Het rode Vendel volgen wij

Het Rode Vendel moet in mei 1940 de politie assisteren bij de arrestatie van NSB'ers.  Als op 10 mei 1940 de Duitsers Nederland binnenvallen, zijn het de sociaaldemocratische burgerwachters die als eersten in Amsterdam in het geweer komen. Negen maanden eerder had een groep prominente SDAP'ers op initiatief van partijleider Koos Vorrink hun weerzin tegen de vrijwillige burgerwacht opzij gezet en een eigen afdeling opgericht: het Rode Vendel. Het pacifisme was passé vanwege de dreiging van Hitlers Duitsland.

Wie denkt dat vroeger alle sociaaldemocraten met een gebroken geweertje op hun revers liepen, heeft het mis. Neem Koos Vorrink (1891-1955), voor de oorlog partijleider van de SDAP en na 1945 van de Partij van de Arbeid. Als jongeman al zweert hij het pacifisme af en zijn diensttijd besluit hij als officier. Rond 1930 toont hij zijn scepsis over ontwapening. Hij is bang voor het succes van zowel Hitlers NSDAP als Stalins terreur in de Sovjet-Unie. De democratie wordt van alle kanten belaagd. Als de Duitse dreiging toeneemt, wil hij het leger in, maar daar is het partijbestuur tegen. De burgerwacht lijkt een goed alternatief. En dan vooral de Vrijwillige Burgerwacht Amsterdam (VBA), zodat hij de hoofdstad tot op het allerlaatst kan verdedigen.

De zaken vallen op hun plaats in augustus 1939. Op de 24ste wordt de voormobilisatie afgekondigd, de algemene mobilisatie volgt enkele dagen later. In Amsterdam moeten de burgerwachters wegens een tekort aan politieagenten bewakingsdiensten lopen bij belangrijke gebouwen, zoals elektriciteitscentrales en stations. De burgerwacht was jarenlang voor sociaaldemocraten een vijand, omdat de organisatie in november 1918 was opgericht naar aanleiding van de halfslachtige revolutiepoging van SDAP-leider Troelstra. Maar die tijd is voorbij. Onder Vorrinks leiding is de SDAP een gewone parlementaire partij geworden; vanaf 10 augustus 1939 telt het kabinet zelfs twee 'rode ministers'.

Rond die tijd praat VBA-commandant kolonel H.R. Boeree met SDAP-wethouder Emanuel Boekman. Na het gesprek belt Boekman zijn partijgenoot Chris Meijer, die op de secretarie van het stadhuis werkt, en vertelt dat Boeree de socialisten graag bij zijn organisatie wil hebben. Meijer is meteen vóór en samen met zijn goede vriend Henk van Laar, onderwijzer en gewezen reserveofficier, en Tees Gulden, zoon van een SDAP-raadslid, gaat hij naar Boeree. De ontmoeting mondt uit in de oprichting van een sociaaldemocratisch vendel, officieel het Vendel van de Moderne Vakbeweging geheten, in de wandelgangen het Moderne of Rode Vendel.

Rode Vendel
Vorrink en Van Laar worden ingedeeld bij de Infanterie Brigade. De eerste als majoor in de functie van inspecteur van de Vendels der Moderne Vakbeweging, de tweede als kapitein in de functie van commandant van het vendel. Verder treffen we bij de infanterie nog de sociaaldemocraat Jan Stoovelaar, die adjudant wordt. Gulden is eerste luitenant bij de vervoerafdeling en Meijer doet als sergeant-majoor de administratie van het vendel.

Alle mannen kennen elkaar uit de AJC, de jeugdbeweging van de SDAP. Vorrink was jarenlang de leider, Van Laar organiseerde de natuurkampen, Stoovelaar zette het Rode-Valkenwerk op (voor de leden tussen twaalf en zestien jaar) en was net als Meijer betrokken bij de ordebewakingsdiensten van zowel AJC als SDAP. Zij weten dus wat organiseren is en hun achterban kent hen als leiders.
Voor de werving voor het Rode Vendel wordt ook het sociaaldemocratische dagblad Het Volk gebruikt. Op 8 september 1939 verschijnt daarin een oproep om lid te worden van de VBA, ondertekend door enkele kopstukken van de partij, overigens zonder dat verdere partijinstanties zijn gehoord. Het bericht valt op. In het communistische Volksdagblad, voorloper van De Waarheid, vormen de oprichters van het Rode Vendel een dankbaar onderwerp van spot en kritiek. Uiteindelijk zal het vendel uit zo'n 125 à 150 man bestaan.

Het is trouwens niet uniek dat de socialisten een apart vendel krijgen. Zoiets gebeurde wel vaker. In dezelfde periode komt er bijvoorbeeld ook een apart studentenvendel bij de VBA. Maar de situatie weerspiegelt wel de oude scheiding: na zoveel jaren vijandigheid is het moeilijk elkaar te vertrouwen. Boeree zegt in Het Volk nadrukkelijk dat er geen sprake is van de voortzetting van de oude verdeeldheid. Hij meent dat het goed is de mannen onder eigen leiding apart te houden; dan verloochent niemand het eigen karakter. In de praktijk verblijven de oorspronkelijke burgerwachters vooral boven in de sociëteit van het VBA-verenigingsgebouw (het mooie Huydekoperhuis, Singel 548) en de leden van het Rode Vendel onder in hun kelderruimte.

Mei 1940
De sociaaldemocraten oefenen hard, wat zich uitbetaalt tijdens de Duitse inval op 10 mei 1940: eerder dan de andere burgerwachters verschijnen ze op het Singel en zonder op Boeree te wachten, breken ze de wapenkamers open en zetten ze de gracht af. Wat ze moeten gaan doen weten ze nog niet; politietaken liggen voor de hand. Vorrink daagt nu ook op (tot dan toe heeft hij de leiding overgelaten aan Van Laar) en meet zich een uniform aan. Al snel vertrekt hij weer voor overleg op het partijsecretariaat. Als hij terugkeert, meldt hij dat is afgesproken dat ieder zich zelf moet redden als het misgaat.

Dan komt eindelijk een opdracht: het vendel moet de politie assisteren bij de arrestatie van NSB'ers en deze bewaken in de veilinghal op het terrein van de Centrale Markthallen. Het bevel komt van het hoofdbureau van politie, waar burgemeester Willem de Vlugt en procureur-generaal Johan August van Thiel een crisiscentrum hebben ingericht. Net als alle andere procureurs-generaal in den lande bezit Van Thiel een lijst met namen van 'staatsgevaarlijken' in zijn rechtsgebied, die hij dient op te pakken bij een vijandelijke inval. Het gaat om vreemdelingen en Nederlanders met nationaalsocialistische en extreemlinkse sympathieën. In het ressort Amsterdam zijn dat 328 landgenoten en ongeveer 500 buitenlanders.

Van de regering heeft Van Thiel de rijksinrichting in Hoorn gekregen om 900 mensen in op te bergen. Maar op het moment van internering is daar niets klaar. De marine – die de gevangenis in gebruik heeft als opslagplaats – heeft haar spullen niet weggehaald, waardoor er nog geen 100 man in kunnen. Nog erger wordt het als niet alleen de mensen van de lijst worden gearresteerd, maar iedereen die maar verdacht lijkt. In die vier meidagen worden alleen al in het rechtsgebied Amsterdam 10.000 mensen opgepakt. En dan arriveren er ook nog eens treinen vol gevangenen uit andere steden.

Duizenden geïnterneerden
Na schifting sluit Van Thiel uiteindelijk 6500 mensen op. Om ze te kunnen interneren neemt hij behalve de Hoornse gevangenis en veilinghal, ook de Stadsdoelen (Kloveniersburgwal) en jeugdhotel De Laurier in de Jordaan in gebruik. Ten slotte maakt hij ook de Levantkade vrij, waar normaliter Chinese zeelieden verblijven. Achteraf noemt hij de hele situatie mensonwaardig. Op papier klopte alles, maar in de praktijk ontbrak het veelal aan voldoende sanitair en moesten gevangenen het zonder hun medicijnen stellen.

Later is een aantal geïnterneerden niet mals over hun gevangenschap. Jan de Haas, een nationaalsocialistische journalist, beschrijft in Vijf dagen terreur zijn verblijf in de Markthallen en het oostelijk havengebied. "In Amsterdam wordt aan een troep jodenuitvaagsel wapens in handen gegeven: Dat noemt men de 'Burgerwacht'...." Hij beschrijft hoe de gevangenen op het hoofdbureau worden verzameld en vandaar naar de Markthallen gereden. Ze krijgen nauwelijks te eten of te drinken. De nacht brengen ze door op ligstro of stoelen, omringd door burgerwachters die loop en bajonet op hen gericht houden. De volgende dag worden ze naar het Oostelijk Havengebied gebracht. "Voor we in de bussen zitten krijgen we burgerwachtmajoor Koos Vorrink nog te zien: De marxistische bons, knapenschender nummer 1, jarenlang beroepsopruier van argelooze Nederlandsche arbeiders, bekijkt ons met hautaine minachting. Om kwart voor drie vertrekken we, hetgeen tegelijkertijd het afscheid van de Burgerwacht-joden beteekent."

Het nieuwe onderkomen bevalt beter en na de capitulatie mogen de gevangenen naar huis. Kort daarop regent het bij de politie aangiften van vermissing en beschadiging van spullen; Van Thiel ontvangt 250 klachten van wederrechtelijke vrijheidsberoving, die overigens nergens op uitdraaien omdat hij de namenlijsten vernietigt.

Verzetsgroep
Hoe gaat het verder met het Rode Vendel na 15 mei 1940? De leden moeten van Boeree hun wapens inleveren. Uit angst dat de Duitsers hun namen en adressen zullen vinden, vernietigen zij hun archief. Vorrinks poging om via IJmuiden naar Engeland te komen mislukt. Boeree biedt Van Laar, Stoovelaar en Meijer zijn zeewaardig jacht aan om weg te komen; hij beseft dat vooral zij gevaar lopen, omdat zij uitvoerig in de pers hebben gestaan. Een lid van het dagelijks bestuur van de VBA, bankier Edgar Fuld van Lippmann Rosenthal, gaat met hen mee. In een paar auto's vertrekken ze: Van Laar, Meijer en Stoovelaar met hun gezinnen, Fuld met zijn oude moeder.
Maar in Noord-Holland zijn de autowegen vol vluchtelingen en terugkerende militairen. Er is geen doorkomen aan. Boerees schip is onbereikbaar en vluchten via IJmuiden lukt ook niet. Er zit niets ander op dan terug te keren. Onderweg overnachten ze in Fulds buitenhuis bij Bloemendaal. De volgende morgen gaan de mannen gewoon weer naar hun werk. De verwachte arrestaties blijven uit, omdat de Duitsers eerst willen proberen de Nederlanders met zachte hand in hun kamp te krijgen. Wel heffen ze meteen de Burgerwacht op.

Het nieuwe onderkomen bevalt beter en na de capitulatie mogen de gevangenen naar huis. Kort daarop regent het bij de politie aangiften van vermissing en beschadiging van spullen; Van Thiel ontvangt 250 klachten van wederrechtelijke vrijheidsberoving, die overigens nergens op uitdraaien omdat hij de namenlijsten vernietigt.

Verzetsgroep
Hoe gaat het verder met het Rode Vendel na 15 mei 1940? De leden moeten van Boeree hun wapens inleveren. Uit angst dat de Duitsers hun namen en adressen zullen vinden, vernietigen zij hun archief. Vorrinks poging om via IJmuiden naar Engeland te komen mislukt. Boeree biedt Van Laar, Stoovelaar en Meijer zijn zeewaardig jacht aan om weg te komen; hij beseft dat vooral zij gevaar lopen, omdat zij uitvoerig in de pers hebben gestaan. Een lid van het dagelijks bestuur van de VBA, bankier Edgar Fuld van Lippmann Rosenthal, gaat met hen mee. In een paar auto's vertrekken ze: Van Laar, Meijer en Stoovelaar met hun gezinnen, Fuld met zijn oude moeder.
Maar in Noord-Holland zijn de autowegen vol vluchtelingen en terugkerende militairen. Er is geen doorkomen aan. Boerees schip is onbereikbaar en vluchten via IJmuiden lukt ook niet. Er zit niets ander op dan terug te keren. Onderweg overnachten ze in Fulds buitenhuis bij Bloemendaal. De volgende morgen gaan de mannen gewoon weer naar hun werk. De verwachte arrestaties blijven uit, omdat de Duitsers eerst willen proberen de Nederlanders met zachte hand in hun kamp te krijgen. Wel heffen ze meteen de Burgerwacht op.

Ontdek Ons Amsterdam

Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?

Abonneer je Arrow right Geef cadeau Arrow right

De top van het Rode Vendel komt al snel illegaal bijeen, nu als verzetsgroep, met als kern Van Laar, Chris Meijer, Jo Grannetia en Guus Tresstorf. Ze willen na de bevrijding (die ze dichtbij wanen) helpen bij de ordehandhaving om chaos te voorkomen. Intussen zitten ze niet stil. Ze sluiten zich aan bij de grotere groep-Vorrink en nadat deze is opgerold bij andere verzetsgroepen. Al die tijd houden ze zich bezig met hulp aan onderduikers en met spionage.

Hulppolitie
De hele bezetting lang houdt Van Laar contact met de progressieve politiecommissaris W.H. Schreuder van het bureau Raamplein. Door middel van telegrammen bespreken zij hun plannen met de regering in Londen. Hun zorg betreft vooral de naoorlogse ordehandhaving en het herstel van de democratie. De twee mannen vrezen namelijk de Ordedienst, een verzetsgroep van oud-legerofficieren die de voorkeur geeft aan een staatsvorm zonder parlement en politieke partijen.
Uiteindelijk moet de OD zich schikken. De verzetsgroep-van Laar en de OD stellen zich begin 1945 beide onder het gezag van de hoofdcommissaris die Amsterdam na de bevrijding zal krijgen. Van Laar zelf wordt benoemd tot commandant van wat dan de Hulppolitie heet. Als de oorlog voorbij is groeit de 'rode' groep hulpagenten rond Van Laar – inmiddels circa 600 man – uit tot een korps van alle gezindten van 2500 man sterk.

De teruggekeerde regering laat de Hulppolitie voortbestaan. Nog steeds onder de Amsterdamse korpschef krijgt de groep een nieuwe toekomst als het Korps Vrijwillige Politie. Reden voor deze beslissing is een nieuwe angst: nu voor de communisten, die in Oost-Europa zo machtig zijn geworden en zich misschien ook hier gaan roeren. Een groep gezagsgetrouwe burgers die zonodig de politie kan bijstaan, lijkt geen gek idee. Tot 1951 blijft Van Laar de commandant van dit korps. De taak van de vrijwillige agenten bestaat uiteindelijk vooral uit hulp bij het begeleiden van grote manifestaties en bij de handhaving van de verkeersveiligheid. In deze hoedanigheid krijgt het Amsterdamse voorbeeld al gauw elders navolging en worden de politievrijwilligers een landelijke aangelegenheid. Nog altijd zijn er vrijwilligers bij de politie actief.

Beeld: Nieuwe Apeldoornsche courant, 26-08-1939.

Delen:

Jaargang:
2015 67
Dossiers:
Politiek
Editie:
Mei
Rubriek:
Verhaal
Tijdperk:
1900-1950