Leliesluis, 14 mei 1659: Instortende brug

Op 14 mei 1659 viel de brug over de Prinsengracht bij de Leliegracht met denderend geraas in elkaar. Het was niet de enige keer dat een Amsterdamse brug het begaf, maar de gevolgen waren ernstiger dan in andere gevallen. De ramp van de Leliesluis kreeg een bescheiden plaats in de geschiedschrijving van Amsterdam.

“In ’t jaar 1659, de veertiende van Bloeimaand is er een stenen brug van drie bogen, leggende over de Prinsengracht bij de Leliesluis, ingevallen, alwaar zeven of acht personen zijn dood gebleven en enige anderen uit het water gebergt. Deze brug is daarna met veel moeite op vijf bogen weder hermaakt.” Zo staat het in  zaaks Commelins Beschrijvinge van Amsterdam uit 1691.

Het ongeluk is in dit lijvige geschiedwerk samen met  stormwinden, branden en andere schokkende gebeurtenissen ondergebracht in een aparte rubriek historisch rampennieuws. Wie de slachtoffers waren wordt niet duidelijk en ook over de oorzaak laat Commelin ons in het onzekere. Bezweek de brug onder de drukte van het verkeer of werd er op dat ogenblik misschien aan gewerkt? Duidelijk is in ieder geval dat een oeverbinding over de Prinsengracht bij de Leliegracht voor het verkeer onmisbaar was en dat de brug onmiddellijk werd hersteld.

De Leliesluis is een van de vele stenen bruggen die Amsterdammers al heel lang ‘sluis’ noemen, maar Izaak Commelin schrijft in de 17de eeuw nog over een brug “over de Prinsengracht bij de Leliesluis”. De sluis met die naam lag toen in het westelijk uiteinde van de Leliegracht en op kaarten uit die tijd is goed te zien dat half op de brug over de Prinsengracht ook een sluiswachtershuisje  stond.

Over die sluis in de Leliegracht was trouwens óók een brug gebouwd en daarmee is de verwarring nog niet compleet. Op kaarten vanaf 1700 is te zien dat ten noorden van de brug die we tegenwoordig Leliesluis noemen werkelijk sluisdeuren in de Prinsengracht waren aangelegd. Die lagen daar waarschijnlijk om te kunnen sluiten of openen al naar gelang dat nodig was voor de watercirculatie, van groot belang voor de verversing van het altijd stinkende grachtenwater.

Drukke route
De oorspronkelijke Leliesluis in de Leliegracht was al rond 1614 aangelegd om het water in Keizersgracht, Herengracht, Singel en de oude stad te scheiden van het water in Prinsengracht en de latere Jordaan (waar het peil een stuk lager was). De brug over de Prinsengracht in het verlengde van de sluis dateert van dezelfde tijd. De eerste jaren was die nog van hout, zoals alle bruggen in de Jordaan , terwijl de verbindingen over de nieuw aangelegde Herengracht en Keizersgracht meteen in steen werden uitgevoerd. Verschil moest er zijn. Wanneer de houten brug over de Prinsengracht bij de Leliegracht precies vervangen is door een stenen exemplaar is onduidelijk. Mogelijk gebeurde dat niet zo heel lang vóór de fatale instorting in het voorjaar van 1659.

Ontdek Ons Amsterdam

Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?

Abonneer je Arrow right Geef cadeau Arrow right

De Prinsengracht was in het Amsterdam van de 17de eeuw een belangrijke verkeersader, een ware ringweg over water. De gracht was vanuit het IJ bereikbaar met zeesluizen en stond al dan niet met binnensluizen als de oorspronkelijke Leliesluis in verbinding met de rest van de grachtengordel, de oude stad en de Jordaan. Ook de Leliegracht was van nauwelijks te onderschatten betekenis voor het verkeer te water tussen het centrum en andere delen van de stad. De kades vormden bovendien voor karren, koetsen en voetgangers een belangrijke route overdwars naar de deftige Heren- en Keizersgracht en de dichtbevolkte en met bedrijfjes bezaaide noordelijke Jordaan. Het is dus geen wonder dat er op deze drukke route op 14 mei zoveel slachtoffers vielen en dat er haast gemaakt werd met herstel van de brug.

Ramptoerisme
De instorting van de brug over de Prinsengracht bij de Leliegracht was de eerste waarover we iets meer weten, maar in de geschiedenis van Amsterdam zeker  niet de enige. In zijn Amsterdam bruggenstad (1956) maakt stadschroniqueur en bruggenspecialist J.H. Kruizinga melding van drie andere gevallen. Op 16 januari 1752 zakte de stenen welfbrug over de Herengracht tussen Leidsestraat en Koningsplein met zoveel geweld in elkaar dat de zware ijzeren leuningen afbraken ‘als glas’. Er kwamen vijf mensen om het leven, allemaal vrouwen of meisjes. Op 30 januari 1766 ging het mis met de Papiermolensluis over de Brouwersgracht tussen Korte Prinsengracht en Prinsengracht. Twee mensen raakten te water, maar konden er weer levend worden uitgehaald.
De laatste instorting die Kruizinga vermeldt, is die van de brug over de Keizersgracht bij de Leidsegracht op 11 november 1894. Slachtoffers waren er niet te betreuren, maar de ravage was enorm. Deze inzakking werd dankzij de verbreiding van de fotografie uitgebreid op de gevoelige plaat vastgelegd en bleef mede daardoor niet onopgemerkt. Het geval kwam uitgebreid in de dagbladen en de spectaculaire aanblik van de overblijfselen trok veel nieuwsgierigen naar de plek des onheils.

Beurs ontruimd
De calamiteit met de brug over de Prinsengracht in mei 1659 blijft van alle bekende bruginstortingen intussen de ernstigste. Het drama maakte op tijdgenoten diepe indruk en was voor de vroedschap van Amsterdam aanleiding om nog eens goed te kijken naar de betrouwbaarheid van andere bouwwerken in de stad. Een ingrijpend gevolg was de ontruiming van het toenmalige beursgebouw bij de Dam.

De Beurs van Hendrick de Keyser was tussen 1609 en 1611 over het water van het Rokin gebouwd op drie bogen, net als de ingestorte brug. De noordelijke en zuidelijke gaanderij van de Beurs vertoonden na bijna een halve eeuw sporen van verzakking en dat leek te maken te hebben met het ‘inbuigen’ van de constructie daaronder. Nu kwam er een onderzoek.
De 18de-eeuwse stadshistoricus Jan Wagenaar meldt het uitvoerig in zijn Amsterdam in zijne opkomst, aanwas, geschiedenissen (1767). “Het gebouw werd dan op beide de gemelde plaatsen uitgebroken en de flauwe boog aldaar met een halfronde boog ondersteund. De koopluiden hielden, terwijl de Beurs verbouwd werd, hun bijeenkomsten in de Nieuwe Kerk en vergaderden eerst op de eerste januari des jaar 1660 op de herstelde Beurs.”

Zo leidde het instorten van een brug tussen grachtengordel en Jordaan ertoe dat de beurshandel zeker een half jaar verplaatst werd. De handelaren namen het voor lief: om een nog groter ramp voor de koopstad Amsterdam te voorkomen, zat er niks anders op.

Tekst: Marius van Melle & Niels Wisman

Beeld header: De Leliesluis in circa 1765, door Jan Spaan. Stadsarchief Amsterdam.​​​​​​

 

Delen:

Buurten:
Centrum
Dossiers:
Architectuur Vervoer
Editie:
April
Jaargang:
2013 65
Rubriek:
Hier gebeurde het
Tijdperk:
1600-1700