Het poortje van de Bank van Lening, of Lommerd, aan Enge Lombardsteeg 4. Een venter probeert één van zijn citroenen te verkopen. Stadsarchief Amsterdam

Vijf jaar na de oprichting in 1609 van de Wisselbank werd, op initiatief van de Amsterdamse vroedschap, de Stads Bank van lening opgericht voor particulieren, die - om een verwijzing te maken naar het versje dat boven de toegangspoort van het gebouw van de bank prijkt - 'om Cleyngelt' kwamen. Maar ook voor handelaren die hun koopmansgoederen wensten te verpanden teneinde zodoende te voorzien in een zich tijdelijk voordoende liquiditeitsbehoefte.

Gedurende de 375 jaar van het bestaan van de bank heeft zij in het economisch leven van de stad een niet weg te cijferen rol gespeeld, een functioneren binnen de Amsterdamse burgerij zich uitstrekkend tot op het sociale vlak.

Desondanks ondervond de Bank van lening ook kritiek en dan niet alleen van kerkelijke zijde. Kritiek die aan het begin van deze eeuw in november 1918 door David Wijnkoop werd gegeven en waarbij hij de bank een 'geest van schijnheiligheid' toeschreef. Kritiek ook van de zijde van het partijblad 'De Tribune' die feller en ongenuanceerder schreef: 'geen enkele maatregel zal in staat zijn de doodelijke stank te bedwingen'.

In 1935 meende de toenmalige directeur van de bank J.P. van der Tak dat 'de lommerd niet meer paste in de tijd'. Twintig jaar later - in 1955 - werd in de pers geschreven dat aan het lange en 'rumoerige' leven van 'Ome Jan' het eind in zicht kwam.

Maar negen jaar later verkondigde wethouder J. Tabak bij gelegenheid van het 350-jarig bestaan dat 'de Stads Bank van lening een onmisbare functie heeft in het Amsterdamse economische leven als kredietgeefster voor particulieren, kleine zakenlieden en neringdoenden, waarbij vooral sociale overwegingen een grote rol spelen'.

De opkomst van andere vormen van krediet heeft mogelijk wel eens een gevoel van onzekerheid gegeven, maar in de laatste decennia was er weer een gestage groei van het pand krediet. Het was de tijd waarin M.A. Heuwekemeijer directeur was die, afgaand op zijn uitspraken tegenover de pers, een groter optimisme ten aanzien van de levensvatbaarheid van de bank tentoonspreidde dan menigeen van zijn voorgangers.

Anno 1989 bereidt de Stads Bank van lening zich voor op een verdere groei. Zij doet dit onder andere door de accommodatie te verbeteren en de beveiliging van de in onderpand gegeven goederen aan te passen aan de huidige eisen.

Ome Jan is misschien een beetje ziek geweest, maar tot verbazing van velen is hij er weer helemaal bovenop gekomen. Sterker nog, hij spreekt weer een aardig woordje mee in de familie. De Stads Bank van lening is 375 jaar oud én springlevend. ◄

Ter gelegenheid van het 375-jarig bestaan verscheen het boek: Stads Bank van lening, 1614-1989, door dr W.O. Voorthuysen.