“Wielrennen is hard werken. Mag ik dan proberen er zoveel mogelijk geld aan over te houden?” Het is een gepikeerde Peter Post ten voeten uit, in december 1967 in dagblad Trouw, tussen twee zesdaagsen door. De Amsterdammer voelt zich aangevallen door de interviewer, die vooral zijn zakelijkheid benadrukt. Met als ultiem bewijs zijn Amstelveense bungalow in aanbouw. “Ik train iedere dag, ook ’s winters wanneer er geen zesdaagse draait. Je wordt helemaal door dat wielrennen opgeslokt. Je reist van stad naar stad, van zesdaagse naar zesdaagse en de dagen die ik thuis ben zijn op de vingers van twee handen te tellen.”
Hoe lang hij nog denkt te heersen op de wielerbanen? Tja. “Je kan niet altijd de beste blijven. Ik hoop dat ik voorlopig nog enige jaren mee kan draaien. Gaat dat niet meer, dan wil ik stoppen. Ik wil niet hebben dat men zegt: ‘Die daar is Post. Vroeger won hij bijna alles.’ Maar die tijd is nu nog niet aangebroken.”

Elf jaar eerder maakte hij zijn profdebuut op de Zesdaagse van Gent aan de zijde van zijn Amsterdamse koppelgenoot Gerrit Schulte. Die combine was geen succes. Teleurgesteld kneep de 40-jarige Schulte de laatste dag voortijdig in de remmen, de schuld van de debutant: “Het is een papkindje dat niet af kan zien, een fietsende juffrouw. Hij moet maar weer slager worden.” Refereerde Post in Trouwaan Schulte, die destijds vooral leek te worstelen met het besef dat zijn zesdaagse-troon begon te wankelen?

Gerrit Schulte en Peter Post. De zesdaagsekoning op leeftijd en het aanstormende talent. Beiden Amsterdammers, buren zelfs in de Staatsliedenbuurt. Rivalen. Het is een verhaal binnen een verhaal.

Klein Ulysses

Peter Post wordt op 12 november 1933 geboren boven de slagerij van Wigbertus Post, op de hoek van de Tweede Keucheniusstraat en de Van Bossestraat. Achtste kind in een slagersgezin, waar er nog vijf zullen volgen. Als schooljongen brengt hij met een zware transportfiets bestellingen rond. In de Amsterdamse Sportweek van 1949 wint hij het Amsterdamse Kampioenschap voor Slagersjongens. Aan wielrennen denkt hij dan nog niet.
De in 1916 geboren buurman Gerrit Schulte trapt dan in het peloton als Le Fou Pédalantal een aardige boterham bij elkaar. Het is diens oudere broer Piet Schulte, ook slager, die de wielermicrobe binnensmokkelt in het gezin Post. Piet heeft op straat het talent van Peter gespot. Hij tipt de buurtjeugd om eens wat verder te rijden dan een blokje om. “Van Halfweg en weer terug, dan kun je zien wie echt de beste is.” Uiteraard arriveert Peter als eerste. Maar vader Post blijft wielrennen een sport vinden voor verwende nietsnutten.
Stilletjes spaart Peter als slagersknecht bij een andere slagerij voor een nieuwe racefiets. Bij thuiskomst met zijn lichtgewicht RIH van de framebouwers Willem en Joop Bustraan uit de Westerstraat, stelt hij zijn vader gerust: “Ik ga er gewoon een beetje mee rijden in de omgeving.” Niet op de fiets, maar op dansles komt hij definitief in de greep van de koers. Schuldige is de twee jaar oudere amateurwielrenner Herman Krott. Tussen de danslessen door wil Peter van hem alles weten over de koers. Vervolgens wordt hij stiekem lid van Klein Ulysses, de jeugdopleiding van de Amsterdamse wielervereniging. Op 29 mei 1952 vraagt Peter Post als 18-jarige nieuweling zijn eerste wielerlicentie aan.

Trainingsbeest

In zijn tweede seizoen wint hij de criteriums van Zuilen, Bolsward, Woltersum, Meppel en de Ronde van de Albert Cuypstraat. Na zijn oproep voor militaire dienst wordt hij als slagerszoon tewerkgesteld in een kazernekeuken. Honderd kilo weegt hij bij het afzwaaien, en hij legt zich neer bij een leven achter de slagerstoonbank. “Slager is een vak met toekomst. De mensen zullen immers altijd vlees blijven eten.” Het loopt anders, door een verwaarloosde blindedarmontsteking, gevolgd door een buikvliesontsteking. Na de operatie gaat hij revalideren, op zijn racefiets. Al snel is hij alsnog meer op de baan van het Olympisch Stadion te vinden dan in de slagerij.
De wielrenner Post blijkt geen uitzonderlijk wielertalent. Eerder een harde werker, die van alles kan maar nergens in uitblinkt en traint als een beest. De Amsterdamse renners onderbreken hun gezamenlijke trainingsritten naar Zandvoort regelmatig voor een kop koffie. Als de renners aan de koffie zitten of een biljartje leggen, maakt Peter een extra trainingslusje. In de wintermaanden zoeken ze vertier in café Acdaop de Nieuwendijk, Heck’sop het Rembrandtplein en Sheherazadein de Paardenstraat. Lange winteravonden waar het bier rijkelijk vloeit maar Peter altijd na een paar colaatjes vroeg op huis aan gaat. De volgende ochtend wacht de fiets weer, voor het maken van trainingskilometers.
De theorie van de koers leert hij in gesprekken met grote kampioenen op trainingsrondjes of langs de baan. Geen grote naam is veilig voor de leergierige slagerszoon. Hij ontfutselt ze stuk voor stuk tactische tips. Van Piet Moeskops tot Jan Derksen. Hij verslindt ook sportklassiekers als Te midden der kampioenen, de biografie van wielergrootheid Piet Moeskops. Het stuklezen van de sportpagina’s van alle kranten levert hem in het peloton een bijnaam op: krantje.

Record

Zijn profdebuut maakt Post in 1956 in het criterium van Hengstdijk, dat hij gelijk wint. Ook start hij in de Ronde van Nederland, als knecht van Gerrit Schulte. In oktober vraagt Schulte hem als partner voor de zesdaagse. Zoals aangestipt is dat geen succes. De routinier rijdt zijn jonge koppelgenoot, nog onwennig met het koersen op de baan, totaal naar de vaantjes. “Jongen, ga naar huis. Je kunt het niet”, is zijn boodschap. Post geeft niet op, en zegeviert wel aan de zijde van de Belg Rik van Looy, veelvuldig wereldkampioen op de weg. “Hij maakte een allround-renner van me, vertelde me dat er ook nog zoiets bestond als de weg, waarop voor beroepsrenners veel was te verdienen.” (Trouw, december 1967.)
Met zijn inzet behaalt Post ook successen op de weg. Hoewel hij volgens de kranten zijn overtuigende winst op het Nederlands kampioenschap in Zandvoort van 1963 vooral te danken heeft aan het omkopen van het halve peloton. Die winter maakt hij zijn overstap naar de Vlaamse Flandria-Romeo ploeg van ploegleider Lomme Driessens, die hem tot kopman uitroept voor de voorjaarsklassiekers. Hij wint Parijs-Roubaix, met een gemiddelde van 45 kilometer en 129 meter per uur. Een snelheidsrecord voor de kasseienklassieker, dat pas in 2015 sneuvelt.
Zeven maanden na deze zege meldt dagblad De Maasbodedat Peter Post naast het wielrennen eindelijk “nog een grote liefde” gevonden heeft: “De charmante Loekie Kalis, stiefdochter van de eens vermaarde schaatsenrijder Jan Langedijk. Over enkele weken zullen ze in het huwelijk treden. De luxueuze flat in Amstelveen is reeds gereed.” Want ondanks de buitenlandse zeges denkt Post er niet over om te verhuizen naar de grensstreek of Vlaanderen. “Ik kan niet buiten Amsterdam.”

Rennerskwalen

Een verwaarloosde dubbele zak (gezwel tussen anus en scrotum), een typische rennerskwaal, kondigt het begin van het einde aan. Post rijdt er te lang mee door, gehard als hij is. Na een gehaaste, zware operatie in Berlijn vallen zijn nieren uit. Hij balanceert even op het randje, maar overleeft. Het advies om te stoppen met koersen negeert hij. Augustus 1970 maakt Post zijn rentree in de Acht van Chaam. Die winter wint hij in Londen de Skol Six Days, de moderne versie van het verouderde zesdaagse-concept. Een zege die wordt bekritiseerd door Gerrit Schulte, wie anders: “Een zesdaagse? Een kleuterklasje eerder. Ze rijden alleen maar ’s avonds. Dat was in mijn tijd wel anders.”
Op 21 januari 1972 maakt Post een zware val tijdens de Zesdaagse van Rotterdam. Met een bekkenfractuur en de zoveelste sleutelbeenbreuk kondigt hij in het Andreas Ziekenhuis zijn comeback aan. Trombose in het linker bovenbeen zet een streep door zijn rennersleven. Zijn palmares blijft steken op 65 zesdaagse-overwinningen.
Bang voor het zwarte gat hoeft de ex-wielrenner niet te zijn. Sinds een jaar is hij de eigenaar in Amstelveen van een bowlingcentrum annex manege met restaurant. Bij de opening in 1971 waren alle Amsterdamse prominenten van naam aanwezig, van Willeke Alberti tot Johan Cruijff. Als het bowlingcentrum in 1973 in vlammen opgaat, komt er redding van de Engelse fietsfabrikant Raleigh. De Engelsen willen de internationale fietsmarkt veroveren met een profwielerteam, dat ook van start moet gaan in de Tour de France.

Klasbakken

De TI-Raleigh wielerploeg groeit onder Post uit tot een fenomeen. In navolging van het Nederlands voetbalelftal introduceert hij een soort totaalwielrennen: het Systeem Post. De ploeg heeft kopmannen, klasbakken als Gerrie Knetemann, Jan Raas en Hennie Kuiper, maar ook knechten als Henk Lubberding en Wilfried Wesemael, die mogen winnen als de kans zich voordoet. Nederlandse renners staan in de rij, ook al kunnen ze bij andere ploegen meer salaris vangen. Logisch, zegt Post: “Als een jongetje gaat voetballen, wil hij ook bij Ajax spelen en niet bij FC Amsterdam. Dat is met wielrennen precies zo. Die jongens willen alleen maar bij ons rijden.” In 1980 wordt met de winst in de Tour de France van Joop Zoetemelk de kroon op het werk gezet.
Na het Raleightijdperk boekt Peter Post nog successen als ploegleider van Panasonic. In het jaar dat de Japanse sponsor het contract beëindigt, loopt ook zijn huwelijk met Loekie op de klippen. De presentatie op 60-jarige leeftijd van zijn nieuwe ploeg, het Frans-Belgische vehikel Histor-Novemail, roept vooral vragen op van de wielerjournalisten, maar in het eerste jaar boekt de ploeg 40 overwinningen. Desondanks moet de ploeg in 1994 stoppen bij het uitblijven van een nieuwe sponsor. Wat Post wel vindt, is een nieuwe echtgenote. Op 12 november 2005 trouwt Post op zijn verjaardag met Marion van den Hurk.

Eindelijk heeft hij weer tijd en zin om zelf te fietsen. Bij de rondjes in de polder heeft hij vooral oog voor de koeien. “Ik blijf een slagerszoon.” Op een van die fietstochtjes vloeit plotseling alle kracht weg uit een van zijn benen. De diagnose: de ziekte van Kahler ofwel beenmergkanker. Maar het is darmkanker die hem definitief uit de koers neemt. Peter Post overlijdt op 12 januari 2011 thuis in zijn Amstelveense bungalow, waar hij zo hard voor had gefietst.

PETER DE BROCK IS JOURNALIST.

December 2019

BRONNEN
PETER POST, EEN FENOMEEN IN DE WIELERSPORT, FRED VAN SLOGTEREN, JUST PUBLISHERS, 2019; ‘PETER POST SPECIAL’, WIELER REVUE, 1991.