September 1949. Een nieuwe brug: de Overtoomse Sluis

‘Nou, daar gaat ie dan.’ Met deze woorden knipte burgemeester Arnold d’Ailly op zaterdag 17 september 1949 een roze lint door. In de stromende regen opende hij de nieuwe Overtoomse Sluis, de brug die Overtoom en Surinameplein verbindt. De buurten aan beide zijden van het water hadden er lang naar uitgezien. Het kruispunt van wegen en waterwegen was een flinke flessenhals.

De opening van de Overtoomse Sluis was een echt buurtfeest. “Rondom de feestling [de brug, red.] wapperden de vlaggen, dennengroen slingerde zich van witte paal tot witte paal, helemaal tot in de Jan Pieter Heyestraat, rijen dik stonden de mensen, regen en wind trotserend, ze zaten in de vensterbanken en tot boven op de daken”, schreef de krant. Het dochtertje van de voorzitter van het feestcomité, Loesje van Steijn, mocht de schaar op een zwartfluwelen kussentje aanreiken. Een kinderkoortje zong In naam van Oranje, doe open de poort, de politiekapel speelde een deuntje, de burgemeester knipte, en meldde nog even dat de koningin later die week bij haar rijtoer de brug zou bezichtigen – en toen stroomde de brug vol met honderden mensen, “om te kijken of-ie hield”. In het gedrang raakte de burgemeester even zijn entourage en zijn familieleden kwijt. Leden van het feestcomité konden slechts met moeite hun hoge hoeden ophouden. De genodigden wrongen zich door de drukte naar een driedeksboot in de Kostverlorenvaart, waar ze beschutting vonden tegen de regen en zicht hadden op de rest van de feestelijkheden.

Een twee kilometer lange optocht trok over de brug. Vooropgingen drie agenten te paard “met klaterende trompetten”, praalwagens met historische scènes uit het verleden van Overtoom, Schinkel en Slotervaart volgden. Door de hevige regen bood de optocht een wat bedrukte aanblik, schreef de Volkskrant: “Doornatte kleuters in verlepte blousjes, druipende vaandels, verkleumde deelnemers rillende van de nattigheid openden de stoet.” 

 

Flessenhals

De kruising van Schinkel, Overtoom, Kostverlorenvaart en Slotervaart was sinds mensenheugenis een drukke plek. Vier waterwegen kwamen hier bij elkaar. De Schinkel was een oud veenriviertje, dat in verbinding stond met het Haarlemmermeer. In het verlengde werd in 1413 de Kostverlorenvaart gegraven, waarmee een doorgaande route naar het IJ ontstond. Van hieraf konden schuiten ook de Overtoomse of Heiligewegse Vaart in, die tot de rand van Amsterdam leidde. Een vierde waterweg, de Slotervaart, voerde naar Sloten.

Vanwege het niveauverschil tussen binnen- en buitenwater werd in de Kostverlorenvaart een dam gelegd. Schuiten werden met behulp van een lier en een groot wiel over die dam getrokken. Zo’n ‘overhaal’ of ‘overtoom’ kwam er ook in de Slotervaart, die anderhalve meter lager lag dan de Kostverlorenvaart. Het overhalen van de schuiten was een indrukwekkend schouwspel. Zestien tot 24 mannen bedienden de grote windas. Zware ladingen werden gelost en over de dam gedragen. Veel dagjesmensen kwamen erop af om in de veerhuizen en herbergen aan weerszijden van de vaart “zoete melk met room” te drinken en naar het werk te kijken. 

De overtoom maakte in 1809 plaats voor een 144 meter lange schutsluis. Over de sluis lag een ophaalbrug (eerst een houten, na 1900 een ijzeren) die de Overtoom verbond met het nieuwe Surinameplein. In de 21ste eeuw nam de druk op die smalle brug snel toe. Aan de westkant van de vaart verrees de Hoofddorppleinbuurt, het groeiende autoverkeer uit Den Haag kwam hier de stad in en ook Schiphol en de vliegtuigfabriek van Fokker brachten meer en meer verkeer met zich mee. De ophaalbrug werd een flessenhals.

Pas in 1942 kwam er schot in de zaak. Een nieuwe Schinkelssluis bij de Nieuwe maakte de weg vrij om de oude sluis af te breken en het hele gebied op de schop te nemen. Hetzelfde jaar nog ontwierp Piet Kramer een brede basculebrug. Door de bezetting kon de bouw pas in 1947 beginnen. 

 

Lunapark

De brug die burgemeester d’Ailly in 1949 opende mocht er zijn. Met zijn 25 meter was hij de breedste brug van Amsterdam, een meter breder dan de Berlagebrug. Kramer had de brug een bescheiden Amsterdamse School-uiterlijk geven, en om de herinnering aan de geschiedenis van de plek levend te houden waren er door Hildo Krop twee granieten beelden voor gemaakt, ‘Overhaal’ en ‘Verladers’. 

De blijdschap was groot. Op het Surinameplein werd de herfstkermis extra groot aangepakt, een waar ‘Lunapark’ met grote attracties, ‘volksspelen’ en een ‘winkelweek’. Op de avond van de feestelijke opening kwam er een kink in de kabel. Om tien over half elf – de kermis was in vol bedrijf – viel de stroom uit door een defect in de transformator op het Hoofddorpplein. De hele wijk werd in duister gehuld. “De radio’s gaven geen geluid meer, de trams stonden stil: er ontstond een toestand geheel gelijk aan die in oorlogstijd, doodse stilte en diepe duisternis.” In het Lunapark zelf ontstond de nodige consternatie “...toen de ‘cake-walk’ geen walkmeer gaf, de molens niet meer draaiden en de gillende luidsprekers en electrische orgels met stomheid waren geslagen. Gedaan was het met de feestvreugde.”

Maar de rest van de feestweek draaide de kermis weer op volle toeren. Wel vielen er flink wat gewonden. Dagblad De Waarheidmeldde: “Een twaalfjarig meisje viel uit de luchtschommel en liep een schedelbasisfractuur op. Een vierjarig meisje viel eveneens uit een der kermisattracties. Nog een andere bezoekster van de kermisvreugde, een 39-jarige vrouw, werd het slachtoffer van de middelpuntvliedende kracht van de zweefmolen. Zij werd eruit geslingerd en viel op twee jongens, die in de buurt van de molen rondliepen. De vrouw werd met een wervelfractuur in het Wilhelmina Gasthuis opgenomen. De jongste van de twee knapen liep een zware hersenschudding op, terwijl de oudste er met een lichte afkwam.”

Dit artikel komt uit het Septembernummer 2019 . 

Beeld; Collectie Stadsarchief Amsterdam.

Delen:

Buurten:
Zuid
Dossiers:
Architectuur Vervoer
Editie:
September
Jaargang:
2019 71
Rubriek:
Verhaal
Tijdperk:
1900-1950