Openluchtmuziek

De verdwenen muziekkoepels van Amsterdam

 

Meer dan twintig overdekte muziekplekken telde Amsterdam nog aan het begin van de 20ste eeuw. Deze ‘tenten’, ‘koepels’, ‘kiosken’ of ‘kapellen’ stonden op de meest verschillende locaties: in parken en (volks)tuinen, op pleinen en bij uitspanningen. De meeste zijn er niet meer: zes nog maar. Ze worden gekoesterd. 

 

Tekst: Huguette Mackay

De eerste voorzieningen voor openluchtmuziek ontstonden in de 19de eeuw als gelijkvloerse cirkels overdekt met een zeil. Het publiek zat en stond om deze muziektenten, muziekkoepels of muziekkiosken heen. Al gauw kwamen de muzikanten op een verhoogd podium te zitten. De musici en hun instrumenten waren zo beter beschermd tegen weersinvloeden, het publiek had beter zicht en de muziek reikte verder. Een praktisch voordeel was dat de ruimte onder het podium gebruikt kon worden voor opslag van stoelen en orkestmaterieel.

Een even aantal houten of ijzeren pilaren die op een stenen of houten ombouw rustten, ondersteunden het dak. Zo ontstond de veelhoekige muziekkoepel – een benaming die beter past dan muziektent. Bij een tent denken we toch meer aan een ietwat instabiel bouwsel van stof. De Amsterdamse muziekkoepels waren veelal juist rijk versierde architectonische juweeltjes opgetrokken uit solide bouwmateriaal, die uitstekend tot hun recht kwamen op de plek waar zij stonden.

Hoewel de muziekkoepels uitvoeringen in de openlucht mogelijk moesten maken, betekende dat niet dat ze een open karakter hadden. De oudste koepels in Amsterdam kwamen namelijk tot stand op particulier initiatief van verenigingen die uitsluitend bouwden voor de eigen leden. Ze stonden weliswaar op zichtbare plekken, bijvoorbeeld in een park of tuin of zelfs op een vijver, maar waren niet toegankelijk voor iedereen. De latere muziekkiosken waren dat wel: die werden bij uitstek gebouwd om muziek toegankelijk te maken voor een zo groot mogelijk deel van de bevolking.

Stille luisteraars

Amsterdams oudst bekende muziekkoepel was een initiatief van het Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra. Ontworpen door F. Merkelbach in het midden van de 19de eeuw, was deze misschien wel de mooist gedecoreerde van alle, rijk versierd met beelden uit de klassieke oudheid van de hand van Artis-kunstenaar Jacques Verdonck. De koepel niet ver van de ingang ter hoogte van de huidige kinderboerderij en de volière. Ook het culturele leven kwam in de dierentuin ruimschoots aanbod. Beeldend kunstenaars kregen opdrachten om de tuin te versieren en gerenommeerde orkesten zoals het Park- en het Paleisorkest traden er regelmatig op.

Vanwege de ligging baarde de muziektent van de Amsterdamsche Roei- en Zeilvereniging de Hoop veel opzien. Het bestuur besloot in 1860 tot de bouw in het water voor het clubhuis bij de Hoge Sluis om evenementen van de vereniging met muziek op te luisteren. Een andere klassieke kiosk stond in de tuin van het Paleis van Volksvlijt, bedoeld voor de bezoekers van het Volkspaleis. Ook de uitvoeringen in de grote muziektent in de tuin van het Concertgebouw waren voorbehouden aan de leden en de abonneehouders. Een hek omheinde de tuin en belangstellenden die zich “de weelde van een entreebiljet niet konden veroorloven”, konden aan de andere kant van de ijzeren spijlen toch meegenieten van een concert. Deze “hek-leden” stonden (!) achter die spijlen urenlang naar de klanken van het Concertgebouworkest te luisteren. Zij hielden zich daar stiller tijdens die zomerconcerten dan het publiek in de tuin zelf.

Publieke koepels

Publieke uitgaansgelegenheden waren in de tweede helft van de 19de eeuw aan de rand van de stad te vinden. Het waren geliefde oorden voor Amsterdammers om zich te ontspannen en ook om naar muziek te luisteren. Zo was in het Westerplantsoen, het eerste openbare park van Amsterdam, de fraaie muziektempel een echte publiekstrekker. Het park met de uitspanning Welgelegen en de nabijgelegen koepel was geen lang leven beschoren. Na 1869 werden hier het spoor doorgetrokken en het Westerkanaal gegraven en kwamen er nieuwe woningen.

Stadsuitbreidingen betekenden overigens het einde voor de meeste muziekkoepels. Ook die op het oude landgoed met theetuin Oud Roosenburgh in de Watergraafsmeer verdween in 1917, toen het gebied onderdeel werd van de Oosterbegraafplaats. Na de verkoop van de Concertgebouwtuin in 1922 aan de gemeente, die er huizen liet bouwen, sneuvelde daar de koepel eveneens. Bij de Hoge Sluis werd eind 19de eeuw de Sarphatistraat uitgebreid, mede voor nieuwe woningen, waardoor er geen plek meer was voor de jachthaven waar de roeivereniging met haar watertent was gevestigd.

Een andere populaire uitspanning was de Tolhuistuin aan het IJ. De plek was van oorsprong een pleisterplaats uit de 18de eeuw en groeide daarna uit tot een tuin van vermaak. De oude herberg werd uitgebreid en er kwam een fraai aangelegd plantsoen ontworpen door stadsingenieur P. van der Sterr. In de tuin stonden allerlei attracties, zoals speeltoestellen, een rijwielbaan en een schiettent, maar ook een dansvloer en een muziektent. Veel publiek trokken de concerten van het Parkorkest en het toen zeer populaire muziekkorps van de Zevende Regiment Infanterie, dat onder leiding van Johan Zaagmans, “de Mengelberg van het volk”, zijn gloriejaren beleefde.

Een muziektent die wél de tand des tijds doorstond, is die in het Vondelpark. De Vereeniging tot oprichting van een Rij- en Wandelpark te Amsterdam gaf vader en zoon Zocher niet alleen de opdracht om het park te ontwerpen, maar ook de muziekkoepel. Het werd een schitterend bouwwerkje van gietijzer.

Gemeente en muziektenten

In de eerste helft van de twintigste eeuw gaat de gemeente zich meer direct bemoeien met het fenomeen muziektent. Muziek in de openlucht die bereikbaar was voor het grote publiek, daar wilde de gemeente zich wel voor inzetten. Het Oosterpark en het Sarphatipark – 19de-eeuws publieksgroen in de Engelse landschapsstijl – moesten uitdrukkelijk parken worden waar “muziekuitvoeringen gehouden kunnen worden inclusief een plek ingericht voor toehoorders”. In het Sarphatipark is nooit een vaste muziekkiosk gekomen, maar in het Oosterpark wel. Landschapsarchitect Leonard Springer ontwierp zowel het park als de kiosk, die nog steeds bestaat.

Op het Zonneplein in Tuindorp Oostzaan verrees ook een muziekkoepel op initiatief van de gemeente. Voortrekkers waren de socialistische wethouders Monne de Miranda en Floor Wibaut, die samen met Arie Keppler, directeur van de Gemeentelijke Woningdienst, mooie woonprojecten tot stand brachten in heel Amsterdam. Geïnspireerd door de architecten van de Engelse tuinstadbeweging verrezen er tuindorpen, waar het gezond, harmonieus en vreedzaam wonen moest zijn. Het verenigingsleven speelde hierin een belangrijke rol, met name de muzikale activiteiten van fanfare- en harmoniekorpsen.

Illustratief is de discussie in de gemeenteraad in november 1924, wanneer op voorstel van De Miranda het besluit valt om zo’n muziektent op het Zonneplein te plaatsen. Het initiatief kreeg brede steun, omdat “de bewoners ook recht hebben op vertier en volksvermaak in de openlucht. Tuindorp Oostzaan is vleesch nog visch, zij moeten al zoveel ontberen van hetgeen in Amsterdam te genieten valt.” (Deze kiosk is in de Hongerwinter van 1944/45 in de kacheltjes verdwenen.) Muziekkiosken kwamen er ook op een aantal volkstuincomplexen en op speelterreinen in de stad. Zo kregen de Noorder- en Westerspeeltuin op respectievelijk het Karthuizerplantsoen en het J.J. Cremerplein en het Speeldistrict V van het Hendrick de Keyzerplein een eigen kiosk.

Van al deze speelplekken werd dankbaar gebruik gemaakt. Amsterdam kende een actief muziekleven en de vele plaatselijke muziekkorpsen waren er het levende bewijs van. Bedrijven, fabrieken, en instellingen en afdelingen van de gemeente, waaronder ook de afdeling Publieke Werken, hadden alle een eigen muziekkorps! Op hoogtijdagen speelden zij: regeringsjubilea, een Rembrandtjaar, 650 jaar stad Amsterdam, bevrijdingsfeesten, noem maar op. Er waren marsen door de stad en op pleinen en in parken gaven ze uitvoeringen. Waar geen vaste muziektent stond, zorgde de gemeente voor een mobiel exemplaar. Deze opvouwbare koepels werden vanaf begin 20ste eeuw in de Gemeentelijke Werkplaats aan de Van Reigersbergerstraat – die een aparte timmerafdeling had – ontworpen, gebouwd, onderhouden en uitgeleend. 

Een speciale categorie vormden de identieke muziekkoepels in de Waterlandse dorpen Schellingwoude, Ransdorp, Durgerdam en Zunderdorp. Het is een mooi verhaal, hoe de ondernemende Ransdorpse timmerman Cornelis Schreuder werkloze scheepstimmerlieden, tevens leden van de plaatselijke fanfare, aan het werk zette en de gemeente Amsterdam, die de dorpen net daarvoor in 1921 had geannexeerd, het bouwmateriaal leverde. De koepel in Zunderdorp is in de jaren zestig gesloopt; de andere drie zijn nu rijks- of gemeentemonument. Net als de kiosken in het Oosterpark en het Vondelpark. De zesde is geen monument: die van het Thorbeckeplein uit 1985, in 2011 verplaatst naar Artis.

 

Afbeelding: Muziekkoepel in het Vondelpark van de architecten J.D. Zocher & L.P. Zocher, 1873 - Collectie Stadsarchief Amsterdam

(Ons Amsterdam juni 2016)

HUGUETTE MACKAY IS HISTORISCH ANTROPOLOGE. HET ARTIKEL IS TOT STAND GEKOMEN IN SAMENWERKING MET DE STICHTING MUZIEKKAPELLEN, DIE SINDS 2012 IJVERT VOOR HERWAARDERING VAN DE MUZIEKKIOSK. MEER WETEN: WWW.MUZIEKKAPELLEN.NL

Delen:

Dossiers:
Architectuur Kunst en cultuur

Gerelateerd

27 augustus 1856: Onthulling van Naatje op de Dam
27 augustus 1856: Onthulling van Naatje op de Dam
Actueel 16 augustus 2022
15 augustus 1945: Einde van de Tweede Wereldoorlog in het Koninkrijk der Nederlanden
15 augustus 1945: Einde van de Tweede Wereldoorlog in het Koninkrijk der Nederlanden
Actueel 8 augustus 2022
Een fris nieuw stuk Amsterdam: Het Schip van Slebos
Een fris nieuw stuk Amsterdam: Het Schip van Slebos
Verhaal 1 juli 2022