Maandagavond [26 juni 1916]

In de zaak [kapsalon Van Velsen Freres, de de Galerij van het Paleis voor Volksvlijt -- red.] gaat het totaal mis. Juffrouw Annie wil niet blijven als Dora blijft, dat begrijp ik er wel uit, en Juffrouw Dora beweert dat het haar alleen om te doen is geweest haar uit haar betrekking te dringen. Moet ik dat gelooven?

Wat te doen? Juffrouw Annie weg laten gaan zou niet erg slim zijn, dan zou ze in een andere berekking al onze geheimen op zakengebied verklapen en dan zij is de grootste kracht ik zou zonder haar niet weten wat te beginnen.

En Juffrouw Dora wegsturen? Maar wie krijg ik ervoor in de plaats? Zij doet soms domme dingen, dat is waar, maar ze is in ieder geval eerlijk en zij doet haar best. En dan indien ze gelijk zou hebben dat het Juffrouw Annie te doen is haar eruit te dringen, wanneer dat dan gelukte zou het onrechtvaardig zijn tegenover Dora. Ik weet niet meer wat te gelooven, ik vertrouwde Annie altijd, maar mijn vertrouwen in de menschen is zoo dikwijls geschokt dat ik haar nu ook begin te wantrouwen.

Vanavond vervuld van al die ellende ga ik naar huis, van plan het geval aan Pa en Moe uit te leggen, edoch Pa doet op mijn schellen open, ik zie dadelijk aan zijn slaperigen blik dat hij weer een glaasje bitter te veel gedronken heeft, en ik zeg niets. Moe en ik zijn de honden uit gaan laten en onderwijl heb ik Moe het geval uitgelegd. Zij wist ook niet wat te doen. Mijn eenige hoop op goeden raad is nu op [broer] Arnold gevestigd. Ik zal hem morgenochtend alles uitleggen.

Toen ik bemerkte dat Pa weer te veel gedronken had, bedacht ik met schrik dat Mijnheer en Mevrouw Evers vanavond zouden komen kaarten. Ik weet niet of ik op dat punt niet wat al gevoelig ben, maar wanneer Pa in zoo'n toestand verkeert en er komt visite dan lig ik op den pijnbank. Als hij dan zoo onbeleefd tegen de menschen doet of maar gaat zitten tegen te spreken, dan geneer ik me voor hem, dan zou ik mijlen ver willen zijn, dat ik dat maar niet hoorde en zag. Het is zoo lang goed gegaan, hij dronk zelfs in geen maanden meer bitter, maar den laatsten tijd bemerkte ik wel dat het weer mis was. O God! Als ik dat bij al mijn andere zorgen ook weer mee moet maken, dat precies als indertijd altijd het geval was, ik schrok als er iemand bij ons kwam, omdat Pa nog niet thuis was, of wanneer hij thuis was onder een gesprek bijna in slaap viel, dan weet ik niet meer hoe dit alles uit te houden."

Zondag 2 Juli 1916

Wij hebben vanmiddag in het Paleis [voor Volksvlijt, Frederiksplein -- red.] gedineerd, Pa, Moe en de twee onden. Daar ik met [nieuwe vriendin] Germaine naar Haarlem ben geweest en Moe naar Broek was gegaan, had niemand het eten opgezet en zijn wij dus maar in het Paleis gaan eten. Ik ben ook nog even bij Oom Jan geweest en trof het precies dat hij nog op was, wat is die man verouderd, ik zeide hem natuurlijk dat hij er best uitzag.
[Broer] Arnold is gisterenmiddag vertrokken, zoo juist hebben wij twee kaarten van hem ontvangen, een voor Pa en Moe en een voor mij.

Germaine bevalt mij al meer en meer, wij hebben ons dan ook best geamuseerd en hebben een mooie wandeling in het Groenendaalsche Bosch gemaakt. Ik had vandaag voor het eerst een voile om en gevoelde mij in het begin zoo vreemd, doch nu ben ik er al helemaal aan gewend. Als er weer wind is, doe ik weer een voile om, dan blijft mijn haar beter zitten.

Met Pa gaat het nu ook weer goed: hij drinkt gelukkig weer vermouth en geen bitter dat is een pak van mijn hart. Als het nu in den zaaak ook maar zo blijft. Juffrouw Annie en Dora zijn weer goed op elkaar. Voor hoe lang?"

Woensdag 5 Juli 1916

Gisterenavond om acht uur kwam Germaine mij halen, zeggende dat haar vader niet wilde dat zij naar Het Kalfje [café-restaurant aan de Kalfjeslaan bij de Amstel – red.] ging fietsen, omdat het op die weg te druk was en of ik nu mee wilde met de boot naar 't Kalfje; haar vader en moeder zouden dan later ook komen,hetgeen ik ook goed vond. Zoo vertrokken wij dus met de boot van half negen,doch zijn bij Rozenoord [kwekerij bij huidige Rozenoordbrug – red.] reeds uitgestapt en verder gaan wandelen.

Onderwijl vertelde Germaine mij dat Deppe het altijd zoo druk over mij had. Hij had tegen haar gezegd: Annie van Velsen, dat is een aardig meisje, daar zit 'spirit' in, zij doet de geheele boekhouding en correspondeert in fransch, duitsch en engelsch. Ik hoorde er vreemd van op, zooals altijd wanneer ik verneem dat er achter mijn rug met lof over mij gesproken wordt. Germaine voegde er nog aan toe: Je croyais certainement qu'il était amoureux de vous! Ongeveer hetzelfde wat Elly onlangs over Deppe tegen mij zeide: Hij heeft geloof ik nogal met je op, want hij stond je zoo na te kijken toen je langs kwam.

Zou er toch werkelijk iemand wat om me geven? Maar waarom nu geen ander? Juist iemand waar ik nooit van zal kunnen houden, tenminste wat ik onder van iemand houden versta."

Vrijdag 7 Juli 1916

Juffrouw Annie is ziek, dus moet ik nu meer dan gewoonlijk in den zaak zijn, we hebben het den geheelen dag druk met uitpakken gehad, maar dat is nu voor een paar dagen niet meer noodig.

Van de week ben ik met Moe naar de Bonneterie geweest en heb daar een grijs tussoi mantelcostume gekocht. Daar er nog iets aan veranderd moet worden, komt het Zaterdag thuis. Ik geloof dat het mij goed staat.

Ik hoop maar dat het Donderdag mooi weer is, dan zouden Germaine en ik naar Zandvoort gaan, dat vind ik wel aardig.

Wat ik nu weer van [broer] Arnold gehoord heb, is ook lang geen goed nieuws: de ruzie onlangs [van Juffrouw Annie] met Juffrouw Dora betrof hem. Wat een geluk dat ik Juffrouw Dora toen niet heb gezegd van weg te gaan, want zij had gelijk, en Juffrouw Annie is 'onbetrouwbaar'', om geen lelijker woorden te zeggen. Alweer in iemand teleurgesteld!"

Zaterdag 8 Juli [1916]

Wat ik eigenlijk te schrijven heb, weet ik niet, maar het is instinctmatig dat ik naar boven ben geloopen, mijn dagboek uit de lade heb gehaald en daar zit ik nu. Ik gevoel me te neerslachtig om geregeld iets te vertellen. Juffrouw Annie heeft keelontsteking en ze zal wel een week thuis moeten blijven. Zoo doende heb ik het nu druk. Arnold is om zes uur thuisgekomen tot Maandag. Ik geloof dat mijn neerslachtigheid wel enigszins aan hem te wijten is: als ik hem aankijk dan moet ik telkens aan allerlei dingen denken. [Zij speculeert over de gevoelens tegenover haar van broer Arnolds vrienden, en er was iets ten aanzien van Arnold dat kapsters Annie en Dora elkaar in de haren deed vliegen - red.] "

Maandag 10 Juli [1916]

Gisteren ben ik met Germaine naar Zantvoort geweest.

Woensdag 12 Juli 1916

Ik heb het den vorigen keer niet verder kunnen brengen dan tot een regel schrijven, daar Pa gevolgd door Henny eensklaps mijn kamer kwamen binnen stappen, om de goot die door mijn kamer loopt schoon te maken. Gelukkig kon ik juist bijtijds mijn boek in de lade sluiten, zoodat zij niet gezien hebben dat ik aan het schrijven was.
Vanochtend is er een nieuwe juffrouw gekomen daar Juffrouw Annie nog steeds ziek is, en ook uit voorzorg, wanneer Annie of Dora soms weg mochten gaan.

Vanmorgen belde ik Germaine op om te vragen of zij om vijf uur een eindje met me om wilde loopen, doch zij antwoordde dat het vandaag niet ging en deed heel geheimzinnig aan den telephoon, zeggende dat zij mij morgen de reden wel zou zeggen.
Ik ben er benieuwd naar.

Zaterdag 15 juli [1916]

Elken dag is er weer wat anders waar ik me zenuwachtig over maak en ik voel dan ook dat als het zoo doorgaat ik er ziek van zal worden. Juffrouw Annie is sinds Donderdag weer terug. Vanochtend komt Juffrouw Dora mij vertellen dat Juffrouw Annie gisteren tegen haar gezegd heeft: De menschen hebben mij gebid en gesmeekt te blijven, maar ik kan anders nog wel betrekkingen krijgen waar ik veel meer kan verdienen.
Als het waar is dat zij dit tegen Juffrouw Dora gezegd heeft, dan is zij een groote leugenaarster, want niemand heeft haar gesmeekt te blijven. En hierover moet ik nu juist opheldering vragen, lang geen prettig werk, want zij zullen natuurlijk weer tegen elkaar op gaan spelen. Ik wou dat ik goed en wel uit al die soesah was! Ik ben er helemaal zenuwachtig van geworden, van de week was het zoo erg dat ik waar Moe bij was ineens begon te huilen. Hoe er uit te geraken?

Zondag 16 Juli 1916

Vanochtend, toen ik de honden uit ging laten, lag er een brief en een kaart in den bus, ik zag dadelijk dat het een brief uit Hâvre was , doch aam Pa en Moe gericht, hetgeen mij verwonderde. Toen ik weer thuis kwam met de honden, bemerkte ik dat Moe de brief nog niet geopend had en deed ik het dit maar, ondanks de vreselijke pijn in mijn maag die ik weer had.

Hoe groot was mijn verbazing toen ik las, dat deze brief dienende eas om de verloving van Yvonne mede te delen met Monsieur Paul Haénis, docteur en droit et attaché du ministere de guerre, hum hum hum!!! en wanneer je dan zoals ik weet wat Yvonne is, dan is het een onaangename verrassing, dan zeg je dat heeft zij niet verdiend. En vooral nu ik van Arnold hoorde dat hij eergisteren nog een brief van haar heeft ontvangen , met een postscriptum: Je kunt me daar en daar terugschrijven als je me wat te schrijven hebt maar zet er vooral Yvonne op. Ik beklaag de 'docteur en droits' van harte als hij haar trouwt, en zal de familie dan ook maar geen felicitatiebrief schrijven maar eevoudig mijn kaartje.
Had ik nu ooit kunnen denken dat het eerste van de naamkaartjes die ik onlangs heb laten maken, zou afgezonden worden om Yvonne met haar verloving te feliciteeren?

Lees hier het vervolg van Annies dagboek.

Beeld: Het Paleis voor Volksvlijt. Stadsarchief Amsterdam/A. Jager.