Jean Louis Pisuisse was in 1927 een populair artiest en met zijn 47 jaar op het toppunt van zijn roem. Hij zou die avond samen met zijn vrouw optreden in theater Mille Colonnes, op het Rembrandtplein, waar nu discotheek Escape gevestigd is. Op het programma stond onder andere het door Dirk Witte geschreven lied ‘Mensch, durf te leven’, waarmee Pisuisse zich voor eeuwig een naam in de Nederlandse cabaretgeschiedenis heeft verworven. Het echtpaar had net gedineerd in hotel-restaurant Schiller (nog als vanouds gelegen schuin tegenover Escape). Ze hadden de kortste weg naar de overkant gekozen, door het plantsoen, en Tjakko Kuiper had ze opgewacht.

De plek waar het drama zich voltrok, ziet er nog precies zo uit als in 1927. Kuiper moet zich verdekt hebben opgesteld op de treden van het trapje in het pad, in de bocht, aan de noordkant. Toen Pisuisse en Jenny het pad aan de kant van Schiller betraden, bevond het beeld van Rembrandt zich tussen hen en de schutter in. Zodra ze het beeld bereikt hadden, moet hij naar voren gekomen zijn en geschoten hebben.

‘Help eerst mijn vrouw’

“Ik zie hem nog op tafel vier af lopen, een grote tafel bij het raam, waar je prachtig over het plein uitkeek. De beste stoel koos hij uit voor Jenny Gilliams.” Aan het woord is Alphons Slabbaert, destijds het 17-jarige duvelstoejagertje in restaurant Schiller en veertig jaar later opgespoord door De Telegraaf. Aan een journalist van het dagblad vertelt hij wat er aan de moord voorafging. “Mevrouw zat aan het raam, Pisuisse zat vlak naast haar. Ze zaten net aan de koffie toen ik beneden aan de trap iemand hoorde roepen. Een bleke jongeman zag me aankomen en zei dat ik moest wachten.” Slabbaert krijgt van de man een briefje, dat hij vervolgens overhandigt aan mevrouw Pisuisse. “Op een paar meter afstand bleef ik staan wachten. Ze vertrok geen spier en gaf het briefje door aan haar man. Pisuisse las het, vouwde het dicht en gaf het terug. ‘Geen antwoord,’ zei hij.” De jonge hulpkelner bracht het briefje terug naar de man en deed verslag van de reactie van het echtpaar. “Hij trok helemaal weg, draaide zich om en liep snel naar buiten. Ik was woedend dat ik geen kwartje van hem kreeg!”

Even over achten verlieten Pisuisse en zijn vrouw het restaurant en we weten van een andere ooggetuige wat toen volgde. Een politieman die op dat moment aan de andere kant van het Rembrandtplein surveilleerde, legde zijn herinnering twintig jaar na de moord vast in een ingezonden brief aan de krant. De agent hoorde hoe een mannenstem om de politie riep. “Ik keek in de richting vanwaar die roep klonk en zag op het pad, dat achter het standbeeld van Rembrandt midden door het plantsoen loopt, een man, die een dame in zijn armen hield, terwijl op zeer korte afstand (1 à 2 meter) een man stond in een enigszins gebukte houding, die uit een pistool schot na schot loste op de vorengenoemde man en vrouw. Er heen lopend, zag ik, dat eerst de dame struikelend in elkaar zakte en vervolgens, dat de man enige schreden zijwaarts wankelde en neerstortte. De aanvaller schoot aldoor op de beide personen en terwijl de man op de grond lag, deed hij nog een schrede in diens richting en schoot, over hem heen bukkende, nogmaals op hem. Terwijl ik het trapje oprende, zette de aanvaller het pistool tegen de borst en loste nog een schot. Hij sloeg direct achterover in het plantsoen, het pistool viel naast hem neer.” De politieman vertelt verder dat Pisuisse en zijn vrouw schreeuwden van de pijn, uit Kuiper kwam geen enkel geluid meer. De drie lichamen werden snel overgebracht naar het vlakbij gelegen politieposthuis op de hoek van de Halvemaansteeg (tegenwoordig Café Los). Kuiper was waarschijnlijk al dood. In het politiebureau overleed Pisuisse omstreeks half negen. Zijn laatste woorden waren waarschijnlijk: “Help eerst mijn vrouw, niet de moordenaar.” Jenny werd nog vervoerd naar het Binnengasthuis, waar ze rond half tien op de operatietafel bezweek.

Afgewezen én ontslagen

Op het Rembrandtplein zag het intussen zwart van de mensen. Het verhaal van de moord verspreidde zich snel en de volgende dag vernam heel Nederland ervan via de kranten en de radio. De rest van de week stond Nederland in het teken van de moord. De lichamen van Pisuisse en zijn vrouw werden op 1 december opgebaard in het Concertgebouw, waar de Kleine Zaal was ingericht als rouwkapel. Ze werden aansluitend vervoerd naar Den Haag en daar onder grote belangstelling begraven op Oud Eik en Duinen (hun kisten zijn later overigens weer gescheiden). Tjakko Kuiper was al op 30 november in alle stilte ter aarde besteld op de Oosterbegraafplaats (hij werd later herbegraven in zijn geboorteplaats Stadskanaal). Omdat de dader zelfmoord had gepleegd, is er nooit een proces geweest. Over de motieven van Kuiper verschenen al snel na de moord een aantal brochures en in de jaren die volgden hebben tal van vrienden, kennissen en collega’s van Pisuisse en zijn vrouw hun licht over de zaak laten schijnen. Uit al die getuigenissen is duidelijk geworden dat Kuiper - die in de zomer van 1927 als tenor deel uitmaakte van de troep van Pisuisse - een relatie had gehad met Jenny, op den duur door haar werd afgewezen en door Pisuisse werd ontslagen. Hij moet wanhopig geweest zijn, te meer omdat door de affaire ook de relatie met zijn oorspronkelijke verloofde op de klippen was gelopen en zijn familie zijn levenswandel sterk afkeurde. Ten einde raad had hij in de grensstreek van Groningen een pistool gekocht en het uiteindelijk ook gebruikt.

Na het nieuws over de passiemoord, zongen jongens op straat een liedje op de wijs van ‘Aint she sweet’:

“Op Pisuisse,
En z’n vrouw was eisjedies
Tjakko Kuiper was de moordenaar
En Rembrandt keek er naar.”

Eisjedies betekent zoiets als overspelig en voor Jenny Pisuisse was dat een juiste constatering. Dat Rembrandt ernaar keek, klopt echter niet: hij keek juist precies de andere kant op.

Beeld: Amsterdammers kijken naar de plek waar Jenny Pisuisse-Gilliams en Jean Louis Pisuisse eerder die dag werden doodgeschoten. Stadsarchief Amsterdam/Internationaal Persfoto Bureau N.V.