorium na 1984 in al die statige hoge zalen en gangen tussenvloeren en systeemplafonds aan. Daarmee werd het pand bruikbaarder, maar niet mooier. Bij de aanstaande verbouwing van het pand door architect André van Stigt tot onder meer hotel (project Stradivarius) wordt het pand gelukkig in oude glorie hersteld.

Tekst: Peter-Paul de Baar
September 2008