Laat-Middeleeuwse testamenten van welvarende Amsterdammers
In testamenten uit de late middeleeuwen werd geregeld dat de nalatenschap in de juiste (familie)handen terechtkwam. Bovendien werd daarin het toekomstige zieleheil veiliggesteld. Daarom geven deze documenten ons zowel een beeld van het toenmalige geloofsleven als een uitzonderlijk kijkje in de keuken van de - welvarende - Amsterdammer uit de 15de eeuw.
"Bij de goedertierendheid Gods gezond van lichaam. wetend dat hij (Peter Joestenz) onvermijdelijk zal moeten sterven en de dood niet weet te ontgaan. want niets is zo zeker als de dood en niets zo onzeker als het uur des doods. en de dagen des mensen zijn zeer kort en dit leven op aarde is zeer krank. en dat de mens nadat hij geboren is gelijkt een bloem: hij bloeit. verteert en vergaat als een schim en blijft nimmermeer in één staat.
![]()
De rijkere Amsterdam wilden met een testament hun (groeiende) vermogen in de juiste familiehanden brengen. maar ook hun hemelse leven na de dood veilig stellen
![]()
Kennend her woord des profeets. luidend: 'Tref beschikkingen voor uw huis. want gij zult sterven en niet blijven leven· - opdat de voornoemde Peter niet onvoorbereid zal zijn op die laatste dag zo heeft hij zijn ziel en lichaam bevolen aan de almachtige God zijn schepper. en aan de glorieuze Maagd Maria en aan alle hemelse heren."
Met deze vrome woorden begon de notaris in 1491 her testament van borduurder Peter Joestenz. Daarna volgden wereldser instructies aan echtgenote Fye Jansdochter en hun kinderen: wal te doen met hun drie verhuurde huizen in de Warmoesstraat, de Sint Jansstraat en op een van de Burgwallen.
Delen: