Werknemers van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis aan de Cruquisweg ontwaarden in januari ineens op de stoep een houten kruis in een perkje. Het leek wel een graf. Maar van wie? Het bleek het monument voor Keesje Brijde uit de Benkoelenstraat, die op 13 december 1944, dertien jaar oud, in de Stads-Rietlanden werd neergeschoten door een Duitse soldaat (of toch een NSB’er?). Hij zocht er (van de goederentreinen gevallen) kolen voor de kachel thuis: er was in die strenge Hongerwinter een groot brandstoftekort. Helaas hadden de bezetters de Rietlanden nét tot Sperrgebiet verklaard. En kennelijk maakte men korte metten met overtreders. Keesje werd onverwacht door een kogel in zijn nek getroffen en overleed op slag. Een paar dagen later werd hij op de Nieuwe Oosterbegraafplaats begraven. Dat graf is allang weer geruimd.
Dit houten kruisje is dus geen grafmonument. Het werd na de bevrijding door twee verzetsmens uit de buurt neergezet op de plek waar het drama zich afspeelde. Op het kruis werd een bordje bevestigd met een door bakker J. Schagen uit de Javastraat geschreven gedicht. Leerlingen van een naburige school hebben het sindsdien onderhouden. In de jaren zestig is het gedenkteken al een paar meter verplaatst, omdat de NS daar aan de Panamakade een dienstgebouwtje wilde neerzetten. Maar sindsdien trotseerde het gedenkteken alle veranderingen ter plekke. Die waren niet gering. Het voormalig havengebied werd woonbuurt en ook het rangeerterrein verdween. Naast het kruisje kwam de inrit van de Piet Heintunnel. Terwijl het hele gebied een bouwput was, zorgde het Projectbureau Oostelijk Havengebied toch steeds dat het monumentje bereikbaar bleef, vooral tijdens de jaarlijkse dodenherdenking op 4 mei. Maar nu er ook hier woningn komen, moet ‘Keesje’ echt verhuizen. En wel naar een plantsoen dat naar hem is vernoemd, een paar honderd meter ten oosten van de oude plek, op het schiereiland Sporenburg. Tot dat plantsoen dit voorjaar gereed is, logeert het monument op de Cruquiusweg. Buurthistorica Alice Roegholt wist intussen op de valreep de naamgeving van het plantsoen bij te stellen. Stadsdeel Zeeburg had het Kees Brijdeplantsoen genoemd, maar dat moest toch echt Keesje Brijdeplantsoen worden, schreef zij in mei 1999 aan het bestuur. Iedereen kende hem als Keesje, en bovendien: “Keesje is nooit Kees geworden, en daarin ligt dan ook de essentie.” Na enige aarzeling ging het stadsdeel overstag.

Ons Amsterdam, maart 2000