De Westfaalse immigrant Carl Wilhelm Hugo Otto Aegidius Grothoff liet dit bedrijfspand in 1913 neerzetten, op een terrein waar aan de Herengrachtkant het dubbele woonhuis 387-389 had gestaan. Deze zijde kreeg officieel nummer 389 (het huisnummer 383-389, op de gevel geverfd, is dus niet geheel reglementair). Grothoff bewoog zich in een bedrijfstak die wij vandaag niet meer associëren met de ‘grachtengordel’. In het complex, oorspronkelijk één geheel met Singel 418 (zie het smeedwerk voor de ramen!), dreef de familie tot begin jaren tachtig een groothandel in behangers- en meubelmakersfournituren, lang ook bekendstaand als N.V. Hugo Grothoff’s Springveeeren- en Matrassenfabriek en Handelmij.

Gaan wij nu voor het pand staan, dan herkennen wij alsnog de oorspronkelijke belettering: HUGO GROTHOFF, en begrijpen wij de initialen ‘HG’ in de reliëfs naast het verhaspelde tableau. Maar hoe zit het daarmee? Lijstmaker Han van der Waerden, sinds 1986-87 in het pand vertelt hoe het is gegaan. Hij wist destijds het historische mozaïek te bewaren door er, gebruik makend van de bestaande letters, in dezelfde stijl het woord LIJSTENMAKERIJ overheen te schilderen. Tot een gemeenteambtenaar met de meetlat langs kwam en ‘reclamebelasting’ oplegde. Bezwaarschriften mochten niet baten;betaald moest er worden voor “uw reclame-uiting”, schreef de wethouder in 1994. Wat restte, behalve een greep naar de bus afbijtmiddel?

Tekst: Martin Harlaar, Richard Hengeveld, Jan Pieter Koster en Anne Roos
Foto: Cune Hetteman/Stadsarchief
April 2000