Indisch Amsterdam. Van Heutsz-monument

Frits van Hall leverde begin jaren 1930 het beeldhouwwerk voor het Van Heutsz-monument in Amsterdam. Het monument was controversieel. Toch wilde Van Hall vooral een ‘echt’ stuk Indië laten zien en de band met Nederland beklemtonen. 

Frits van Hall werd in 1899 op Midden-Java geboren als zoon van een Nederlandse handelaar in koffie en thee en een Indische moeder. De familie verhuisde in 1905 naar Nederland en kwam in Den Haag te wonen. Huwelijksproblemen leidden ertoe dat het gezin uiteenviel, en dat oom ‘Aat’ en tante ‘Dien’ de voogden werden van Frits en zijn vier broers en zussen. 

Het nieuwe gezin verhuisde in 1916 naar Amsterdam waar Frits twee jaar later aan zijn droom kon beginnen: beeldhouwkunst studeren aan de Rijksacademie, waar hij artistieke en intellectuele vriendschappen voor het leven sloot. Aanvankelijk richtte Van Hall zich op het maken van koppen, bustes en vrijstaande figuren van steen, gips, klei en brons, maar hij werd steeds progressiever en experimenteler. Vanaf eind jaren twintig werd hij meer en meer gevraagd voor reliëfs en bouwsculpturen en ontwikkelde hij een geheel eigen beeldtaal.  

Prijsvraag 
Een van die opdrachten was het grote Van Heutsz-monument in Amsterdam, bedoeld om Johannes B. van Heutsz te eren. Deze militair had rond 1900 zijn sporen verdiend als ‘pacificator’ van Atjeh en later als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. In progressieve kringen werd Van Heutsz echter als koloniale onderdrukker gezien; de pacificatie van Atjeh was gepaard gegaan met talrijke oorlogsmisdaden.  

Niettemin schreven de gemeente Amsterdam en het Van Heutsz-comité in 1930 een prijsvraag uit voor een passend monument, te verrijzen direct tegenover het Amsterdams Lyceum, op een plantsoen aan de noordkant van het Olympiaplein – een mooi sluitstuk voor het nieuwe Plan Zuid. Als eis werd gesteld dat het monument niet Van Heutsz als held moest vereren, maar zich juist moest richten op de eenheid tussen Nederland en Indië die door Van Heutsz was hersteld.  

Ontdek Ons Amsterdam

Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?

Abonneer je Arrow right Geef cadeau Arrow right

De winnaars waren Van Hall en Gijsbert Friedhoff, een succesvolle architect die aan de nabijgelegen Apollolaan in 1930 reeds een monumentaal woonhuis had ontworpen en nog veel meer zou bouwen in Amsterdam. Friedhoff had in 1929 al met Van Hall samengewerkt aan het nieuwe en veel geprezen raadhuis in Enschede.  

Exotische voorbeelden 
Voor het Van Heutsz-project bedacht Friedhoff een T-vormige bebouwing met een torenachtig middendeel, waarop een zonnekrans, met ter weerszijden een lange bogenrij uitgevoerd in metselwerk. Van Hall voorzag dit monument tussen 1932 en 1935 van natuurstenen beeldhouwwerk. Het centrale beeld is een meer dan levensgrote vrouwfiguur met banderol, de personificatie van het ‘goede Nederlands bestuur’. Ze is geplaatst op een hoog voetstuk en geflankeerd door twee leeuwen. Aan de voorzijde hing aanvankelijk een bronzen portret van Van Heutsz met opschrift.  

Op de twee zijden van het voetstuk zijn acht afzonderlijke reliëfplaten van travertijn aangebracht, die de Indische landbouw en veeteelt uitbeelden, met koffie, thee, tabak en andere producten, en lokale dier- en plantfiguren. Het meest interessant zijn echter de tien rechthoekige reliëfstenen op de bogenrij, vijf aan elke zijde van de toren. Deze tonen onder meer de eilanden Borneo, Java, Bali en Celebes, een soort ‘symbolische gordel van smaragd’, en scènes met dansende, kokende en spelende mens- en dierfiguren geplaatst in een architectonische of natuurlijke omgeving. Toepasselijk voor de historie van Van Heutsz is de weergave van het opstandige Atjeh, in het derde reliëf links van de toren: het toont twee tot op de tanden gewapende krijgers en een leeuw in de aanval. Van Hall hanteerde voor deze reliëfs opvallend robuuste, gestileerde vormen met elementen die los bij elkaar zijn geplaatst in het beeldvlak en heel on-Nederlands aandoen. Voor de centrale figuur gebruikte Van Hall classicistische vormen, maar het lijkt erop dat hij zich bij de reliëfs vooral door exotische voorbeelden heeft laten inspireren.  

Javaanse beeldhouwkunst 
Van Hall toonde in zijn jeugd weinig belangstelling voor zijn Indische wortels. Pas tijdens zijn studie ontwikkelde hij een voorliefde voor oosterse voorbeelden. Zijn obsessie met Egyptische en Javaanse beeldhouwkunst, vooral met die van het boeddhistische tempelcomplex van Borobudur op Java, leidde er zelfs toe dat zijn goede vriend en beeldhouwer Mari Andriessen hem licht spottend een ‘Idiote Budhist’ noemde. De omlopende reliëfs van de Borobudur lijken qua stijl en opzet inderdaad veel op die van Van Hall, met het verschil dat ze in Borobudur verdiept in de wanden zijn gehakt en Van Hall ze juist uit de stenen platen laat komen. 

De Borobudur was in de jaren 1907-1911 gerestaureerd en goed gedocumenteerd in platenboeken. Ook had bouwmeester P.J.H. Cuypers in 1888 en 1889 afgietsels laten maken van de reliëfs, die werden tentoongesteld in het Etnografisch Museum te Leiden en het Koloniaal Museum, aanvankelijk in Haarlem en na de verhuizing in 1926 in Amsterdam. Deze gipsen reliëfs zijn nog steeds te zien langs de monumentale trappen in het Tropenmuseum.  

Oosterse invloeden vielen bovendien te bespeuren in de zogenaamde theosofie, een in de jaren 1920 populaire oosters gekleurde mystiek-idealistische leer, en de vormgeving van de Amsterdamse School. Het kunsttijdschrift Wendingen besteedde in 1928 zelfs een compleet nummer aan Javaanse beeldhouwkunst. 

Politiek geweten 
De expressieve beeldtaal van Van Hall is bijzonder omdat deze afweek van gebruikelijke modellen en een authentiek stuk ‘Indië’ naar Amsterdam bracht. Hoe anders is dat bij de betuttelende reliëfs aan de voorgevel van het Instituut voor de Tropen, of de westers-modernistische figuren aan het Van Heutsz-monument in Batavia, beide uit de jaren 1920. Ook pasten Van Hall en Friedhoff het oorspronkelijke ontwerp voor het monument aan: de vrouwenfiguur met haar subtiele symboliek verving een beeld van Van Heutsz als heroïsche ruiterfiguur, tot verbazing van het publiek bij de onthulling van het monument op 15 juni 1935. 

De reden hiervoor is wellicht dat Van Halls politieke geweten het langzaamaan had gewonnen van zijn artistieke ambities. Een student zou tegen Van Hall gezegd hebben dat hij het portret van Van Heutsz op de voorzijde onvergeeflijk vond. Van Hall zou hebben geantwoord met: ‘Als het hier ooit zo ver komt, dan mag je met een koevoet het dat portret verwijderen. Vervang het door de letters Vrijheid, Merdeka of Indonesië en je hebt een Vrijheidsbeeld.’ 

De vrijheid voor Nederlands-Indië kwam ruim tien jaar later. Het portret van Van Heutsz werd in de jaren 1980 los gesloopt; het hele monument werd in 2004 omgedoopt tot Monument Indië-Nederland 1596-1949.  

Van Halls ‘vrijheid’ was een stuk tragischer: als verzetsstrijder van het eerste uur werd hij in 1943 door de Nazi’s opgepakt en twee jaar later in het Poolse Gleiwitz gefusilleerd.  

Olifant met berijder 
Van Hall experimenteerde al eerder met een expressieve, gestileerde beeldtaal. In Amsterdam ontwierp hij eind jaren 1930 voor het gebouw van de Nederlandsche Handel-Maatschappij aan de Vijzelstraat, nu het Stadsarchief, twee oosterse geïnspireerde beelden. Het waren een ‘Karbouw met amazone’ en ‘Olifant met berijder’, en hadden de hoeken van het immense gebouw moeten sieren. Ze werden niet uitgevoerd, en ook de gipsen modellen raakten verloren.  

Delen:

Buurten:
Zuid
Dossiers:
Kunst en Cultuur
Editie:
Maart
Jaargang:
2022 74
Tijdperk:
1900-1950
Rubriek:
Verhaal