Multatuli houdt ons woke

In de discussie over slavernij, kolonialisme en white privilege is het gedachtegoed van Multatuli nog steeds actueel, schrijft Elsbeth Etty, voorzitter van het Multatuli Genootschap.

 

Na de rellen die volgden op de dood van Michael Brown – in 2014 in de Amerikaanse stad Ferguson doodgeschoten door een witte politieagent – werd de uitdrukking stay woke door de Black Lives Matter-beweging gebruikt als oproep om wakker en alert te blijven, de ogen niet te sluiten voor raciale ongelijkheid. Volgens het Algemeen Nederlands Woordenboek betekent ‘woke’: alert op maatschappelijke misstanden, zoals racisme en discriminatie, en verder: maatschappelijk bewust en maatschappijkritisch.

Plakken we deze definities op Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker), dan kunnen we vaststellen dat hij de eerste woke schrijver was van het Nederlandse taalgebied. Weliswaar bestond het begrip ‘woke’ in zijn tijd niet, evenmin als de termen racisme en seksisme, maar het daverende slotakkoord van zijn in 1860 verschenen Max Havelaar, waarin hij koning Willem III verantwoordelijk houdt voor het mishandelen en uitzuigen van “meer dan dertig miljoenen onderdanen” in Nederlands-Indië, is een aanklacht tegen wat we tegenwoordig institutioneel racisme noemen. Zelf vergeleek hij zijn boek over koloniale misstanden met Harriet Beecher Stowe’s roman Uncle Tom’s Cabin, die hij in Max Havelaar aanprees als een “onsterfelijke pleidooi” voor afschaffing van de slavernij.

“De Javaan wordt mishandeld”, buldert Multatuli aan het slot van Max Havelaar, dat hij schreef “om te protesteren tegen de eindeloze expeditiën en heldendaden tegen arme ellendige schepsels, die men vooraf door mishandeling dwong tot opstand”. Hoe dat in zijn werk ging, beschrijft hij in het fictieve verhaal ‘Saïdjah en Adinda’, waarin hij de naamloze slachtoffers voor het eerst een stem gaf. Het tranentrekkende liefdesverhaal eindigt met het neerslaan van zo’n uit wanhoop ontstane opstand. Multatuli rapporteert hoe Saïdjah het naakte, afschuwelijk mishandelde lijk van zijn geliefde Adinda vindt in een dorp dat pas veroverd was door het Nederlandse leger, en dus in brand stond.

Roofstaat

Het woordje ‘dus’ liet hij cursief drukken. In latere publicaties legde hij uit waarom: “Ik beweerde dat een dorp in brand stond omdat het veroverd was door Nederlandsche soldaten. Hierin ligt heel duidelijk de beschuldiging dat ons krijgsvolk schandelijk huishoudt in veroverde plaatsen. Ja, het dorp wás veroverd door Nederlandsche soldaten, en stond dús in brand. Op Nederlandsche heldendeugd volgt brand. Nederlandsche overwinning leidt tot verwoesting. Nederlandsche krijgsbedrijven baren wanhoop.”

In ‘Idee 305’ kwam hij nog eens terug op dat veelzeggende woordje ‘dus’. Hij verzocht zijn nageslacht een beloning uit te reiken voor “het beste historisch kritische onderzoek naar de wijze waarop de Goddienende Nederlandse Natie zich heeft vrijgepleit van de beschuldiging die Multatuli tegen haar inbracht toen hij het woordje ‘dus’ plaatste tussen Nederlandse heldendeugd en verwoeste dorpen”.

Wat mij betreft komt die beloning toe aan het in 2016 verschenen boek Roofstaat van Ewald Vanvugt. De titel is ontleend aan Multatuli, die in Max Havelaar schreef: “Er ligt een roofstaat aan de zee, tussen Oost-Friesland en de Schelde!” Met die roofstaat bedoelde hij Nederland, dat eeuwenlang met grof geweld en andere misdadige middelen de Gordel van Smaragd ten eigen bate leegplunderde. Vanvugt laat in Roofstaat zien hoe het ‘Goddienende Nederland’ zich hiervan heeft pogen vrij te pleiten: met hypocrisie, leugens en halsstarrige ontkenning van het institutionele racisme dat aan het Nederlandse koloniale en slavernijverleden ten grondslag ligt. Een beproefde methode was om van rovers en massamoordenaars als Jan Pieterszoon Coen en generaal Jo van Heutsz nationale helden te maken en die te eren met standbeelden en monumenten.

Droogstoppel

Ook in de recente debatten over aanstootgevende standbeelden van dergelijke schurken houdt Multatuli ons woke. In Max Havelaar trekt hij eigenhandig het beeld omver van zijn personage Batavus Droogstoppel. Deze hypocriete makelaar in koffie staat model voor een mentaliteit die het mogelijk maakte dat de natie en met name de Amsterdamse elite zich schaamteloos verrijkte over de ruggen van de uitgebuite volkeren in de kolonie. Aan het slot van Max Havelaar maakt Multatuli korte metten met hem: “Halt, ellendig produkt van vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij! Ik heb u geschapen ... ge zijt opgegroeid tot een monster onder mijn pen ... ik walg van mijn eigen maaksel: stik in koffie en verdwijn!”

Moeten de standbeelden van al die andere ellendige producten van vuile koloniale geldzucht ook verdwijnen? Misschien wel uit de openbare ruimte, maar liever niet door ze te vernietigen en daarmee het beschamende koloniale en slavernijverleden uit het nationale geheugen te wissen. Door dergelijke beelden tentoon te stellen in musea, kunnen ze – net als Droogstoppel – bijdragen aan het debat over kolonialisme, slavernij, racisme en de volkomen misplaatste trots op de zogenaamde helden die daarvoor verantwoordelijk waren.

In de tijdens het Multatuli-jaar (2020) verschenen essaybundel De slavernij in Oost en West. Het Amsterdam onderzoek, samengesteld in opdracht van de gemeente Amsterdam naar aanleiding van de discussie over het aanbieden van excuses voor het slavernijverleden, schrijven de inleiders: “Integratie van de slavernij in de geschiedenis van de stad wringt met het Amsterdamse historische zelfbeeld, dat draait om handelsgeest, vrijheid en tolerantie.” Multatuli sloeg met de creatie van Droogstoppel als verpersoonlijking van de Amsterdamse medeplichtigheid al een deuk in dat zelfbeeld. “Niet voor niets was Batavus Droogstoppel woonachtig aan de Lauriergracht 37 te Amsterdam”, schrijft onderzoeker Ulbe Bosma in zijn bijdrage aan de bundel.

Spiegel

Het heeft lang geduurd voordat Multatuli’s boodschap over de verantwoordelijkheid van Nederland voor “het mishandelen en uitzuigen van meer dan dertig miljoenen onderdanen” in Nederlands-Indië werd aanvaard. Officiële excuses werden pas 160 jaar na het verschijnen van Max Havelaargemaakt. Tijdens zijn staatsbezoek aan Indonesië in maart 2020 verontschuldigde koning Willem-Alexander – de achter-achterkleinzoon van Willem III, aan wie Multatuli zijn boek opdroeg – zich namens de Nederlandse staat voor de koloniale misdaden. Hij deed dit “in het volle besef dat de pijn en het verdriet van de getroffen families generaties lang voelbaar blijven”.

Drie weken eerder had het staatshoofd woorden van gelijke strekking gesproken bij de opening van het Multatuli-jaar in de Nieuwe Kerk, waar hij in aanwezigheid van de Amsterdamse burgemeester en de ambassadeur van Indonesië een gedenksteen onthulde voor de schrijver van Max Havelaar.

Er bestaat nog geen Multatulistraat, -plein, -brug of -tunnel in Amsterdam. Eind 19de eeuw werd er een (onooglijk) straatje in Oud-West naar Douwes Dekker vernoemd, wat al heel wat was voor een toen in officiële kringen zo omstreden figuur. Nu prijkt zijn standbeeld prominent op de Torensluis, tussen zijn geboortehuis in de Korsjespoortsteeg en de Nieuwe Kerk, waar op de gedenksteen de eerste zin van zijn meesterwerk gebeiteld staat: “Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, no 37.”

Dat hij ons nog lang een spiegel moge voorhouden.

ELSBETH ETTY IS SINDS MAART 2017 VOORZITTER VAN HET MULTATULI GENOOTSCHAP. April 2021

Beeld: Standbeeld van Multati op de Torensluis, vervaardigd door Hans Bayens, 1987. Foto: Martin Alberts/Stadsarchief Amsterdam

 

Er kwamen vele reacties op dit artikel. Er bestond namelijk wel een tijd een Multatiweg. De reacties zijn verzameld op deze pagina.

Delen:

Buurten:
Centrum
Dossiers:
Amsterdammers Kunst en cultuur
Editie:
April
Jaargang:
2021 73
Rubriek:
Verhaal