Herinneringen aan Betondorp: Onderduiken
In 1942 werd ik als 2-jarig meisje door mijn biologische ouders naar een kindertehuis gebracht. Het is mij nooit duidelijk geworden waarom. De leidster zat in het verzet, maar haar waarschuwing om de joodse kinderen in veiligheid te brengen kwam te laat. Samen met vijf andere joodse kinderen werd ik naar de Hollandse Schouwburg gebracht. Daar wachtten we op transport. Mijn pleegouders, die actief waren in het verzet, hebben mij daar uit de rij gepikt. Zij brachten me naar Betondorp, waar ik in hun huis aan de Veeteeltstraat mocht onderduiken.
Doordat mijn ouders niet-kerkelijk waren en in het verzet hadden gezeten, kon ik ook na de oorlog bij ze blijven wonen. Voor veel andere onderduik-kinderen gold dat niet. Zij moesten in 1945 weer terug naar hun biologische ouders, die soms helemaal niet voor ze konden zorgen. Wanneer niemand je opeiste ging je naar het joods kindertehuis in Laren, de Berg-Stichting heette dat. Zelf kon ik gelukkig tot mijn trouwen in Betondorp wonen.
Mijn jeugd, ik kan me vooral de periode na de oorlog herinneren, was erg gelukkig. Mijn vader vertrok iedere dag om een uur of 6 naar zijn werk en kwam pas 's avonds weer thuis. Hij was metaalbewerker en bouwde bij Hembrug. Mijn moeder hield overzicht van de wekelijkse financiën. Ze legde dubbeltjes weg voor goede doelen, zodat ze aan het eind van het jaar een paar gulden kon doneren. Ik doe dat nog steeds, maar dan via het internet.
Mijn pleegouders waren hele lieve mensen, en ‘rood’. We deden alles via de SDAP. Ik was, net als veel kinderen in de wijk, lid van de AJC, lid van de socialistische wandelclub en de gymnastiekvereniging DOC. De speeltuin was wel het hoogtepunt van het dorp, daar speelden alle kinderen. Aan de vlaggen op de huizen kon je zien waar de communisten woonden. Verder zat er op iedere hoek van het dorp wel een winkeltje, maar voor de boodschappen ging mijn moeder ook vaak naar Diemen of Duivendrecht, daar was een dubbeltje goedkoper.
In het weekend liepen we langs de sportvelden. Met Ajax had ik niet zoveel, maar ik vond de drukte die rondom de wedstrijden ontstond wel leuk. Dan hingen we uit ons huis om auto’s te kijken. Toch was ik meer onder de indruk van de honkbalvelden van VVGA, waar Han Urbanus speelde. Zo’n Amerikaanse sport hadden we nooit eerder gezien.
Behalve voor de boodschappen kwamen we nauwelijks in de stad. Heel soms ging ik met mijn moeder naar de Vamie in de Kalverstraat. Dat was de poffertjes- en ijswinkel. In september was het feest, dan was het kwartjesmaand in ARTIS. We liepen dan naar Artis en gingen terug met tramlijn 9. En iedere winter konden we schaatsen. Betondorp lag toen nog tussen de weilanden en boerderijen en dan kon je zo van het dorp naar het Amstel Station schaatsen.
MIEKE KREBS-DE JONG
Meer verhalen en herinneringen aan 100 jaar Betondorp zijn te vinden in het Aprilnummer 2022.

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer je
Delen: