Stadslegenden: Keizerskroon
Keizer Maximiliaan van Oostenrijk, die ook de grafelijke macht uitoefende over Holland en Zeeland, werd tijdens zijn verblijf in 's-Gravenhage begin 1489 zo ernstig ziek dat voor zijn leven werd gevreesd. In doodsstrijd deed hij de gelofte om op bedevaart te gaan naar de Heilige Stede aan het Rokin te Amsterdam, waar al zo'n anderhalve eeuw de op miraculeuze wijze niet door vuur verteerde hostie werd vereerd. Hij overleefde de ziektecrisis en deed zijn gelofte meteen gestand.
Onderweg bij Sloten vroeg hij de weg bij een herberg, die sindsdien Huis te Vraag heette. Het veel later gestichte begraafplaatsje heet nog zo. Na het bezoek aan de Heilige Stede maakte hij zijn opwachting bij het stadsbestuur. Uit dankbaarheid voor zijn genezing verleende hij de stad de gunst om het stadswapen te versieren met zijn keizerskroon. En toen de Westertoren zo'n anderhalve eeuw later werd voltooid, werd die kroon op de top afgebeeld. Zo luidt ongeveer de legende van de Keizerskroon. Hoe zat de vork echt in de steel?
Zoveel haast had Maximiliaan niet dat hij Amsterdam dadelijk na zijn genezing bezocht. Het jaar waarin hij in de hofstad ziek werd, was niet 1489 maar 1484. Zijn gelofte om op bedevaart naar Amsterdam, is opgetekend door een anonieme tijdgenoot. Diens stadsbeschrijving werd door Pontanus afgedrukt als bijlage van zijn geschiedenis van Amsterdam (1611). Van dat Latijnse boek verscheen al snel een Nederlandse vertaling. De eerste stadsarchivaris Piet Scheltema vond in het archief nog een andere vertaling, die hij in 1855 publiceerde. Vanwege de legende 'verbeterde' hij in een noot het jaartal 1484 in 1489.
Sinds 1433 maakte Amsterdam deel uit van het Bourgondische Rijk. Aartshertog Maximiliaan I was in 1484 net twee jaar regent van de Nederlanden. Hij had vooral te kampen met het opstandige Vlaanderen en de Hoekse steden en edelen in de noordelijke gewesten. Maar Amsterdam was hem in 1485 ter wille in zijn financiële nood, want het kon geen kwaad in een goed blaadje bij hem te staan als zijn militaire steun nodig was. De stad werd in deze jaren haastig ommuurd uit angst voor aanvallen vanuit Utrecht.
Maar voor niets gaat de zon op. Eind 1488 verstrekte Amsterdam aan Maximiliaan een aanzienlijke lening ter waarde van 10.240 Vlaamse ponden. De jaarlijkse rente van 640 pond werd onder meer gedekt door het baljuwschap van Amstelland, Waterland en Zeevang aan de stad af te staan. De pacht van het schoutambt werd voor zes jaar verlengd en het ban- en vangrecht uitgebreid met 1100 roeden buiten de Singelgracht. En ten slotte ondertekende Maximiliaan het privilege om het stadswapen te versieren "metter crone van onsen Rijcke" en wel "van nu voortaan tot eeuwighen daghen".
Boelens' goud
Die eeuwigheid bleek al snel een rekbaar begrip. Maximiliaans zoon Filips de Schone werd in 1494 op het regeringskussen gezet en had meteen een onaangename verrassing in petto: hij verklaarde alle privileges en overeenkomsten van zijn ouders ongeldig. En de schulden aan Amsterdam? Na lang onderhandelen werd de afbetaling over meer jaren uitgesmeerd en de jaarlijkse rente verminderd tot 360 pond. Nu was de weg vrij om hem uit te nodigen voor een 'blijde incomste' in Amsterdam. Die vond zeer feestelijk plaats op 27 juni 1497 en Filips werd zo onder de kin gekieteld dat hij een paar dagen langer bleef dan gepland. Burgemeester Andries Boelens Dircksz besloot het ijzer te smeden nu het heet was. Hij reisde Filips na naar Den Haag om het privilege van de kroon op het wapen bevestigd te krijgen. Dat lukte, al kostte het wel een lieve duit. Vondel dichtte later dat het 'gout' van 'ridder Boelens' het privilege had veilig gesteld. De gezegelde oorkonde van de bevestiging ligt in het archief, evenals de ongezegelde oorkonde uit 1489. En in het Groot Privilegeboek staat de hele geschiedenis van de lening.
Amsterdam kócht haar kroon, die bovendien geen keizerskroon was. Want Maximiliaan I was destijds nog geen keizer (al voelde hij zich zo), maar Rooms-Koning. De keizerskroon op de Westertoren – een kroon die over een dwars op het hoofd geplaatste mijter is geplaatst, met een van voor naar achter lopende beugel – is die van keizer Rudolf II uit 1602. Maximiliaan is wel in Amsterdam geweest, dat deel van de legende is juist. Maar dat hij de weg heeft gevraagd bij Huis te Vraag is helaas een 19de-eeuwse verdichting van J.A. Alberdingk Thijm. Vooral in katholieke kring werd de legende levend gehouden. In 1884 kwam nog de aangetrouwde Habsburgse keizerin Sisi naar de Begijnhofkapel om de wonderbaarlijke genezing van Maximiliaan 400 jaar eerder te gedenken.
Foto:
Westertoren, de keizerskroon van het wapen van Amsterdam
Gool, Han van / Collectie Bureau Monumentenzorg: negatiefvellen
1986 / Stadsarchief Amsterdam
Delen: