Hier gebeurde het... Kattenburgerplein, 30 mei 1787
In 1787 balanceerde ons land op het randje van een burgeroorlog tussen politieke vernieuwers (de patriotten) en aanhangers van stadhouder Willem V. Toen het stadsbestuur in patriotse handen was gekomen, werden tegenstanders van het nieuwe bewind uit hun huizen gejaagd en hun interieur belandde op straat. Op Kattenburg, bolwerk van Oranjeklanten, werd wraak genomen door de huisraad van Patriotten op straat te smijten. De wederzijdse uitlokkingen mondden uit in een felle strijd.
De populariteit van stadhouder Willem V had in de jaren tachtig van de 18de eeuw sterk te lijden. De desastreus verlopen oorlog tegen Engeland had de economie geen goed gedaan. “Vorst Willem, alles is Uw schuld!” werd er geroepen. Terecht was dat niet, want die oorlog was het antwoord geweest op de Amsterdamse steun aan de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Maar met zijn vierkante gestalte blokkeerde de stadhouder wel elke politieke vernieuwing. En de gebeurtenissen in Amerika hadden de wens tot democratischer verhoudingen sterk aangewakkerd. De veranderingsgezinden hadden zich georganiseerd – ook militair, in ‘burgervendels’ – en kenden een bloeiende pers. De orangisten hadden het tij tegen; de stadhouder was zelfs naar Nijmegen uitgeweken omdat de grond hem in Den Haag te heet onder de voeten werd.
Handtekeningenacties
In Amsterdam was het stadsbestuur vanouds zeer gekant tegen stadhouderlijke macht, maar tot woede van de patriotten hadden gematigde regenten het wel op een akkoordje willen gooien met Willem V: als hij de regenten in hun macht zou laten, zouden zij zich tegen de vernieuwers keren. Willem had er wel oren naar, maar het plan stuitte op tegenstand van Oranjes meest fervente aanhangers, de Kattenburgers. Die werden ook ‘bijltjes’ genoemd omdat velen van hen in de scheepsbouw werkten en dan vooral op de admiraliteitswerf. De zorg voor de vloot was aan de stadhouder toevertrouwd, misschien dat daarom de scheepstimmerlieden hun hoop op Oranje hadden gesteld.
Het burgemeesterscollege, dat zoals gewoonlijk op 1 februari was gekozen, bestond in het voorjaar van 1787 uit twee regenten die gekant waren tegen de patriotten, één regent die door ziekte het hele jaar afwezig zou zijn en de tachtigjarige ‘vader’ C.P. Hooft. De laatste was op de hand van de patriotten en juist hij kreeg de touwtjes in handen toen de andere burgemeesters door politieke druk het veld moesten ruimen voor medestanders en de vroedschap ook gezuiverd werd. Dat was een eis geweest van het burgercomité, ondertekend door 17000 Amsterdammers.
Daarop begonnen ook de orangisten druk handtekeningen te verzamelen voor een petitie aan de Staten van Holland om aan deze onwettige situatie een eind te maken. De handtekeningenlijsten lagen gereed in wijnhuizen waar veel orangisten kwamen. Eén zo’n kroeg was ’s Lands Welvaren op de Reguliersgracht bij de Amstelkerk. Op 29 mei 1787, de dag na Pinksteren die als ‘Pinksterdrie’ traditiegetrouw door veel mensen op straat werd gevierd, kwam het daar tot een handgemeen tussen de voor- en tegenstanders van Oranje. De schutterij verscheen toen de kroeg al kort en klein geslagen was. Er werden enkele Oranjeklanten gearresteerd die door een aangroeiende menigte naar de Waag op de Botermarkt (het huidige Rembrandtplein) werden begeleid. De gemoederen waren inmiddels zo hoog opgelopen dat de winkel in kant en galanterieën van Arentszen in de Halve Maansteeg het moest ontgelden, want de winkelier was stamgast van de Oranjekroeg ’s Lands Welvaren. Daarop trok de menigte naar het Singel bij de Munt, waar de inventaris van de boekwinkel van Jan Arends – uitgever van orangistische pamfletten – in het water werd gesmeten. Daar bleef het niet bij: ter hoogte van de Leidsestraat stopte de karavaan bij enkele regentenwoningen, waar ook het nodige werd vernield. Ook hier kwam het bevoegd gezag te laat in actie.
Slag om de Kattenburgerbrug
Op Kattenburg begon men het benauwd te krijgen, want het wijnhuis ’t Onvolmaakte Schip op het Kattenburgerplein (hoek Kleine Kattenburgerstraat) was het hoofdkwartier van de orangistische handtekeningenactie. De bruggen werden opgehaald en vervolgens werden huizen van patriotten op het eiland van huisraad ontdaan. Vanuit het wijnhuis werd de verdediging georganiseerd. Kanonnen werden uit ’s Lands Werf gehaald (het huidige Scheepvaartmuseum), door kastelein Antonie Meyer werden wapens uitgedeeld die hij verborgen had gehouden. Eén van de zes ‘boekhouders’ die door de Oranjepartij waren aangesteld om de petitie te organiseren, Johannes Janse de Wilde, kwam met een gehuurd bootje uit de binnenstad terug naar Kattenburg. “In dit tijdstip begon ’t Kanon, met de gewapende Burgerij, op het Eiland aan te vuren, waarop ik mij weer bij Meyer in ’t Onvolmaakte Schip vervoegde, doch door de menigte kogels, die in dat Huis vlogen, genoodzaakt was weder terug te keeren na mijn Huis.”
De hele nacht ging het schieten door, tamelijk ongericht want het was aardedonker. Bij het krieken van de dag veranderde dat. Het krijgsplan van schutterkapitein Abraham Valentijn werd nu beproefd en met succes. Een vlot met kanonnen, met borstwering van balen tabaksstelen, werd naar de ophaalbrug gedirigeerd. De kabels werden doorgehakt zodat de brug naar beneden klapte. Nu volgde een Bijltjesdag, waarbij veel Oranjeklanten werden gearresteerd en de nodige huisraad werd vernield. Bij deze slag om de Kattenburgerbrug zijn – het is nauwelijk verwonderlijk – ook enkele slachtoffers gevallen. Aan de zijde der overwinnaars sneuvelde kanonnier Hendrik Hilmers. Hem viel een heldenbegrafenis ten deel op het Sint Anthonieskerkhof (het huidige Hortusplantsoen). De Kattenburger Johannes Rannink, die dood uit het water werd gevist, werd daarentegen ter afschrikking met de benen omhoog aan de galg op Volewijk gehangen. Van de 58 lieden die na de schietpartij en bij de relletjes waren gearresteerd, werd een Zweed op de Dam terechtgesteld en werden er vijf naar het Rasphuis gestuurd.
Een paar maanden later werden de vlaggen verhangen. Op instigatie van prinses Willemijn kwam er een Pruisische invasie om de Oranje-orde te herstellen. De Bijltjes vierden uitbundig feest op het Kattenburgerplein en konden een glaasje oranjebitter drinken op de goede afloop. De euveldaad met de ongelukkige Rannink werd nu rechtgezet: hij kreeg op 8 december 1787 alsnog een statiebegrafenis in de Oosterkerk.
Beeld: Collectie Stadsarchief Amsterdam
Tekst: Marius van Melle & Niels Wisman
April 2003
Delen: