Historieprenten uit de 18de eeuw
Het dagelijks nieuws in beeld gebracht
Van de 8500 historische prenten die Frederik Muller verzamelde, verbeelden er zo’n 1200 gebeurtenissen in Amsterdam. Vooral de tweede helft van de 18de eeuw leverde veel Amsterdam-prenten op. Bijvoorbeeld van het Pachtersoproer, de strijd tussen Patriotten en Prinsgezinden, de overstroming van 1775, de brand die ’s-Lands Zeemagazijn in de as legde en de begrafenis van zeeheld Bentinck.
Nederland is beroemd om zijn rijke kunstgeschiedenis. Vele duizenden schilderijen uit de 17de en 18de eeuw hangen in musea overal ter wereld. Deze schilderijen bepalen voor een groot deel het beeld dat wij hebben van het Nederland van toe. Dat is mede te danken aan de zeer diverse onderwerpen: huiselijke taferelen, winterlandschappen, stadsgezichten, wereldlijke en kerkelijke gebouwen, personen, historische gebeurtenissen, alles komt in meer of mindere mate voor. De geschiedenis van ons land is dus een van die onderwerpen. En dan niet alleen de veldslagen, de kroning van koningen en dat soort zaken van nationaal belang, maar juist ook de plaatselijke geschiedenis, bijzondere gebeurtenissen in de stad, belangrijke personen uit de geschiedenis van een stad.
Invloed van de burgerij
De belangrijke rol van de eigen omgeving in de beeldende kunst is vrij typisch voor Nederland en het komt voort uit het sterk ontwikkelde volksleven en uit de grote invloed van de burgerij op de samenleving. Na het wegsturen van de Spaanse koning en het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën in 1648 werd het reilen en zeilen in de Republiek steeds meer bepaald door de burgers in de steden. Doordat zij financieel en politiek invloedrijk werden, speelden zij ook een grote rol in de ontwikkeling van de kunst. Een rijk hof ontbrak, dus de kunstenaars zochten hun heil bij andere opdrachtgevers. En dat waren de burgerkooplui, die hun smaak in de kunst geuit wilden zien. Dus geen verheven onderwerpen, met uitzondering uiteraard van de bijbel, weinig mythologie, maar veel meer het gewone leven en de dagelijkse omgeving. Belangrijk in de Republiek was de grote bewegingsvrijheid die de burgers genoten. Omdat Nederland een republiek was en de macht in feite bij het volk lag, stond men zichzelf ook toe kritisch te zijn. De vrijheid van de drukpers in Nederland was vermaard. Daardoor kon zich een rijke pamflettentraditie ontwikkelen. Iedereen kon zijn zegje doen en dat vervolgens op schrift wereldkundig maken. De verspreiding van pamfletten was groot: ze waren actueel (het drukken kostte weinig tijd) en dankzij hoge oplagen goedkoop.
Allerlei politieke en godsdienstige debatten werden per pamflet uitgevochten. Ook belangrijk plaatselijk nieuws werd via pamfletten snel verspreid. Sinds het begin van de 17de eeuw bestonden er al wel kranten, maar daarin speelde het wereldnieuws de hoofdrol. Kooplieden leerden uit de krant met welk land het goed handeldrijven was en met welk land niet, en ze vernamen ook waar hun schepen zich bevonden. Plaatselijk nieuws ging van mond tot mond of werd beschreven in een pamflet.
Nahuiveren met historieprent
In het voetspoor van het pamflet volgde de historieprent. Het is logisch dat in een land waar de kunst zo goed ontwikkeld was en tot het dagelijks leven behoorde, het plaatje een belangrijke rol speelde. Men wilde niet alleen nieuws lezen, men wilde het ook zien. Als er ergens in Amsterdam een brand was geweest, was niet iedereen in staat om even te gaan kijken. En had men die kans wel gehad, dan was het niet mogelijk het beeld van de gebeurtenis vast te houden. In deze behoefte voorzag de historieprent en dit soort prenten was dan ook erg populair. Boekhandelaren, die van de 17de tot halverwege de 19de eeuw vaak ook uitgever waren, gaven zo snel mogelijk na een gebeurtenis een historieprent uit. Zo kon de klant zich een beeld vormen, herinneren, nagenieten of nahuiveren.
Maar door de actualiteit van deze prenten waren ze na enkele maanden al onverkoopbaar. En na een jaar of wat wist men zelfs niet meer wat de prent precies liet zien. Vaak stond in een bijschrift wel kort uitgelegd wat je zag en wanneer dat speelde, maar als die gebeurtenis voor de geschiedenis weinig of geen consequenties had gehad, werden deze prenten weer vergeten, veronachtzaamd en weggegooid. De historieprent is wat dat betreft een beetje te vergelijken met de hedendaagse krantenfoto.
Onderaan de afbeelding staat meestal wie de maker is en soms staat er bij dat die “naar het leven” is gemaakt. Wat niet betekent dat de kunstenaar echt bij de gebeurtenis aanwezig was. Hij kan zich evengoed gebaseerd hebben op ooggetuigeverslagen, of pas naderhand de plaats van handeling hebben bezocht en op grond van die informatie achteraf de prent hebben gemaakt. Deze werkwijze hanteerden kunstschilders ook. Maar wellicht waren er ook kunstenaars die zich als moderne reporters naar een plek spoedden waar iets aan de hand was. Er is al met al nog weinig bekend over de totstandkoming en de productie van historieprenten.
Minder mooie het zeldzaamst
De Amsterdamse boekhandelaar-uitgever-veilinghouder-verzamelaar-bibliograaf Frederik Muller vatte in de jaren zestig van de 19de eeuw het plan op een catalogus van historieprenten samen te stellen, om zo te inventariseren wat er op dit gebied in Nederland allemaal verschenen was. Daarbij stuitte Muller op het probleem van de zeldzaamheid van veel historieprenten. Het viel hem op dat juist prenten van mindere kwaliteit tot de allerzeldzaamste hoorden, simpelweg omdat ze niet mooi genoeg waren om ze te bewaren. Dat kwaliteit echter weinig zei over het historisch belang, was voor hem een duidelijke zaak.
Muller wist meer dan 8500 Nederlandse historieprenten te verzamelen. Hij beschreef ze in drie catalogusdelen, die de periode van het jaar 100 tot zijn eigen tijd bestreken. Na zijn dood werd er een vierde deel aan toegevoegd. Ongeveer eenzevende van de door Muller beschreven historieprenten heeft Amsterdam als onderwerp. Mullers collectie is overigens terechtgekomen in het Rijksprentenkabinet, ondergebracht in het Rijksmuseum te Amsterdam.
In de 18de eeuw bereikte de historieprent een hoog peil, zowel in kwaliteit als in hoeveelheid. Het land teerde financieel en cultureel op de overdadige Gouden Eeuw en er werd destijds veel kunst gekocht en verzameld. Vooral in de tweede helft van de 18de eeuw zijn veel gebeurtenissen vastgelegd die we nu alleen of vooral nog kennen door de prenten die ervan zijn gemaakt. Uit de periode 1748-1795 catalogiseerde Muller ruim 250 prenten, die zijn gemaakt door onder anderen Reinier Vinkeles (1741-1816), Cornelis Bogerts (1745-1817), Noach van der Meer jr (1741-1822) en Simon Fokke (1712-1784). Bij veel prenten hadden Vinkels en zijn leerlingen en medewerkers een vinger in de pap. Het atelier van Vinkeles moet een soort foto-persbureau zijn geweest, waar men samen aan prenten werkte en waar de opdrachten werden verdeeld.
Een Patriotse petitie
In tijden van politieke onrust bloeide de historieprent. Het Pachtersoproer in 1748 (gericht tegen belastingen op eerste levensbehoeften) leverde een reeks prenten op die een goed beeld geven van de situatie. Het bekendst is die van de plundering van het huis van belastinginner A.M. van Arssen op het Singel. Een anonieme tijdgenoot schreef: “(…) dar wiert afgrijsselijk geplundert, aan Huysraat Meubilen, Zilver en Gout, het moest alles in ’t Water”. Ook drong men de wijnkelders van Van Arsssen binnen, “(…) maar alzoo hier veel Wyn was, zoo wiert daar op een afgrysselyke manier gezopen”. Er werd een complete orgie aangericht en men baadde zich in de wijn die tot aan de drempel stond. Een andere ooggetuige bericht: “Gruwelyk was de onbeschaemtheid, oneerbaerheid en wellust, die openbaerlyk alhier gepleegd werd; ja men ontzag zich niet de allerstrafbaerste ontucht voor het oog der Wereld te brengen, die in staet was om de dartelste aenschouwers te doen bloozen. Een Vrouwmensch is er, gansch naekt, dood uit Huis gebracht.”
In de jaren tachtig van de 18de eeuw bestreden de Patriotten, die van het Oranjehuis af wilden en een echte democratie wensten, de Oranje-ofwel Prinsgezinden, die juist meerinvloed voor stadhouder Willem V wilden. In Amsterdam vochten vooral de over beide kampen verdeelde burgemeesters en raadsleden deze strijd uit. Vele kleine en grote(re) gebeurtenissen uit deze periode werden afgebeeld op historieprenten. Een voorbeeld is het aanbieden van een petitie aan Henrik Hooft Danielsz, de enige Patriotse burgemeester, met het verzoek te onderhandelen met de Oranjegezinde burgemeesters Dedel en Beels. Een scherpslijper zag de Oranjegezinde bestuurders (behalve Dedel en Beels sympathiseerden ook negen raadsleden met Willem V) in een anoniem pamflet zo: “Oppervlakkig veinzen eenige voor het Volk te weezen, doch gelooft hen niet! Zo waarachtig als er een God leeft! – de Deugnieten met haaren verblinden Aanhang hebben het op den ondergang van al wat wel denkt gemunt! Moord, plundering en andere gruweldaaden zullen zy even als zo veele Nero’s des noods niet spaaren, om, als het niet anders kan, daar door de Patriotten van kant te helpen – de zamenspanning van dit Beulenrot is door de gansche Republiek verspreid!”
Water, vuur en vips
Naast politiek waren ook rampen en branden dankbare onderwerpen voor historieprentenmakers. Op 15 november 1775, kort na middernacht, overstroomde een deel van Amsterdam als gevolg van een zware storm en uitzonderlijk hoog water. “Het water stortte, als door geopende sluizen, in de kelders, en wekte, zeer onzagt, de slaapende bewoners; die, uit hunne bedden, tot over de knieën in ’t water springende, in de dommeling van den slaap, geenen raad wisten, om lyf en de best tilbaare goederen te bergen,” aldus een ooggetuige. Op de prent is het onder water staande Kattenburgerplein afgebeeld.
Amper zestien jaar later haalde die plek weer het nieuws: op 6 juli 1791 brak er brand uit in ’s-Lands Zeemagazijn, nu het Scheepvaartmuseum. Met man en macht trachtte men de brand te blussen. “Echter werden er welhaast een groot getal Brandspuiten, ten minste wel vijf-en twintig of dertig, aangevoerd, wordende zelfs de zoo genaamde Admiraliteits-Spuiten in vaartuigen gebragt, om het Magazijn van rondom, als met water te overstroomen. Doch alle hulp (…) was geenszins in staat, om de overmagt van het woendend vuur te beteugelen, laat staan het uit te blusschen.” Het gebouw brandde nagenoeg tot de grond toe af en dat maakte diepe indruk; er werd een achttal prenten aan deze gebeurtenis gewijd.
Natuurlijk werden ook hoge bezoekers of begrafenissen van beroemdheden op prent vastgelegd. In de eerst week van juni 1768 ontving Amsterdam de jonge Willem V en zijn vrouw, de Pruisische prinses Wilhelmina. Het gemeentebestuur liet van dit bezoek liefst twaalf grote prenten maken. Alles werd vastgelegd: de aankomst, de uitstapjes, het theaterbezoek, de feestmaaltijd in het stadhuis, het afscheid… De prenten werden opgenomen in het boek Het verheugd Amsterdam, dat nog in 1786 verscheen. Ook treurige gebeurtenissen werden in beeld gebracht. Wolter Jan Gerrit baron Bentinck (ook Bentink) werd op 28 augustus 1781 in de Nieuwe Kerk begraven. De man was gesneuveld in een zeeslag met de Engelsen in de zogeheten Vierde Engelse Oorlog. De begrafenis liep uit op een demonstratie van nationalistische gevoelens en wellicht dat hetzelfde gevoel een rol speelde bij de vele kopers van de prent.
Het mag duidelijk zijn: de historieprent heeft de kijker, die van toen én die van nu, veel te bieden. Op de afbeeldingen zijn plaatselijke historische gebeurtenissen vastgelegd en bovendien leren we Amsterdam kennen zoals het er in die dagen uitzag. En we zien de Amsterdammers van weleer in hun alledaagse kloffie, in hun alledaagse omgeving temidden van het nieuws dat hun tijd bepaalde.
Beeld: De Kalverstraat, hoek Singel gezien in noordelijke richting vanaf het Muntplein naar het Spui. Links de nummers 236-190 met tussen nummers 188 en 190 de ingang van de Heiligeweg. Rechts de nummers 205-219. Techniek: houtgravure. Frederik Muller, ca. 1878-1883, Stadsarchief Amsterdam.
Delen: