Hendrick de Keyser (1565-1621) schiep de skyline van Amsterdam

'Argitect deser stede'

De Westerkerk, de Zuiderkerk, het Oost-Indisch Huis. Stadsarchitect Hendrick de Keyser ontwierp ze. Hij verscheen in 1591 precies op het juiste moment in Amsterdam. Na de stagnatie als gevolg van de Tachtigjarige Oorlog kwam een ongekende bouw-boom op gang.

Vierhonderd jaar geleden, op 15 mei 1621, overleed na een diensttijd van 26 jaar de Amsterdamse stadsarchitect Hendrick de Keyser, precies op zijn verjaardag, daarmee net 56 (of nog net niet) jaar oud, zoals geen enkele biografische schets vergeet te vermelden. Hij is een van de weinige Nederlandse bouwmeesters die een groter publiek iets zeggen – in het bescheiden rijtje Jacob van Campen, Pierre Cuypers, Hendrik Berlage en Gerrit Rietveld. Architecten geven onze dagelijkse leefomgeving veel meer vorm, maar vergeleken met schilders zijn ze qua naamsbekendheid veel slechter af.

Die bekendheid dankt De Keyser dankt vooral aan zijn herontdekking in de tweede helft van de 19de eeuw. Na twee eeuwen sterk internationaal classicisme gingen, tegen de achtergrond van een groeiende behoefte aan nationale identiteit, ook in Nederland architecten op zoek naar een nationale bouwstijl en kwamen vervolgens zo bij de jaren rond 1600 uit: het begin van de Gouden Eeuw, die op de succesvol verlopende opstand tegen de Spanjaarden volgde. Een van de meest in het oog springende effecten van die nieuwe bloei was de enorme economische expansie van Amsterdam ten koste van Antwerpen, dat in de 16de eeuw als de grote handelsmetropool van de inmiddels in twee helften gespleten Nederlanden gefungeerd had, maar door de Hollandse blokkade van de Schelde na de Spaanse herovering in 1585 langzaam in het slop was geraakt. De snelle bevolkingsgroei – van 45.000 inwoners in 1595 tot 110.000 in 1621 – als gevolg van die expansie vertaalde zich tijdens de ambtsperiode van De Keyser in twee grote stadsuitbreidingen. Tekort aan werk had hij bepaald niet.

Beeldhouwer

Hij werd voor het eerst in 1612 in een ambtelijk stuk betiteld als “argitect deser stede”, maar zijn officiële functie was die van stadssteenhouwer en stadsbeeldhouwer. En als beeldhouwer genoot hij bij zijn tijdgenoten (en ook nog in de eerste tweeënhalve eeuw daarna), de grootste faam: hij was het die in opdracht van de Staten-Generaal het belangrijkste staatsmonument van de nieuwe Republiek ontwierp: het mausoleum voor Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in Delft. En op zijn naam stond ook het eerste openbare standbeeld, dat voor Erasmus in Rotterdam.

Niet alleen voor de stad Amsterdam maakte De Keyser veel beeldhouwwerk, waarvan nog diverse elegante poortjes van stedelijke instellingen getuigen. Ook kreeg hij particuliere opdrachten van de Deense koning, en van de katholieke eigenaren van de Sint Janskathedraal in Den Bosch voor een beeld van de evangelist Johannes. Ondanks zware druk van de Amsterdamse hervormde kerkenraad om toch vooral niet de paapse afgoderij te stimuleren, heeft De Keyser ook dát geleverd. Stiekem weliswaar, maar toch.

Zijn nieuwe roem als bouwmeester op het eind van de 19de eeuw dankte hij aan een postuum geschrift, de Architectura Moderna uit 1631 van de Haarlemse schilder Salomon de Bray, waarin een groot aantal van zijn bouwkundige ontwerpen stonden. In feite stelde De Bray het eerste architectonische oeuvre-overzicht in de nieuwe Nederlandse republiek samen. Spoedig volgden soortgelijke overzichten in prentvorm, vaak door de bouwmeester zelf, zoals Philip Vingboons, bekend om zijn vele Amsterdamse grachtengevels, in 1648 met Afbeeldsels der voornaamste gebouwen uyt alle die Philips Vingboons geordineert heeft (1648).

Driemanschap

De Bray poogde de Keyser neer te zetten als iets wat hij eigenlijk nog helemaal niet was: een moderne, hoogst individualistisch scheppende architect in de geest van de grote kunstenaars van de Italiaanse renaissance. Hun nieuwe, op de Oudheid geïnspireerde klassieke stijl – een ware ‘Architectura Moderna’ – zou hem als een van de eerste Nederlandse bouwmeesters gedreven hebben. Maar daarvoor stond De Keyser nog veel te sterk in de middeleeuwse ambachtelijke traditie.

En dat is niet het enige. Hij werkte niet alleen, maar maakte deel uit van een driemanschap dat toevallig vrijwel tegelijk in 1595 aantrad en vervolgens een kwart eeuw lang gezamenlijk de stadsfabriek bestierde, tot De Keysers dood. Veel stedelijke architectonische werkzaamheden rustten op hun gedeelde schouders, waarbij elk het deel voor zijn rekening nam dat bij zijn aanstelling paste. In het verleden heeft dat ook tot veel discussie aanleiding gegeven omtrent ieders exacte rol; vooral over de vraag in hoeverre De Keyser inderdaad de eer toekomt de schepper van het stadssilhouet van Amsterdam te zijn.

Zijn companen waren stadsmetselaar Cornelis Danckerts de Ry (1561-1634) en stadstimmerman Hendrick Staets (1558-1630). Na het overlijden van De Keyers zetten zij uiteraard hun betrekking gewoon voort. Danckerts de Ry wordt door De Bray ook genoemd, maar maakt daarbij wel een fijn onderscheid: Doch soo langh de Amstel-daken/ In het Ye schitt’rend blaken,/ En de Wester-Kerck van verr’/ Op gaet als een Morgen-Sterr’:/ Salmen noch van KEYSER roemen./ En de naem van DANCKERTS noemen,/ Die het geen dat HENDRICK schetst/ Konstigh met zijn hant op-metst.

Met andere woorden: De Keyser was de bedenker, Danckerts de uitvoerder. Op zich is dat in hoofdlijnen correct: De Keyser ontwierp het steen- en beeldhouwwerk en was dus ook meestal voor het architectonisch concept verantwoordelijk, hoewel in puur materiële zin bij de uitvoering de bulk – het metselwerk – voor rekening van Danckerts en zijn bouwvakkers kwam.

Bouwhausse

Het was niet toevallig dat Danckerts in dit eerbetoon van De Bray tenminste nog wel genoemd was, en Staets doodgezwegen werd, ofschoon hij als stadstimmerman voor de constructie van de stadsgebouwen tekende. De stadsmetselaar was een oom van de boekhandelaar die het initiatief tot de uitgave genomen had. Bovendien was het kloeke foliant een antwoord op de Kroniek van Staets, een drie jaar eerder verschenen rijmelwerk van Staets stiefzoon Jacobus Laurentius, waarin juist de andere twee ontbraken, en zelfs de Noorderkerk op Staets’ conto werd geschreven.

Laurentius was een calvinistische dominee, De Keyser remonstrant – zo kort na de Synode van Dordt, die protestants Nederland met de uitdrijving der Arminianen religieus diep verscheurde, mogen we hier een van de oorzaken van een zekere rivaliteit vermoeden, en mogelijk ook, tijdens hun leven, van enige spanningen tussen de stadssteenhouwer en de stadstimmerman. Met Danckerts daarentegen was de persoonlijke verhouding vermoedelijk minder beladen. Die was aanvankelijk De Keysers buurman in de Oude Hoogstraat, waar beiden na hun aanstelling een dienstwoning betrokken. In 1605 verhuisde De Keyser overigens naar een ambtswoning op de nieuwe stadstimmerwerf, die naar de Staalstraat werd verplaatst, met een eigen kade aan de Binnen-Amstel.

Hendrick de Keyser kwam op het juiste moment naar Amsterdam, in 1591, waar toen een einde kwam aan een kwarteeuw stagnatie als gevolg van de Tachtigjarige Oorlog en een ongekende bouw-boominzette. Hij was geboren in Utrecht, waar zijn vader (en grootvader) als timmerman hun brood verdienden; zijn ouders volgden hem later, net als enkele broers die hetzelfde ambacht bedreven, naar Amsterdam. In Utrecht was hij in de leer geweest bij Cornelis Bloemaert, die in dat jaar de net overleden Joost Janszoon Bilhamer in Amsterdam als stadsingenieur opvolgde. Bilhamer was de schepper van de elegante renaissancebekroning van de Oudekerkstoren (1565), de eerste van een rij waaraan De Keyser spoedig diverse andere zou toevoegen: de Montelbaanstoren, de Haringpakkerstoren, de Jan Rodenpoortstoren, de Munttoren en de torens van de Beurs, de Zuiderkerk en (na zijn dood gewijzigd uitgevoerd) de Westerkerk.

Nieuw

De Keyser was met Bloemaert meegekomen en toen zijn leermeester kort daarop weer naar Utrecht terugkeerde in Amsterdam gebleven. Zijn benoeming in stadsdienst volgde enkele jaren later. Zijn functie was nieuw en van de stadsmetselaar afgesplitst: de nieuwe rijkdom van de stad, die al dat dure natuursteenwerk en beeldhouwwerk pas mogelijk maakte, zorgde al snel voor een goedgevulde officiële orderportefeuille, waarvoor een aparte functionaris zinnig was. Ook beschikte De Keyser, mede dankzij zijn lidmaatschap van de rederijkerskamer De Egelantier, over een rijk netwerk, dat bijvoorbeeld de dichters P.C. Hooft en Bredero, en de schilders Hendrick Goltzius, Cornelis Ketel en Karel van Mander omvatte. Die contacten hebben hem menig particuliere opdracht bezorgd.  

Al bij zijn aanstelling had De Keyser de expliciete taak gekregen “de modellen, patronen ofte ontwerpselen met alle neersticheyt, nae syn beste wetenschap [te] ontwerpen”. Dat maakte hem meer dan Staets en Danckerts tot de hoofdontwerper van de meeste stedelijke gebouwen, zoals de genoemde vier stadstorens en drie kerken.

Desalniettemin begon hij met een jaarsalaris van slechts ¦320, terwijl de andere twee f 400,- toucheerden, omdat er in zijn geval voor particuliere opdrachten bewust ruimte gelaten was, maar dat verschil werd later rechtgetrokken.  

Bij zijn dood volgde de oudste van zijn vier zonen, Pieter de Keyser, hem op en nam de voltooiing van de lopende werkzaamheden op zich, zoals van het Delftse Mausoleum en de Amsterdamse Westerkerk. Opgeleid door zijn vader, trad hij moeiteloos in diens voetsporen. Ook twee andere zonen waren in het bouwvak actief, Willem en Hendrick jr., evenals diverse kleinkinderen, zodat zijn geslacht tot ver na zijn dood 400 jaar geleden een duidelijk stempel op het Amsterdamse bouwvak drukken zou. Ettelijke telgen vonden net als Hendrick hun laatste rustplaats in diens Zuiderkerk.

Alleen de tweede zoon, Thomas, sloeg andere wegen in: hij werd portretschilder. Vermoedelijk hebben we mede daaraan te danken dat van zijn vader betrouwbare portretten bewaard zijn gebleven, want dat was begin 17de eeuw voor een ambachtsman nog vrij uitzonderlijk. Op basis van zijn schilderij van Hendrick uit 1621 werden meerdere gravures gemaakt.

THOMAS VON DER DUNK IS ARCHITECTUURHISTORICUS.

Mei 2021  

Beeld header: Wkimedia Commotns

Delen:

Dossiers:
Amsterdammers
Editie:
Mei
Jaargang:
2021 73
Rubriek:
Markante Amsterdammers
Tijdperk:
1500-1600 1600-1700