Tussen Stadion en sintelbaan
Het Olympisch Stadion bestaat 75 jaar en de Stadionbuurt is ongeveer even oud, al ontleent ze haar naam aan een eerder stadion. De Stadionbuurt, vol architectonische hoogstandjes, hoort onmiskenbaar bij Oud-Zuid, maar is bepaald minder deftig dan de aangrenzende Apollobuurt. Er verandert veel, maar het stadion is er gelukkig nog.
We stappen uit bij het eindpunt van tramlijn 16, op de hoek van de Stadionstraat en het Stadionplein. De tram maakt hier een ‘eindlus’ om een huizenblok heen. Dit is het uiterste puntje van Plan-Zuid van H.P. Berlage. In 1917 werd zijn tweede plan – het eerste was in 1905 afgekeurd – door de gemeenteraad aangenomen, waarna de aanleg kon beginnen van achtereenvolgens de Rivierenbuurt, de Apollobuurt en de Stadionbuurt. Het grootste deel van de Stadionbuurt dateert uit de jaren 1930-1932.
We lopen het plein op, in de richting van de opvallende Citroëngarage. Aan onze linkerhand komt de Amstelveenseweg uit op het plein; de voortzetting van die weg is schuin rechts voor ons. De weg is bijna 700 jaar ouder dan de Stadionbuurt. Dwars over het Stadionplein worden momenteel tramrails gelegd, want tram 16 wordt zuidwaarts doorgetrokken tot het VU-ziekenhuis.
Als we rechtdoor langs de westkant van het Stadionplein lopen, passeren we allereerst het veelbesproken Portiershuisje (Stadionplein 18) van het Olympisch Stadion. Die naam is eigenlijk niet helemaal juist. Op de ontwerptekeningen van het stadioncomplex staat het nog aangegeven als postkantoor van het Olympisch Dorp. Kort na de Spelen werd het de woning van de hoofdopzichter van het stadionterrein, een functie die heel wat meer inhield dan portier. In de jaren dertig was de ex-militair C. Veen de beheerder, na de oorlog kreeg oud-sprinter Chris Berger die functie – en zo werd zijn dochter Elles Berger in 1956 de eerste ‘lady speaker’ van het stadion, alvorens ze doorbrak als VARA-tv-omroepster en trouwde met de bekende voetbal-coach Barry Hughes. In 1966 werd Berger afgelost door Marten Koper, die er als laatste opzichter bleef tot 1994.
Het huisje was de afgelopen jaren vaak in het nieuws, omdat het dreigde te moeten wijken voor nieuwbouw. Door de vasthoudendheid van de Stichting Olympia Sirene (SOS) en dankzij de bereidheid van de Amsterdamsche Maatschappij tot Stadsherstel om als nieuwe huisbaas op te treden, werd sloop op het nippertje voorkomen. Niet dat het huisje op zich nou zo indrukwekkend is, erkende de actiegroep, maar het is wél een schepping van de beroemde architect Jan Wils (1891-1972), die niet alleen het Olympisch Stadion ontwierp, maar ook alle bijgebouwen, als één ensemble. Uiteindelijk werd het huisje in maart 2002 45 meter naar het zuiden verplaatst. Er is nu een tentoonstellingsruimte in gevestigd en het kreeg een nieuwe naam: Olympiahuis.
Recht vooruit kijken we langs de gevels van twee witte gebouwen van autofabrikant Citroën. Allereerst de garage, uit 1964, en verderop de showroom, uit 1931, allebei ontworpen door alweer Jan Wils. Die staan op de plek van het Schermgebouw en het Krachtsportgebouw, die oorspronkelijk het voorplein van het Stadion (niet te verwarren met het grote Stadionplein) flankeerden, maar die al snel werden afgebroken.
Voor elk wat Wils
Voorbij de Citroëngarage, zien we rechts – een stukje van de weg af - het vermaarde Olympisch Stadion. Ervoor staat de ranke Marathontoren (42 meter), bekroond door de betonnen schaal waarin in mei 1928 het Olympisch vuur ontstoken werd. Het was baron F.W.C.H. van Tuyll van Serooskerken die de Olympische Spelen naar Amsterdam haalde. Hij richtte het Nederlands Olympisch Comité op en lobbyde jarenlang voor Amsterdam bij de internationale evenknie, het IOC. In 1921, toen Amsterdam de Spelen van 1928 toegewezen kreeg, had Amsterdam al wel een sportstadion, aan de overkant van het huidige Stadionplein, maar het stond bij voorbaat vast dat dit te klein was voor zo’n internationaal spektakel. Architect Jan Wils kreeg in december 1924 opdracht tot de bouw van het Olympisch Stadion, waarvan anderhalf jaar later de eerste steen werd gelegd door Prins Hendrik. In 1927 was het stadion klaar, al werd het pas in 1928 ingewijd.
Aan de Olympische Spelen – het belangrijkste evenement dat de Stadionbuurt ooit meemaakte – deden 3014 atleten uit 46 landen mee. Ze werden gehouden van mei tot augustus 1928. Het stadion kreeg in 1937 een betonnen buitenste ring, zodat er voortaan 50.000 toeschouwers naar de wedstrijden van Ajax of het Nederlands elftal konden kijken. Die ring verdween weer bij de laatste renovatie. In 1979 bleek het stadion zo vervallen dat NV Het Nederlands Sportpark Olympisch Stadion adviseerde een nieuw stadion op dezelfde plek te bouwen. Coen Tasman van buurtgroep Stadionplein en omgeving: “Daar waren wij fel tegen, omdat we veel last hadden van vandalistische voetbalsupporters.” Toen de gemeente in 1987 besloot om in Zuidoost de Amsterdam Arena te laten bouwen, leek het lot van het Olympisch Stadion bezegeld. Architectuurkenners en sportvrienden protesteerden tegen de dreigende sloop. In 1992 plaatste minister Hedy d’Ancona het stadion op de Rijksmonumentenlijst, maar wel op voorwaarde dat er een doortimmerd exploitatieplan kwam. Een reddingsactie onder leiding van oud-Heinekendirecteur Piet Kranenberg zorgde ervoor dat het stadion behouden bleef. Het is teruggebracht tot zijn oorspronkelijke omvang en nu alleen voor atletiek bestemd.
Zandland en Kashba
We lopen verder, de Citroën-showroom voorbij. Daarnaast, op de hoek van de Stadionkade, staat nóg een charmante dienstwoning (Stadionplein 32-34), zo’n zestig jaar bewoond door de administrateur en de restauranthouder van het stadion.
Hier bij de Stadionkade houdt de Stadionbuurt formeel op. Maar toch lopen we even door, de Amstelveenseweg op. Want talloze Stadionbuurters van weleer hebben tedere herinneringen aan dit nu onherkenbaar veranderde terrein. Hier lag namelijk, van eind jaren twintig tot eind jaren veertig, het Zandland. Het terrein was, met het oog op toekomstige woningbouw, opgehoogd met zand, maar crisis en oorlog vertraagden de bouw. Daardoor kon het Zandland ontstaan, een kunstmatig duinlandschap met mogelijkheden tot badderen in het Zuideramstelkanaal. Het bood ruimte voor allerlei vertier. Hier leerde de latere Ajax-legende Rinus Michels in de jaren dertig voetballen. Bij de wat ouderen werd het Zandland populair in de oorlogsjaren, toen de bezetter had verboden om naar het echte strand te gaan. Hier was zand zat. Zo ontstond aan de Stadionkade bij de Parnassusweg “een uitgebreid strandleven, compleet met ligstoelen en misschien ook wel met badhokjes,” vertelt J.L. Dulfer in het zojuist verschenen boekje Nieuw Zuid in de reeks Bibliotheek van Amsterdamse herinneringen.
Het allerwestelijkste stukje van het voormalige Zandland wordt overigens tegenwoordig wél tot de Stadionbuurt gerekend. Dat is het terrein aan onze rechterhand, langs het IJsbaanpad. Het opvallendste complex hier is het ‘nieuwe Burgerweeshuis’, ontworpen door Aldo van Eyck en geopend in 1961. Het oude Burgerweeshuis in de Kalverstraat (nu Amsterdams Historisch Museum) was toen al geruime tijd aan vernieuwing toe. Het nieuwe complex was opgebouwd uit onderling met elkaar verbonden paviljoens met in totaal 336 koepeltjes. Die wekten Oosterse associaties en het tehuis kreeg al snel de bijnaam Kashba. Het werd overigens al spoedig na de verhuizing veranderd in een centrum voor ‘ambulante jeugdzorg’ en opereert tegenwoordig onder de naam SAC/Amstelstad dat sinds kort een eindje verderop in de Fred. Roeskestraat zit. De Kashba biedt nu onderdak aan een aantal reclame- en marketingbureaus.
Onmetelijke parkeerplaats
Na dit uitstapje keren we terug naar de eigenlijke Stadionbuurt. We wandelen weer naar het Stadionplein. Pal tegenover het stadion slaan we rechtsaf (langs de Febo-snackbar) en steken het plein over, koers houdend op café Van Dijk op de hoek van de Van Tuyll van Serooskerkenweg. Het is werkelijk een enorm plein: 325 bij 145 meter. Van de jaren dertig tot de jaren tachtig, toen hier internationale voetbalwedstrijden plaatsvonden, veranderde het plein geregeld in een onmetelijke parkeerplaats. Nu daarvan geen sprake meer is en ook de rond 1980 begonnen markt op het plein nogal kwijnt, is door stadsbestuurders bij herhaling voorgesteld het plein deels met woningen te vullen. De buurtgroep is daar fel tegen: zo bar veel grote pleinen heeft Amsterdam niet, en het mooie vrije zicht vanaf de Van Tuyll van Serooskerkenweg op het stadion zou verdwijnen.
Langs het café lopen we de Van Tuyll van Serooskerkenweg in. Het is door haar breedheid en de perken in het midden een allee met bijna Parijse allure. Die weidsheid is geen toeval. Op deze plek werd in 1914 het oude stadion gebouwd naar ontwerp van Harry Elte, ook architect van de synagoge in de Lekstraat. Het stadion werd in 1929 gesloopt. Het jaar daarop werd de weg bebouwd, met huizen in Amsterdamse School-stijl, veel geveltuintjes en een speelplaatsje met een schommel. Ze mondt uit op het Van Tuyll van Serooskerkenplein. De twee grote ruiterstandbeelden op hoge zuilen die daar staan, werden ontworpen door Antoon Rädecker, de jongere broer van de bekendere John.
Vlak vóór het plein gaan we linksaf de Achillesstraat in en lopen naar de Stadionweg. Die kreeg in 1922 haar naam en werd dus vernoemd naar het oude stadion. Ze vormt de grens tussen twee delen van de Stadionbuurt: de Van Tuyllbuurt en de Marathonbuurt. Deze sub-buurten dreigen de laatste jaren uit elkaar te groeien. De Van Tuyllbuurt was meteen al bedoeld voor de iets welgesteldere arbeider. Er is bijna geen sociale woningbouw en de laatste jaren is er hier duidelijk sprake van ‘veryupping’. Daniel van der Ree, VVD-lid van de deelraad Oud-Zuid en Stadionbuurter is blij met de komst van de jonge tweeverdieners, omdat ze in hun huizen investeren, maar buurtgroeper Tasman heeft zijn twijfels: “Die groep heeft minder binding met de buurt.”
De Marathonbuurt wordt gekenmerkt door vrij lage inkomens en veel sociale woningbouw. De huizen zijn vrij klein. Tasman: “De buurt vergrijst en de vrijkomende huizen worden veelal door allochtonen betrokken.” De deelraad wil sommige sociale woningen verkopen, zodat er meer diversiteit in de buurt ontstaat.
Vier scholen op één plein
Als we de Stadionweg oversteken, hebben we vrij zicht op de bouwblokken van de Stadionbuurt, die afwisselend donkere en oranje dakpannen hebben. We lopen de Marathonweg in, tot het Hygiëaplein. Hier waren tot voor kort liefst vier scholen gevestigd. Op nummer 40 de SEO Europaschool, ertegenover (nummer 8) de dependance van het Montessorilyceum, (nummer 8) en aan de andere kant van de Marathonweg de Geert Grooteschool op nummer 47 en de Openbare Lagere Montessorischool op nummer 7. Alleen de Geert Grooteschool en de Europaschool zijn nog als school in gebruik. In de Openbare Lagere Montessorischool is dit jaar als experiment om de overlast van hangjongeren tegen te gaan een Jeugdcentrum gevestigd.
We lopen de Marathonweg verder uit. Op nummer 39 eenhoog woonde in het begin van de Tweede Wereldoorlog Alida de Jong (1885-1943), tante van historicus Loe de Jong. Deze ex-naaister was de invloedrijkste vrouw in de vooroorlogse vakbeweging en werd in de jaren dertig Tweede-Kamerlid en gemeenteraadslid voor de SDAP; in de raad werd zij in 1939 de allereerste fractievoorzitter. Vanwege haar joodse afkomst werd ze op last van de bezetter uit al haar functies gezet en op 20 juni 1943, tijdens een grote razzia in Zuid, in dit huis opgepakt. Ze stierf twee weken later in vernietigingskamp Sobibor.
Bij de Olympiaweg gaan we linksaf en dan rechtsaf de Turnerstraat in. We kruisen de karakteristieke Sportstraat. Tussen de twee mooie poorten in liggen vele geveltuintjes, bijgehouden door twee gepensioneerde heren. Dit stukje van de buurt dateert al uit de jaren twintig. Het is ook het armste deel: het doorsnee-inkomen ligt hier op zo’n 85% van het Amsterdamse gemiddelde.
We lopen door tot de Olympiakade, waar we rechtsaf slaan en lopen verder langs het Noorderamstelkanaal, tot de Speerstraat. Die slaan we rechtsaf in en gaan meteen linksaf de Olympiaweg op. Op deze hoek staat de van oorsprong hervormde Willem de Zwijgerkerk uit 1931, sinds 1995 gebruikt door de Verenigde Protestantse Gemeente.
Aan het eind van de Olympiaweg zien we het enige rijtje villa’s van de Stadionbuurt. Sommige zijn nog bewoond, andere huisvesten kantoren, zoals van de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse.
De ‘pacificator van Atjeh’
De noordoosthoek van de Stadionbuurt wordt beheersd door het Van Heutsz-monument. Links van ons, over het water, zien we het Amsterdams Lyceum. Leerlingen zitten vaak op de rand van de vijver van het monument te roken en te kletsen.
Het monument werd ontworpen door architect Gijsbert Friedhoff en beeldhouwer Frits van Hall ter ere van de koloniale ijzervreter Johannes Benedictus van Heutsz (1851-1924), de ‘pacificator van Atjeh’. Bij zijn bloedige strafexpedities vonden tienduizenden Atjehers de dood. Al bij de onthulling van het monument door koningin Wilhelmina in 1935 waren er protesten van communisten en sociaal-democraten. De provo’s deden dit in de jaren zestig nog eens dunnetjes over. Op 3 februari 1968 werd hier de eerste demonstratie van extreem-rechtsen sinds de Tweede Wereldoorlog gehouden. Het monument ziet er nogal vervallen uit en de plaquette met Van Heutsz’ portret is weg. De gemeente besloot in 2001 om het monument een nieuwe naam te geven (bijvoorbeeld: Monument Indië-Nederland 1596-1949), maar een commissie beraadt zich hier nog over. Het stadsdeel wil bovendien het verkeer, dat nu vooral tussen het monument en het Olympiaplein doorloopt, allemaal langs de voorkant van het monument te leiden, zodat het Olympiaplein iets groter wordt.
Achter het Van Heutszmonument ligt het langwerpige Olympiaplein met het nog steeds intensief gebruikte sportpark. Hier werden in 1943 na razzia’s in Zuid de opgepakte joden bijeengedreven. Terwijl ze stonden te wachten om afgevoerd te worden, bleven de Nederlanders hier gewoon doorsporten. Abel Herzberg schrijft hierover in zijn memoires (20 juni 1943): “Het weer was mooi die dag, en op het sportveld werd mitsdien de gebruikelijke sport bedreven. De wachtende joden konden daar met oog en oor getuige van zijn. Het waren geen NSB’ers die daar speelden. Het was de meerderheid van het Nederlandse volk. Men was aan zeer veel gewend geraakt.”
Op de sintelbaan van het Olympiaplein zijn ook mooie sportprestaties neergezet. Chris Berger (de latere stadion-opzichter) rende hier in 1934 een wereldrecord op de 100 meter: 10,3 seconden! De Vliegende Huisvrouw Fanny Blankers-Koen uit de Haarlemmermeerstraat (vier keer goud bij de Spelen in Londen in 1948) liep op het Olympiaplein haar oefenrondjes, aangegaapt door de buurtbewoners. En toen Marco van Basten al bij AC Milan speelde heeft hij nog een jaar met zijn knieblessure op het Olympiaplein getraind.
Momenteel wordt het plein heringericht. De noordkant is al klaar. Daar is, naast het clubhuis van voetbalclub Swift en half onder de grond, een sportmedisch centrum gebouwd. Swift heeft er bovendien sinds kort twee kunstgrasvelden. Kunstgras kan veel intensiever worden bespeeld, waardoor de beperkte ruimte optimaal wordt benut.
Nu is het zuidelijk deel van het plein aan de beurt. De sport- en recreatievoorzieningen worden opgeknapt en er komt een nieuw hek om het terrein. Halverwege het plein komt een dwarsweg die de Stadionbuurt met de Apollobuurt verbindt.
Via de Stadionweg lopen we weer naar het stadion. Ten noorden van het Olympisch Stadion, waar het Portiershuisje oorspronkelijk stond, wordt nu druk gebouwd. Hier komt het Olympisch Kwartier, met 900 woningen voor bijna 2000 mensen. De hele Stadionbuurt heeft nu nog geen 10.000 inwoners. Het blok dat nu in aanbouw is krijgt luxe huurwoningen, met bijvoorbeeld een gemeenschappelijk zwembad in de kelder. In komende jaren volgen sociale woningbouw en ouderenwoningen, alsmede een supermarkt, een bibliotheek (nu nog op het Bertelmanplein) en horeca. Op een kolossaal bord zien we alvast een vogelvluchttekening van het Olympisch Kwartier over een jaar of vijf. Maar ach, wie weet wat er intussen nog allemaal bedacht wordt. Wij gaan naar ons eindpunt, tram 16.
Tekst: Ward Wijndelts
Foto: Stadsarchief
Juli-Augustus 2003
Delen: