Op sloop volgt spijt
Voor sloop zijn altijd wel excuses te bedenken: de stad kan niet ‘één groot museum’ worden, mensen mogen toch zeker zelf bedenken wat ze met hun bezit willen doen, economische ontwikkeling mag niet zomaar worden geremd, enzovoort. Veel van die argumenten snijden geen hout. Huizenbezitters – ook corporaties – wijzen bijvoorbeeld vaak op de vervallen toestand van panden, terwijl het onderhoud hun eigen verantwoordelijkheid was.
Er zijn veel betere argumenten tégen. Behoud van stedelijk erfgoed is, vanwege de hoge huizenprijzen, economisch zinnig. Erfgoed heeft culturele en esthetische kwaliteiten, draagt bij aan het gevoel van contact met het verleden en is dus van invloed op ‘het sociale cement’ van een stad. Gebouwen zijn herinneringsplekken en sloop tast onze herinneringen aan. Nee, de stad is geen museum, maar onbezonnen ingrepen leiden tot iets wat de auteurs een ‘dystopische stad’ noemen, waar niemand zich ‘thuis’ voelt. Op sloop volgt dus vaak spijt.
Van Elburg en Ronnes laten vijftig gebouwen of blokken in Amsterdam passeren die de laatste jaren ‘zomaar’ zijn gesloopt. Er zijn op het oog ‘onbeduidende’ panden bij – een garage op de Lijnbaansgracht 187, twee huizen op de Van Baerlestraat, een rij 19de-eeuwse huizen in de Eerste Oosterparkstraat, een 18de-eeuwse boerderij in Osdorp. Geen achtste wereldwonderen, maar door hun verdwijning is de stad toch merkbaar verarmd.
KOEN KLEIJN
Amsterdam sloopt. Afbraak in de hoofdstad in de 21ste eeuw.
Wouter van Elburg en Hanneke Ronnes
- Uitgeverij Panchaud
- 126 blz.
- € 18,90
Delen: