Ondernemer Karel van Aalst

Machtigste zakenman van het land

Hij had meer invloed dan de meeste ministers. De Oranjes bedelden bij hem om geld. Karel van Aalst (1866-1939) leidde de Nederlandsche Handel-Maatschappij en schonk Amsterdam haar burgemeesterswoning.

De beste secundaire arbeidsvoorwaarde van het Amsterdamse burgemeestersambt is de ambtswoning. Job Cohen valt het voorrecht toe te mogen wonen in een van de markantste stadspaleizen van de grachtengordel: Herengracht 502, ook bekend als ‘Het huis met de kolommen’. Het dubbele herenhuis, dat eind 17de eeuw werd gebouwd in opdracht van Paulus Godin, bewindhebber van de West-Indische Compagnie, is ontworpen om te imponeren. Een waardig onderkomen voor de eerste burger van de hoofdstad.

De burgervaders hebben hun statige behuizing te danken aan C.J.K. (Karel) van Aalst, de president-directeur van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) en de laatste zakenman die het pand bewoonde. Toen Van Aalst in 1925 genoeg had van het drukke stadsleven en zich terugtrok op zijn landgoed bij Hoevelaken, bood hij de gemeente Amsterdam zijn woonhuis aan. “Een schitterend blijk van burgerzin,” jubelde De Telegraaf.

Van Aalst kon het zich veroorloven. Als agent, directeur en uiteindelijk president van de NHM had hij fortuin gemaakt en aanzien verworven. De NHM was op dat moment het grootste bedrijf van ons land, een financiële instelling en investeringsmaatschappij met tentakels in vele sectoren en een nominaal kapitaal van rond de ƒ 150 miljoen. Hoewel een private onderneming, was het bedrijf nauw gelieerd aan de overheid en genoot het in veel opzichten bescherming van de staat, op een manier die tegenwoordig de Nederlandse Mededingingsautoriteit een rolberoerte zou bezorgen.

De president van de NHM was een van de machtigste mensen van het land, machtiger dan de meeste ministers en oneindig veel invloedrijker dan de burgemeester van Amsterdam. Bij het 100-jarig bestaan van de Handel-Maatschappij, in 1924, hekelde premier Hendrik Colijn (zelf commissaris bij het bedrijf) de gebrekkige kennis onder de bevolking over de NHM: “En toch geldt het hier een instelling die een sterk uitgesproken nationaal karakter draagt; die in vroeger en later tijd de Nederlandse Staat grote diensten heeft bewezen en voor onze volkswelvaart van bijzondere betekenis is geweest.”

Het ‘nationale karakter’ van het bedrijf ligt reeds besloten in de missie die koning Willem I het bij de oprichting in 1824 meegeeft. De NHM moet de Nederlandse productie en export stimuleren door het verlenen van kredieten en door het doen van investeringen. “Een zware taak voor een particulier lichaam,” erkent Willem, die zelf een aandeel van vier miljoen gulden neemt op een totaal startkapitaal van 37 miljoen, en die garant staat voor de 4,5% rente op de obligaties. De semi-officiële status van de NHM wordt nog eens bevestigd door de locatie van het hoofdkantoor: niet in handelsstad Amsterdam, maar (tot 1831) in hofstad Den Haag. De president en de secretaris worden bovendien rechtstreeks benoemd door de koning.

Omdat in de eerste decennia van de 19de eeuw de Nederlandse industrie weinig voorstelt, verlegt de NHM haar aandacht naar Nederlands-Indië, waar dankzij de invoering van het cultuurstelsel (de gedwongen productie onder toezicht van het koloniaal bestuur) de exploitatie van het land – en de uitbuiting van de bevolking – een grote vlucht neemt. Het geld stroomt binnen. De NHM is zó succesvol dat zij leenheer wordt van de staat, die in 1840 al voor veertig miljoen bij het bedrijf in het krijt staat.

Halverwege de 19de eeuw gaat de NHM voor eigen rekening goederen importeren en exporteren en breidt het de activiteiten uit naar andere werelddelen. In 1880 gaat onder leiding van B. Heldring het roer opnieuw om. Vanaf dat moment gedraagt de NHM zich steeds meer als financiële instelling en verdringt de handel in wissels en effecten de goederenhandel. De agentschappen in Indië worden banken, met uitzondering van enkele factorijen in Batavia, Semarang, Soerabaja en Singapore.

Organisatorische brille

In september 1888 is de NHM op zoek naar nieuwe medewerkers voor haar filialen in Indië. De predikantenzoon Karel van Aalst lijkt het wel wat. Hij heeft de Openbare Handelsschool in Amsterdam afgerond en een paar jaar werkervaring opgedaan als bediende bij het goed aangeschreven handelshuis van Gustav Briegleb. De NHM zou een mooie volgende stap kunnen zijn in zijn loopbaan. Voor de zekerheid vraagt hij een oud-studiegenoot per brief om raad. Die twijfelt geen moment en stuurt per omgaande een positief advies: “Men is er verzekerd van zijn inkomen. Het is toch zeer onwaarschijnlijk, dat de NHM opeens ophouden zal te bestaan, hetgeen men niet kan zeggen van een particuliere firma, vooral in de Javahandel.” Ook de kans op promotie acht de vriend gunstig: “De staf van de factorij bestaat grotendeels uit bedienden die niet geschikt zijn voor hogere betrekkingen. Er bestaat dus voor jongelui die meer weten en in de smaak der Directie vallen, goede gelegenheid om vooruit te komen.”

De jonge Van Aalst neemt het advies ter harte en vertrekt voor de NHM naar ‘de Oost’. Daar maakt hij razendsnel carrière. Hij bezweert een financiële crisis op de factorij in Soerabaja en saneert de suikeronderneming Klampok op Oost-Java. Daarna heeft hij een actief aandeel in de ontwikkeling van de “pas onderworpen landstreken” buiten Java. Hij is betrokken bij de oprichting van een handels- en kolenstation in Sabang op de westpunt van Atjeh – net bloedig ‘gepacificeerd’ door Van Heutsz – en bij de vestiging van nieuwe agentschappen in Palembang (Oost-Sumatra), Banjermasin (Borneo), tot zelfs in de Birmese hoofdstad Rangoon toe. Als beloning voor zijn doortastende optreden krijgt hij in 1898 de leiding over het kantoor in Singapore, waar hij met lef en diplomatiek handelen de NHM opstoot tot de belangrijkste financiële instelling.

De organisatorische brille van Van Aalst blijft niet onopgemerkt in het Amsterdamse hoofdkantoor, op de hoek van de Herengracht en de Nieuwe Spiegelstraat in de chique Gouden Bocht. In 1902 keert hij terug naar Amsterdam om toe te treden tot de directie. De benoeming is controversieel. Critici vinden de predikantenzoon te min voor zo’n gewichtige functie – zelfs al is hij van moederszijde een afstammeling van Michiel de Ruyter. Het Nederlands-Indisch Effectenblad twijfelt openlijk aan zijn capaciteiten: “De betrekking was tot nu toe weggelegd voor Amsterdamse patriciërs, kooplieden van de hoogste rang, maar wilde men daarmee breken, dan waren er toch nog wel oud-presidenten van de factorij aan te wijzen, die daar oneindig veel beter op hun plaats zouden zijn.”

Maar Van Aalst heeft ook verdedigers. Een lezer van het Effectenblad schrijft blij te zijn dat er “eindelijk met de fossiele tradities is gebroken” en vele collega’s en zakencontacten sturen hun felicitaties. Als directielid doet Van Aalst de kritiek verstommen. Door fors te investeren in de scheepvaart en het bankwezen maakt hij de NHM minder afhankelijk van de ‘gouvernementsproducten’. Dat is een verstandige zet, want jarenlange slechte koffie-oogsten in Indië gingen steeds zwaarder drukken op de balans. Van Aalst is initiatiefnemer van de Koninklijke Hollandsche Lloyd en betrokken bij onnoemelijk veel andere ondernemingen en instellingen.

Veel lof krijgt hij toegezwaaid voor zijn inspanningen om de Zuid-Amerika Lijn uit Duitse handen te houden. Zelfs de omgangsvormen op het hoofdkantoor zijn er sinds de komst van Van Aalst op vooruitgegaan, aldus De Telegraaf. Het is allemaal wat “minder deftig en stroef”. Het komt voor niemand als een verrassing dat Van Aalst in 1913 J.T. Cremer opvolgt als president van de NHM. De predikantenzoon is dan de machtigste man in het Nederlandse bedrijfsleven. Hóe machtig, wordt duidelijk wanneer de Eerste Wereldoorlog losbarst.

Hoewel Nederland neutraal blijft, ondervindt het wel hinder van de oorlog. Engeland en Amerika leggen meteen al in het eerste oorlogsjaar de Nederlandse handel aan banden, omdat ze vrezen dat die de Duitse economie ten goede komt. Om te voorkomen dat de economie ten gevolge van de strenge contrabanderegels in elkaar klapt, richt Van Aalst in 1914 de Commissie voor de Nederlandsche Handel op, later herdoopt tot de Nederlandsche Overzee Trust Maatschappij (NOT).

De NOT fungeert als bemiddelaar tussen het Nederlandse bedrijfsleven en de geallieerden. In veel gevallen treedt de NOT, als vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid, zelf op als importeur. Zo kan een flink deel van de import doorgang vinden. Ook op andere manieren vecht Van Aalst voor de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven. Hij zorgt voor een krediet van ƒ 200 miljoen aan Duitsland. Een verarmd Duitsland is namelijk een makkelijke prooi voor het bolsjewisme, vreest Van Aalst.

Huisbankier van de Oranjes

Op 9 mei 1915 ontvangt Van Aalst een kattebelletje van prins Hendrik: “Waarde heer van Aalst! De houthandelaar Huiscamp te Apeldoorn, een oppassende man, die ik graag mag, heeft ƒ 6000 nodig tot 1 mei 1916. Zoudt u mij het genoegen willen doen deze man met dat bedrag te willen helpen. Ik sta er borg voor.” Het is niet het eerste briefje van de prins en zeker niet het laatste. Als president van de NHM behoort Van Aalst tot het selecte gezelschap vertrouwelingen van de koningin en de prins. Hij is de huisbankier van de Oranjes. Voor Wilhelmina belegt hij miljoenen in obligaties, Hendrik staat hij bij in diens schrijnende geldnood. De contacten zijn zeer intensief; in sommige periodes wordt Van Aalst wekelijks op het paleis ontboden.

Meer en meer wordt Van Aalst een publiek figuur. Er is nauwelijks een deftig comité te bedenken, of hij zit het voor. Zo is hij de drijvende kracht achter het Olympisch Stadion en de Amsterdamse IJsclub. Ook zijn privébelangen nemen steeds meer tijd in beslag. Zijn archief bevat een uitgebreide correspondentie over een niet al te gelukkige investering in een Amerikaanse oliemaatschappij waar zijn zwager hem bij betrokken heeft. “Still haven’t struck oil,” is keer op keer de sombere boodschap uit de States. Dan zijn er nog de bedelbrieven van kunstenaars, uitvinders en andere armen.

De vergeten schrijver Samuel Goudsmit schrijft larmoyante smeekbedes: “Ik vraag een reddende hand, maar gelooft u mij, ik huil niet! Protesteren, ja, dat doe ik wel! Tegen een wereld die niet een tikkie meer op ons let, terwijl ik het zo goed met haar meen.” Ondertussen onderneemt de Christelijk-Historische Unie verwoede pogingen om Van Aalst te strikken voor een zetel in de Eerste Kamer. “Denk aan het land! Denk aan de partij!” schrijft de partijsecretaris. Tot twee keer toe slaat Van Aalst het aanbod beleefd doch resoluut af.

Door al zijn sociale verplichtingen en maatschappelijke nevenfuncties lijkt de aandacht van Van Aalst voor de NHM vanaf het midden van de jaren twintig te verslappen. Het bedrijf, vanaf 1926 gehuisvest in het monumentale pand ‘De Bazel’ aan de Vijzelstraat (genoemd naar de architect K.P.C. de Bazel), teert te veel op oude roem. Door onvoldoende vernieuwing ontbreekt het de NHM aan slagkracht om de crisis van de jaren dertig het hoofd te bieden. Groeiende kritiek noopt Van Aalst in 1934 af te treden als president.

Bij zijn afscheid houdt minister van Economische Zaken Heringa een weinig feestelijke toespraak: “De golven der historie gaan over de wereld met hun toppen en dalen. Het is hun schuld niet, dat u uw loopbaan begon, toen de grote periode van bloei een aanvang nam. Ik ben er zeker van, dat wanneer u in uw jeugd gestaan zou hebben voor de aanvang van een economisch langdurig wee, als thans, u nog groter kracht zou hebben getoond en nog groter successen zou geboekt hebben.”

Na zijn aftreden resten Van Aalst nog slechts enkele jaren, die hij in stilte doorbrengt op zijn landgoed. Zijn overlijden wordt in alle internationale kranten gememoreerd. Minister Charles Welter van Koloniën spreekt van een “Empire builder in de ware zin des woords”. Met de NHM zou het toch nog goedkomen. Na een fusie met de Twentsche Bank in 1964 werd het bedrijf onder de naam Algemene Bank Nederland (ABN) een van de grootste bankbedrijven in Nederland. Later ontwikkelde zich hieruit de huidige multinational ABN Amro.

Tekst: Rob Hartgers
Foto: Stadsarchief
November-December 2006

Delen:

Dossiers:
Amsterdammers
Editie:
December November
Jaargang:
2006 58
Rubriek:
Markante Amsterdammers
Tijdperk:
1800-1900 1900-1950