Tot op de minuut: Stadsklokkenmaker Addicks
In de 19de eeuw liepen de stadsklokken van Amsterdam behoorlijk achter. Tot 1855 wezen ze alleen de uren aan: pas toen Johannes Addicks aantrad als Stadshorlogemaker kwam daar verbetering in. Het was het begin van een bloeiend familiebedrijf.
Johannes Addicks trouwde in 1848 in Amsterdam met Magdalena Legel, die het leven schonk aan tien kinderen, onder wie de zonen Johannes Hermanus, Floris Casimier en Nicolaas George. Ze woonden op het Rokin bij de Vijgendam.
De familie Addicks kwam uit noord-Duitsland. Johannes’ grootvader, Johan Christoffer Addicks, was eind 18de eeuw naar Amsterdam getrokken en hier getrouwd met de even oude Johanna Gudde. Ze waren beiden luthers en woonden in de Boomstraat. Hun oudste zoon Oltman Nicolaas kreeg een opleiding tot ‘horologiemaker’ en verhuisde in 1819 naar Arnhem, waar hij trouwde met Anna van der Horst. Daar werd op 7 oktober 1819 hun zoon Johannes Hermanus geboren, gevolgd door Marinus Casimier.
Beide jongens traden in de voetsporen van hun vader. Marinus vestigde zich in Hardinxveld en maakte onder meer naam als uitvinder van een elektrisch slot; Johannes ging aan het werk in Amsterdam. Hij had niet alleen het vak van horlogemaker geleerd, maar zich ook bekwaamd in houtbewerking en het smidsvak, vaardigheden die hem zeer van pas zouden komen.
Johannes probeerde aanvankelijk een bestaan op te bouwen als zelfstandig horlogemaker, maar dat was geen succes, en dus trad hij in dienst van de Deense uurwerkfabrikant Andreas Howhü. Die had het vak geleerd in Hamburg van de bekende Nederlandse klokkenmaker Hendrik Johan Kessels en zijn opleiding tussen 1834 en 1839 voortgezet bij Louis Breguet in Parijs. In Amsterdam begon Howhü met de fabricage van slingeruurwerken en chronometers.
Één wijzer
In 1855 werd Johannes Addicks als horlogemaker ingeschreven op de Oudezijds Voorburgwal 206, het huidige nummer 232. Maar door het vele werk voor uurwerkfabrikant Howhü liet hij het horlogevak weldra voor wat het was en begon als zelfstandig fabrikant van tandwielen. Op 1 augustus van dat jaar kreeg Addicks het onderhoud van de Amsterdamse stadstorenuurwerken en speelwerken toegewezen; de stadshorlogemaker Andreas Bordens was net dat jaar overleden. 1855 werd dan ook beschouwd als het oprichtingsjaar van de Firma J.H. Addicks.
In het beheer van de stadsklokken liep Amsterdam behoorlijk achter. Van oudsher hadden torenuurwerken slechts één wijzer, waarmee de uren werden aangewezen. Met de opkomende industrialisatie groeide echter de behoefte aan een nauwkeuriger tijdsaanduiding in de openbare ruimte. De ontwikkeling van het spoorwegnet bijvoorbeeld, vereiste een strak tijdschema, op de minuut.
Johannes Addicks bedacht de techniek voor een tweede wijzer in een torenuurwerk, waarmee de minuten werden aangeduid. De klok van de Haarlemmerpoort (toen nog Willemspoort geheten) kreeg in 1857 als eerste zo’n minutenwijzer. De torenklok op het toenmalige Stadhuis op de Dam werd er in 1864 van voorzien, vier jaar later gevolgd door de klok van de Westertoren. De Munttoren kreeg in 1873 direct een nieuw uurwerk met twee wijzers. De bewoners van de Wallen rond de Oude Kerk konden vanaf 1874 tot op de minuut zien hoe laat het was.
Verder lezen? Dit artikel verscheen in ons decembernummer van 2022, dat is hier te bestellen.

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer jeHeader: De werkplaats van Addicks rond 1900 / Uit: Torenuurwerken. Tijd voor iedereen (2005)
Delen: