Tramlijn 25
Als Ons Amsterdam dubbelgevouwen, met de rood gekleurde kaft door de brievenbus viel, konden mijn zuster en ik het niet laten het blad uit de witte wikkel te halen. Wij waren respectievelijk zes en acht jaar oud en woonden met onze ouders in het laatste rijtje huizen van Amsterdam Nieuw-Zuid. Als we de tuin uitwandelden stond je op het ‘land’, dat overliep in de verlaten, half opgebroken Wandelweg. Daarachter een slordig kronkelende Boerenwetering en de angstaanjagende, hoge bomen van begraafplaats Zorgvlied. Het wilde land intrigeerde ons. Vooral als we de foto’s in Ons Amsterdam bekeken, zoals het Concertgebouw omringd door weiland.
’s Avonds kregen we vaak terloops geschiedenisles van onze vader. Die kon meesterlijk vertellen. De geschiedenis van de stad duidde hij graag aan door de routes van de verschillende tram- en buslijnen met ons door te nemen. In de jaren zestig heette buslijn 15 nog bus E. Over tramflijn 25 kregen we een bijzonder verhaal te horen. Daarvoor nam Edwin, onze vader, ons mee naar het beginpunt vlakbij de Utrechtsebrug iets voorbij de Rijnstraat. “Kijk, hier begint de stad”, zei hij. Inderdaad, de auto’s reden vanaf de brug in één keer door één lange straat Amsterdam in. Zo ontdekten wij dat die lange straat van de Amstel tot de Amstel liep, met een aantal naamswisselingen: het begint met de Rijnstraat, vervolgens na de Amstelkadebrug (op 28 augustus 2008 omgedoopt in Ernst Cahn en Alfred Kohnbrug) Van Woustraat, na de Ceintuurbaan ook Van Woustraat (dat begrepen wij eigenlijk niet: waarom kreeg dat deel niet een eigen naam, bijvoorbeeld Stadhoudersstraat) en dan na het Frederiksplein Utrechtsestraat.
Op een dag maakte mijn vader zijn favoriete lunchpakket voor ons klaar. Galle met maanzaadboterhammen met ontbijtkoek, zachte witte broodjes met worst en een paar appels. Dit alles werd vakkundig in een legerpukkeltje gestopt en natuurlijk werden wij onderweg getrakteerd op goede drop, “want zonder goede drop kan een mensch niet leven”. We begonnen onze tocht, die naar het IJ zou leiden, bij het opstappunt van lijn 25 ter hoogte van halte Maasstraat. Onze vader legde uit dat tot na de oorlogsjaren tram 25 tegen het verkeer inreed. Tussen neus en lippen door vertelde hij dat hij in maart 1942, toen de Duitsers de Jodenster hadden ingevoerd, geen dag had gewacht. Met twee zijtjes spek als ruilwaar en een pukkeltje vertrok hij op zijn 21ste jaar uit het ouderlijke huis op de Noorder Amstellaan (vanaf 1946 de Churchilllaan). Dat was het begin van een lange, zware tocht vol hindernissen naar Portugal. “Ja”, zei hij, “tramlijn 25 markeerde het begin van mijn reis als matroos voor de geallieerden, als Engelandvaarder.”
Felix Rottenberg
Juli-Augustus 2010
Delen: