Pieter Plockhoy en de Amsterdamse stadskolonie

In 1656 kreeg Amsterdam een Amerikaanse kolonie in de schoot geworpen. Het stadsbestuur ging heel ver in het aantrekken van kolonisten – tot en met het toestaan van een opmerkelijke utopische gemeenschap.

Het is 9 juni 1662. In de Burgerzaal van het stadhuis staat een man peinzend bij de in marmer ingelegde wereldkaart op de vloer. In zijn handen klemt hij een oorkonde die hij zojuist heeft opgehaald in de Geheimschrijverskamer, zwierig ondertekend en vers bezegeld. Daarin staat zwart op wit dat de machtige burgemeesters van Amsterdam hun zegen hebben gegeven aan zijn plannen voor een gemeenschap in de stadskolonie. Amerika ligt aan zijn voeten. Pieter Cornelisz. Plockhoy talmt echter niet lang. Er is werk aan de winkel.

De vooruitzichten voor de stadskolonie waren gunstig in de zomer van 1662. Dat Amsterdam een Amerikaanse kolonie had was meer toeval dan opzet. Zeven jaar eerder had de West-Indische Compagnie een schip van de stad gehuurd om de Zweedse kolonie aan de Delaware – toen beter bekend als de Zuidrivier – te veroveren. De Zweden waren naar het oordeel van de Heren XIX indringers, die zich bovendien hadden verstout om een Nederlands fort in te nemen. De WIC wist dat het de Zuidrivier moest beheersen om de aanvoer van pelzen uit het binnenland veilig te stellen en was beducht voor de concurrentie van de Zweden en – belangrijker nog – de Engelsen in Virginië en Nieuw-Engeland. Maar geld om een oorlogsschip te huren, had de WIC niet. De bewindhebbers kwamen op de gedachte om als betaling Amsterdam een deel van de kolonie aan de Zuidrivier aan te bieden. Ze hoopten bovendien dat de stad de kolonisatie van Nieuw-Nederland dan krachtig zou bevorderen – dat was nodig omdat aan alle kanten Engelse kolonisten de door de WIC opgeëiste gebieden binnenglipten.

Nieuwer-Amstel

De burgemeesters en de vroedschap hadden wel oren naar een kolonie in Nieuw-Nederland. Het was weer eens oorlog in het Oostzeegebied, waardoor de zo belangrijke graanaanvoer stokte. Een Amerikaanse kolonie waar graan voor Amsterdam kon worden verbouwd, dat leek het stadsbestuur wel wat. In 1656 nam Amsterdam een deel van de Zuidrivierkolonie over van de WIC – nadrukkelijk bij wijze van proef, want het koloniale avontuur moest wel wat opleveren. Het stadsbestuur stelde een college van zes directeuren samen, dat voortaan zorgdroeg voor de dagelijkse gang van zaken en namens de stad een directeur ter plekke aanstelde. De stadskolonie viel onder het gezag van de stad maar ook onder dat van de WIC, ter plaatse uitgeoefend door de directeur-generaal in Nieuw-Amsterdam. In 1657 landde de eerste directeur bij het fort, dat zijn hoofdkwartier werd. De naam: Nieuwer-Amstel – het huidige New Castle in Delaware.

Aanvankelijk ging het allemaal niet van een leien dakje. Rond 1660 waren er veel moeilijkheden, onder andere wrijvingen tussen de directeur van de stadskolonie en de WIC-dienaren in Nieuw-Nederland. De stad overwoog de stadskolonie weer terug te verkopen, maar dat wilde de WIC niet. De nieuw aangestelde en krachtdadige directeur Alexander de Hinojosa (1625/9-1672) zag veel mogelijkheden, en in augustus 1660 besloot de stad, mede door zijn lobby, de koloniale proef door te zetten. De WIC-bemoeienis werd geleidelijk teruggeschroefd, totdat eind 1663 de hele Zuidrivier, van bron tot monding, onder de Amsterdamse stadskolonie kwam te staan.

De kolonisatie werd krachtig ter hand genomen. Er was haast bij, want berichten over het binnensijpelen van Engelse kolonisten hielden aan. Tot verdriet van de Nederduits Gereformeerde kerk zag het Amsterdamse stadsbestuur er al gauw geen been in om kolonisten van allerlei geloven te verwelkomen. Lutheranen, katholieken en doopsgezinden waren van harte welkom, mits ze zich gedroegen als in Amsterdam zelf en geen aanstoot gaven door al te openlijk te kerken. In augustus 1662 verleenden de burgemeesters zelfs toestemming aan een katholieke priester om naar Nieuwer-Amstel te gaan. Dat de schout van Nieuwer-Amstel zelf katholiek was, zal daar niet vreemd aan zijn geweest.

Gemeenschap

In de niet aflatende mensenhonger kwamen zelfs de vrijzinnige collegianten, die nadrukkelijk geen kerk wilden vormen, als geroepen. Pieter Plockhoy zag zijn kans. Al jaren poogde hij een waarlijk christelijke gemeenschap op te richten, waarbinnen iedereen gelijk was en het recht had om vrijuit zijn godsdienstige opvattingen te belijden. Plockhoy, in 1662 vermoedelijk ongeveer 45 jaar oud, kwam oorspronkelijk uit Zierikzee. Tussen 1649 en 1652 was hij doopsgezinde dominee in Middelburg geweest, maar veel gepreekt had hij niet, omdat zijn – al dan niet vermeende – overspel hem in de ogen van de doopsgezinden ongeschikt maakte. Plockhoy werd in 1654 uit de geloofsgemeente gezet. Het was het begin van een geestelijke zoektocht, die hem in aanraking bracht met de Engelse quakers en de Amsterdamse collegianten, maar hem er vooral ook toe bracht zijn eigen weg te gaan.

Tussen 1657 en 1660 verbleef Plockhoy in Londen, waar hij staatsman Oliver Cromwell – en na diens dood zijn opvolgers – poogde ervan te overtuigen in plaats van kerken ontmoetingsplaatsen te bekostigen waar iedereen vrijuit van gedachten kon wisselen over godsdienstige zaken. Een ander project was het opzetten van een gemeenschap, christelijk in naam én daad, waarvan de leden gelijk waren en bij meerderheid van stemmen beslissingen namen. Het doel was zonde te vermijden en armoede te voorkomen door het vormen van een soort coöperatie, oftewel: A Way Propounded to Make the Poor in these and other Nations Happy, zoals hij de in 1659 verschenen blauwdruk van zijn gemeenschap noemde.  

Zijn plan kreeg verrassend veel steun, want heel wat leden van de Engelse lagere middenklasse worstelden in de strijd om het bestaan. In 1660 wist hij een overeenkomst te sluiten met een Ierse grootgrondbezitter, die hem grond voor zijn gemeenschap in erfpacht gaf. Helaas voor Plockhoy gooide de grote politiek roet in het eten: de ernstig verdeelde Engelse republiek kwam ten val, de koning en de staatskerk keerden terug, in Ierland ruziede men over het grondbezit – niemand zat meer te wachten op de plannen van een godsdienstig onrechtzinnige buitenlander.

Volksplanting

Plockhoy had niets meer in Engeland te zoeken en belandde in Amsterdam. Hij ging er de diensten van de collegianten bezoeken. Naar verluidt baarde hij er opzien door te beweren dat het ook voor christenen was toegestaan met meerdere vrouwen getrouwd te zijn. Zijn eigen echtgenote zat nog in Middelburg, maar werd begin 1663 lid van de doopsgezinde gemeente Bij het Lam, aan Singel 452. Zijn gezin vestigde zich in Amsterdam, maar als het aan hem lag niet voor lang.

Hij hoopte zijn gemeenschap alsnog te verwezenlijken, maar nu in Nieuwer-Amstel. Hij overtuigde de burgemeesters ervan zijn plan voor een “onderlinge compagnie of volksplanting” steun te verlenen. Met tenminste 25 kolonisten, die elk een lening van f 100,- kregen van het stadsbestuur, wilde hij afreizen naar de Zuidrivier, waar de stad hen vrijelijk en kosteloos land bood. Zijn beoogde gemeenschap zou godsdienstig vrijzinnig zijn, met leden die gelijk waren en over alles gezamenlijk beslisten, en bovendien winstgevend. Ieder lid werd geacht nijver te werken, “alsoo wij met geen heerschappije ofte knechtische slavernije onze compagnie willen belasten”. Met andere woorden, van slavernij kon geen sprake zijn – heel wat anders dan gebruikelijk in Nieuw-Nederland.

Het is opmerkelijk dat de Amsterdamse burgemeesters hun fiat gaven aan een voorstel dat naar de maatstaven van die tijd radicaal was. De bijzonder democratische inrichting van zijn christelijk vrijzinnige coöperatie was hoogst ongewoon. Blijkbaar was de koloniale mensenhonger zo groot dat de burgemeesters bereid waren zo’n radicaal, ja utopisch plan te steunen. Zelf vond Plockhoy zijn voorstel uitstekend haalbaar: “’t Is geen Vtopia, ’t steund op gegronde wetten”, liet hij een dichter schrijven in het traktaatje waarin hij zijn plan aan de buitenwereld bekend maakte. Ook de tekst van de oorkonde was erin afgedrukt, met een tekeningetje van het stadszegel.

Plockhoys plan was niet eens het radicaalste wat de burgemeesters kregen voorgelegd. Ook de vrijdenker Franciscus van den Enden (1602-1674) had een uitgebreide blauwdruk voor een Amerikaanse volksplanting geschreven. Hij kreeg geen steun. Waarschijnlijk omdat hij aandrong op bestuurlijke rechten voor zijn volksplanting en omdat de aantallen kolonisten die hij meende ermee aan te trekken te fantastisch leken. Mogelijk deed Plockhoy aanvankelijk met Van den Enden mee, maar ging hij uiteindelijk zijn eigen weg.

Overtocht

In de zomer van 1663 waagde hij met zijn – inmiddels 40 – medestanders de overtocht. Nabij de huidige plaats Lewes stond een Nederlands fortje, waar zij zich vestigden. Al in de zomer van 1664 gooide de Engelse koning roet in het eten met de langverwachte aanval. De Engelsen veroverden heel Nieuw-Nederland en plunderden Plockhoys kolonie leeg. Toen de oorlog met Engeland in 1667 eindigde, was de Amsterdamse aandacht al verlegd naar het veel winstgevender Suriname. Van Plockhoy en zijn plannen werd niets meer vernomen: waarschijnlijk is hij rond die tijd gestorven – hoe en wanneer is nog altijd onbekend. Zijn weduwe en kinderen woonden nog tientallen jaren in Amsterdam – weduwe Jacomijntje Pieters († ca. 1695) in het hofje de Hoeksteen in de Oude Looiersstraat –, deels afhankelijk van armenzorg door de doopsgezinde gemeente.

Zijn oudste zoon Cornelis (1642/3-na 1700) keerde terug naar de Nieuwe Wereld. Hij wist in 1675 de doopsgezinde diakenen te overtuigen dat hij, ondanks zijn blindheid, in Amerika zichzelf kon bedruipen. Op hun kosten reisde hij naar New York, waar hij een aantal jaren woonde. In 1682 vestigde hij zich in Lewes. Mogelijk kon hij daar bepaalde rechten doen gelden als erfgenaam van zijn vader. Maar de armoede achterhaalde hem ook in Amerika en vanaf 1694 werd hij met zijn vrouw opgevangen door de doopsgezinden van Germantown in Pennsylvanië. Zijn vaders plannen raakten in de vergetelheid, totdat ze eind 19de eeuw werden herontdekt.

 

HENK LOOIJESTEIJN IS HISTORICUS EN HONORARY FELLOW BIJ HET INSTITUUT VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS. HIJ PROMOVEERDE IN 2009 AAN HET EUROPEES UNIVERSITAIR INSTITUUT IN FLORENCE OP LEVEN EN DENKEN VAN PIETER PLOCKHOY.

 

Oktober 2020

Ontdek Ons Amsterdam

Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?

Abonneer je Arrow right Geef cadeau Arrow right
Delen:

Editie:
Oktober
Jaargang:
2020 72
Rubriek:
Verhaal
Tijdperk:
1600-1700