Overspel: Mainteneur van een danseresje
De echtgenoot van Catharina Pels hield het met een danseres. De bedrogen echtgenote stapte naar notaris Ardinois. Die verzamelde de bewijzen.
Wat te beginnen als manlief het houdt met een danseres van de schouwburg op de Keizersgracht? Bewijzen verzamelen. Zodoende laat de 29-jarige Catharina Pels, dochter van een Amsterdamse schepen en nicht van een schatrijke bankier, in de herfst van 1719 getuigenverklaringen onder ede opmaken. Het zijn de eerste werkzaamheden van de 26-jarige notaris Jan Ardinois, gevestigd in de Runstraat.
In goed leesbaar handschrift vertaalt hij op 21 oktober het relaas van Pierre Bertheux en Angelique Bertrand, uit het Frans. Het echtpaar, woonachtig op de Elandsgracht ‘in de Vergulde Werelt’, voorziet in zijn onderhoud door kamers te verhuren. Ze hebben drie kinderen: Jean-Philippe van vijftien, Louise Françoise van zes en Pierre van vijf, allen gedoopt in de Waalse Kerk.
Ongeveer een jaar eerder kwam ene Genevieve LaCroix, ‘Danseresse op de Schouwburg alhier’ bij hen inwonen. Dadelijk werd ze dagelijks bezocht door een persoon die zich ‘de Heer Martin’ liet noemen en die een ‘zeer familiaire ommegang’ met haar had, onder het voorwendsel dat hij met haar wilde trouwen. Hij had gezegd dat hij Genevieve al vier jaar kende en veel van haar hield, maar hij durfde niet met haar te trouwen uit vrees voor zijn oom. De getuigen ontdekten evenwel dat de bezoeker Martin Weijer heette en dat hij al gehuwd was.
Meubels en juwelen
Inderdaad: koopman Weijer was in 1711 in de Waalse Kerk getrouwd met Catharina Pels. Hij was 23, zij twee jaar jonger. Een jaar later werd Leonora Apollonia geboren, gevolgd door Guillielmo in 1713, Susanna Jacoba in 1715 en Martin in 1716. Het gezin woonde op stand op de Keizersgracht, vlakbij de vermaledijde schouwburg (nu nr 384, hotel The Dylan) waar de jonge echtgenoot al snel zijn minnares vond.
Waar danseres Genevieve LaCroix – of De la Croix – vandaan kwam is onbekend. We moeten het doen met de gegevens die de notaris vastlegde. Bij het echtpaar Bertheux huurde ze ‘een binne kamer en zijkamer’, op kosten van Martin Weijer ingericht met ‘zeer fraaije behangsels en gordijnen, maer ook alle de meubelen en huysraed’.
De opsomming klinkt eeuwen later nog altijd prijzig: spiegels, zilveren kandelaars ‘met een silveren snuyter bakje’, een chinees kabinet, zes gladde stoelen met kussens, een armstoel, een notenbomen rustbank, een porcelainen schoorsteenstel, servies, koffiekan en trekpot, een geschilderd fonteintje, zilveren bestek en ‘onder andere kostelijke klederen, een kleed van rood fluweel met silvere pattements’, dat gekocht zou zijn bij de weduwe Nomier en wel achthonderd gulden kostte. Aangezien toneelspelers en dansers op de schouwburg verplicht waren zelf voor hun kostuums te zorgen, kunnen we bedenken dat Genevieve zoiets fraais droeg als ze optrad.
Weijer schonk zijn geliefde ook juwelen, zoals een diamanten kruis, een dito ring en oorsieraden, een armband, een gouden horloge en een ‘diamante brillant voor in ’t haer te dragen’. Bertheux kreeg opdracht om op het Heere Logement ‘een ledekant met zijn toebehoren voor ruym twee honderd guldens en eenige tapijten voor ƒ 92’ aan te schaffen en die bij Genevieve te laten bezorgen. De vereiste penningen ging hij vervolgens ophalen bij Weijers kantoor op de Herengracht bij de Wolvenstraat. De huurster vertelde bovendien dat ‘genoemde heer zichzelf en haar heeft doen uitschilderen’, en aangezien dat vier dagen duurde sliep hij vier nachten achtereen bij haar.
Schelden en vloeken
Weijer, Genevieves mainteneur, was een opvliegend heerschap. Angelique Bertheux verklaart dat ze hem aansprak toen ze gehoord had dat hij een getrouwd man was. Ze dreigde de hoofdofficier in kennis te stellen. Martin Weijer had toen ‘zeer oploopende’ gereageerd, zozeer dat hij ‘onder veele scheld & vloekwoorden zijn degen wilde trekken en haer (…) attaqueeren in haer eijgen huijs’.
Voor haar man was toen de maat vol. In juni van dat jaar verlangde Bertheux dat de huurster vertrok. Daartoe zocht hij Weijer op in het Hof van Holland, een herberg in de Kalverstraat vlakbij de Dam. Hij vertelde Weijer dat hij door Genevieve bedrogen werd en gaf hem te verstaan haar niet langer in zijn huis te willen gedogen. Weijer geloofde er niets van: ‘Gij ziet altijt de zaken van de verkeerde kant, en al zeyde gij en nog twintig getuygen het met u, ik zoude haer alleen geloof geven.’
Nog dezelfde avond verliet Genevieve het onderkomen op de Elandsgracht met medeneming van alles van waarde in een koffer. Ze liet de meubels en behangsels ’s anderendaags ophalen en brengen naar een huis op de Gelderse Kade bij de Bantammer Brug ‘waarin mede een Engelsche rijglijfmaker Roest genaemd woonagtig is’.


Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer jeDaarmee was de affaire nog niet voorbij. Een maand later, op 23 november, nam notaris Ardinois nóg een getuigenis op, nu van een andere huurder van het echtpaar Bertheux. Ook deze Nicolas Vallois deed zijn relaas in het Frans. Vallois herinnerde zich in het bijzonder dat Genevieve, die in de kamer boven hem woonde, hem uit het raam had geroepen ‘om een glas bier aen haer te brengen’. Vallois ging naar haar kamer. Daar zag hij dat Weijer ‘op het bedde lag’ en dat Genevieve ‘op de rand van ’t zelve was zittende’. Zodra hij de kamer verliet, werd de deur achter hem gesloten.
Vallois verklaarde dat Weijer hem verzocht had om na haar vertrek van de Elandsgracht op Genevieve te passen, en dat had hij toegezegd. Hij ging in hetzelfde huis op de Geldersekade wonen. Weijer kwam er dagelijks langs. Alle zondagen at hij met de juffrouw en sliep bij haar ‘vier nagten na den anderen’. Ook dit onderkomen was geheel door hem gemeubileerd.
Vallois bleef tot 5 september op de Geldersekade wonen. Weijer gaf toen voor te willen verhuizen naar Den Haag en vertrok, zeggend dat hij drie dagen later zou terugkeren en hem zou laten weten waar hij heen ging en Genevieve zou meenemen. In de Haagse archieven noch elders valt over de geliefden enig spoor te vinden.
Testament
Daar zat Catherina Weijer-Pels op de Keizersgracht met haar kroost, zonder echtgenoot. Ze liet het er niet bij zitten. Op 12 oktober, dus nog vóór de getuigenissen van de Bertheux’, werd ze door de Heren Schepenen ‘gekwalificeerd’ om de zaken van haar man in zijn absentie te behartigen. Op 18 november machtigde ze bij Ardinois ene Abraham Bruijnenburg om voor haar op te treden. Weijer had zijn handelszaak op de Herengracht gevoerd met zijn broer Jan. Die moest nu toezien hoe zijn schoonzuster de boeken zou laten nalopen en de balans zou laten opmaken om tot finale liquidatie over te gaan.
Martin Weijer bleef absent. Het staat er nadrukkelijk als zijn dochter Leonora vele jaren later, in november 1737, in het huwelijk treedt met sergeant-majoor Rudolff Leusden, zoon van een burgemeester van Utrecht. Catharina Pels is er wél bij, zoals ze ook getuige is bij de doop van haar kleinkinderen.
Op 2 maart 1745 maakt Catherina haar testament op bij Ardinois. Ze benoemt haar twee dochters tot erfgenamen, maar daar komt verandering in als haar oudste dochter Leonora vier jaar later overlijdt, pas 34 jaar oud. Van haar vijf kinderen overleefde alleen Guillielmo Pels Leusden, net twee jaar. Aan hem vermaakt Catharina in haar testament van 30 december 1749 ‘een somme van vijftien honderd guldens’.
Naar haar nog altijd ongetrouwde dochter Susanna Jacoba gaat al het overige: alle onroerende goederen, het kapitaal ‘in de Royale Bank van Engeland’ en de roerende goederen waaronder ‘alle de meubelen huijsraet en inboedel, lijwaten, porcelijnen, schilderijen, boeken, gemaekt goud en silverwerk, juweelen paerlen, klijnodien, porpenningen, medailles, mitsgaders klederen van zijde linnen wolle en andere stoffen niets uytgesondert zo als op haer testatrices overlijden zullen bevonden worden’. Ardinois zet onderaan de akte weer zijn hevig gekrulde handtekening.
Westerkerk
Zeker is dat Martin Weijer vóór 6 oktober 1753 is overleden, want op die datum verschenen Catharina Pels, ‘erfgename van wijlen Martin Weier’ en haar ongetrouwde dochter Susanna bij notaris Van Homrigh, voor de afhandeling van een ingewikkelde erfenis, die weinig opleverde. Catharina overleed uiteindelijk op 2 april 1761 ‘op de Keijzersgragt bij avond’. Ze werd begraven in de Westerkerk.
Susanna was 71 toen ze stierf, in december 1786. Het graf waarin zij ligt in de Westerkerk bestaat nog, in vak M(idden), onder het oorspronkelijke nummer 166. Daar worden nog zeven namen vermeld: haar grootvader Guillielmo Pels, haar grootmoeder Susanna Jacoba Valckenier, naar wie ze werd vernoemd, en haar twee broertjes die kort na de geboorte stierven, in 1713 en 1716. Ook twee vroeg gestorven kinderen van haar zus liggen hier ‘in één kistje’. In de naam van haar kordate moeder staat een spelfout: Catharina Pers. Hopelijk wordt die verschrijving verbeterd. Ze verdient het.
Rest de vraag: waar zijn de ‘pourtraiten’ van de danseres en haar mainteneur gebleven?
Delen: