Kunstrijden. In de ban van de Axel en Rittberger
Kunstrijden had hier lange tijd geen traditie in Nederland. Nederlanders reden afstanden, en deden dat op natuurijs. Met een Amsterdamse trainster veranderde dat. Annie Smid-Verlee coachte Sjoukje Dijkstra en Joan Haanappel.
‘Ik kon net boven de richel uit kijken.’ Bij de opening van de kunstijsbaan aan de Linnaeusstraat in Amsterdam-Oost was Annie Verlee, negen jaar oud, getuige van een demonstratie door het Noorse fenomeen Sonja Henie, die als geen ander over het ijs danste. Bijna negentig jaar na die 24ste november 1934, koestert Annie Smid-Verlee die herinnering nog altijd. Kunstrijden op de schaats? Dat wilde ze ook. Voor haar verjaardag kreeg ze een paar kunstschaatsen, gekocht bij Zwartjes in de Utrechtsestraat. Ze spaarde zelf acht gulden voor een seizoensabonnement bij elkaar.
‘Eigenlijk is het vreemd dat Nederland pas in 1934 de eerste kunstijsbaan kreeg,’ schrijft Marnix Koolhaas in Schaatsenrijden, een cultuurgeschiedenis. ‘In omringende landen werden al aan het einde van de 19de eeuw zogenaamde ijspaleizen gebouwd. De architect Pierre Cuypers, bouwer van het Rijksmuseum en het Centraal Station, had in 1890 al eens een ontwerp gemaakt voor een “Noordpool-kunstijsbaan” op het Museumplein, maar de financiering van het gebouw kwam nooit rond.’
Waarom lukte dat niet? Nederland kende geen kunstrij-traditie. Anders dan in Frankrijk en Engeland was schaatsen bij ons een volkssport die vooral bloeide op natuurijs. Hardrijden op een indoorbaantje was gewoon onmogelijk. De outdoor kunstijsbaan aan de Linnaeusstraat bood die mogelijkheid wel. Met 70 bij 40 meter was de ijsvloer groter dan die van de ijshallen in het buitenland. Er kon zelfs een ovaal baantje van 150 meter worden uitgezet, waardoor ook rijders op noren met enige moeite pootje-over in het rond konden rijden.
Schaatsclown
Het kunstrijden kreeg zijn eerste start door Weense trainers, en door de schaatsclown Phil Taylor, die de op sensatie beluste Amsterdammers amuseerde door over een rij van twaalf tonnen te springen. Achter de twaalfde ton lag, zeer tegen diens zin, de baanveger. De man bleef ongedeerd.
Het ging Annie Verlee echter om Sonja Henie, drievoudig olympisch kampioen, tien keer wereldkampioen, anno 2022 nog altijd een ongeëvenaard palmares. Zo elegant, zo gracieus waren haar streken op het ijs – dat wilde zij ook. Het feest aan de Linnaeusstraat op het terrein van de voormalige Oostergasfabriek duurde echter maar kort. De Sportfondsen-ijsbaan ging in 1940 failliet.
De gemeente vond een alternatief in de Apollohal, waar de vriesinstallatie van de ijsbaan naar werd overgebracht. Daar zou Annie zich ontwikkelen als een leidster die allerlei showtjes bedacht, en daar vroeg de Amstelveense huisarts Lou Dijkstra of Annie zijn dochter Sjoukje les wilde geven – ze ging zo leuk met die meiden om. Dijkstra was zelf een verdienstelijk hardrijder geweest. Hij had zelf aan de Olympische Winterspelen van Garmisch Partenkirchen in 1936 meegedaan.
Ongekende hype
De ijsvloer in de Apollohal was echter evenmin een lang leven beschoren. Na de sluiting waren Annie en Sjoukje gedwongen uit te wijken naar Den Haag, waar ze op de HOKIJ-baan konden trainen. Na school stapten ze in de auto van vader Dijkstra. In Den Haag troffen ze Joan Haanappel die ook bij Annie ging trainen.
Annie besefte al snel dat ze de ontwikkeling van het talentvolle duo niet kon bijhouden. Daarvoor was de supervisie van een echte kampioenenmaker noodzakelijk. Die vond ze in de persoon van de Zwitser Arnold Gerschwiler. Vader Dijkstra regelde met de KLM dat de drie voor niks met een vrachtvliegtuig naar Londen konden. Daar zaten ze, tussen de kisten met sla en kool. In Londen woonden ze zes weken bij een gastgezin. Eén bed voor drie. Sjoukje, negen jaar pas, had ook nog haar onafscheidelijke aap meegenomen.
Het leidde jaren later tot een ongekende hype rond het kunstrijden. Dijkstra en Haanappel verdeelden vanaf 1955 de medailles in het Nederlands kampioenschap. Dijkstra won zilver op de Spelen van 1960, werd vijf keer achter elkaar Europees kampioen, vanaf 1962 drie keer wereldkampioen, met als absoluut hoogtepunt de Winterspelen van Innsbruck in 1964, waar ze goud veroverde – de eerste Nederlander die op de Winterspelen het hoogste podium betrad. Nederland was even in de ban van de Axel, de Salchow en de Rittberger.
Landverraadster
Dijkstra en Haanappel kozen daarna voor de commercie van de ijsrevue. Annie zette haar werk als trainster voort in de hal bij de Jaap Edenbaan, waar de kunstrijders het ijs moesten delen met shorttrackers en ijshockeyers. Ze gaf nog decennia lang les, maar nooit zouden haar pupillen het zo ver brengen als die twee van toen: ‘Talent was er genoeg, maar de KNSB werkte niet mee.’De Koninklijke Nederlandse Schaatsenrijders Bond, waaronder het kunstrijden viel, had altijd meer oog voor het hardrijden. Smid neemt zelfs het woord ‘boycot’ in de mond als het over de positie van het kunstrijden in de bond gaat.
In 1976 won een Nederlandse kunstrijdster, Dianne de Leeuw, verrassend zilver tijdens de Spelen in Innsbruck. Dat had overigens goud moeten zijn. De Leeuw, dochter van een naar de Verenigde Staten geëmigreerd Nederlands echtpaar, kreeg van het Amerikaanse jurylid Yvonne McGowan een vol punt minder dan van de andere juryleden. Ze zag De Leeuw kennelijk als een landverraadster. De Internationale Schaats Unie (ISU) rekende met het jurylid af door haar levenslang te schorsen.
Het zou daarna 46 jaar duren voor Nederland weer een kunstrijdster (m/v) naar de Winterspelen afvaardigde: Lindsay van Zundert was dit jaar in Beijing de eerste, na bijna een halve eeuw.
Lindsay-effect
Op dit moment zijn er twee clubs die zich in Amsterdam met kunstrijden bezighouden. Sinds 2005 is er Figure Skating Amsterdam (FSA), de andere is EKIJSA, de vereniging voor Kunstrijden en IJsdansen uit Amsterdam. De site van FSA spreekt over tweehonderd leden, maar dat blijkt achterhaald: ‘Het ledental is in drie jaar meer dan verdubbeld’, zegt voorzitter Elina Schaut-Levytska, ‘het zijn er meer dan driehonderd’.
Met het echtpaar Valeri en Nathalie Kornienko beschikt FSA over een professioneel Russisch-Frans coachduo. Als paarrijder eindigde Sovjet-schaatser Valeri (met partner Elena Bechke) in 1986 als derde bij de EK, twee jaar eerder won hij Skate Canada. Hij is een van de vroege volgelingen van Alexej Misjin, die nu als tachtigjarige nog steeds kunstrijdsters opleidt. Begin deze eeuw was Misjin kort in Nederland. Toen hem werd gevraagd waarom schaatsland Nederland geen vooraanstaande rol speelt bij het kunstrijden, antwoordde hij: ‘Nederlandse meisjes zijn te dik.’

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer jeDe uit de Oekraïne afkomstige Schaut en haar echtgenoot Andy, de penningmeester, zochten bij aankomst in Amsterdam een woning in de Watergraafsmeer, dicht bij de ijsbaan. Zoon zit op ijshockey, dochter op kunstschaatsen. Zoals overal telt ook FSA veel meisjes, weinig jongens. De jongsten zijn drie, de oudste is zeventig. ‘We zetten ze meteen op echte schaatsen, vanaf maatje 24 kunnen ze die bij de club huren.’ Voor volwassenen is er momenteel een wachtlijst. Schaut spreekt van een Lindsay-effect en ook televisieprogramma’s als Dancing On Ice hebben invloed.
Complexe sport
Annie Smid-Verlee bleef de sport volgen. Tot op hoge leeftijd verscheen ze bij lunches van de Stichting Kunstrijden Nederland, een door Joan en Sjoukje opgezette club die jonge talenten in deze complexe tak van sport moet steunen. Ruim boven de negentig kwam ze met de auto naar De Uithof in Den Haag.
Thuis in de Honthorststraat, vlak bij het Museumplein waar tegenwoordig ’s winters een ijsvloertje ligt, was er niet altijd een parkeerplaats. Dan zette ze de wagen in het vak van de buren, het Duitse consulaat. Als ze geluk had, wasten de propere ambtenaren haar auto ook mee. Tegenwoordig laat ze zich door haar dochter rijden.
Verder is ze, 96 jaar oud, nog goed bij de les. ‘Sjouk werd in januari tachtig’ zegt ze, ‘normaal zou dat groots worden gevierd. Maar corona hè…’
Jaap Eden gerenoveerd?
De Jaap Eden IJsbaan bestond in 2021 zestig jaar. De Gemeente stelde in december 2021 voor het complex voor 50 miljoen euro te renoveren. De oude ijshal aan de Radioweg zal worden vervangen door twee nieuwe: een hal voor ijshockey met een toeschouwersaccommodatie van 1500 tot 2000 plaatsen en een trainingshal voor shorttrack en kunstrijden. De buitenbaan blijft onoverdekt. Als de werkzaamheden in 2023 beginnen, kan de nieuwe hal in 2025 klaar zijn.
Beeld: Stadsarchief Amsterdam
Delen: