Opkomst van de supermarkt in Amsterdam
Na de oorlog kreeg de kleine levensmiddelenwinkelier het steeds moeilijker. Uitkomst bracht het zelfbedieningssysteem, hier geïntroduceerd in 1950 door Dirk van den Broek. De aarzeling van de filiaalbedrijven werd Van Amerongen fataal: in 1953 nam Albert Heijn alle 62 winkeltjes over.
Na de ZB-zaken volgden supermarkten, discounters en weidewinkels. Maar in hun schaduw komt de kleine speciaalzaak op. De jaren 1940-1945 betekenden voor de detailhandel schaarste, goederen op de bon, surrogaten en zwarte handel. In mei 1945 ontbrak het aan vrijwel alles en wanneer een winkelier de hand had weten te leggen op een partijtje goederen vormde zich een lange rij voor zijn winkeldeur.
![]()
Langzaam verdween de zorg voor het dagelijkse brood en kwam de aanvoer van vooroorlogse (merk) producten op gang.
![]()
In de wederopbouwtijd werd de basis gelegd voor nieuwe vormen van detailhandel. De 'babyboom· en het stijgende aantal zelfstandige huishoudens veroorzaakten een sterke groei van de Nederlandse steden. In Amsterdam verrezen de westelijke tuinsteden en Buitenveldert en 'in de provincie' werden later de slaapsteden Lelystad en Almere uit de grond gestampt.
Die groei bood de detailhandel nieuwe afzetmogelijkheden. En er kwamen nieuwe producten bij: plastic artikelen, koelkasten. wasmachines, mixers. strijkijzers (samen het 'witgoed'), televisies, radio's en pick-ups (het 'bruingoed') en elektrisch gereedschap.
Delen: