Gevierd componist: Johan Wilms (1772-1847). De Amsterdamse Beethoven

Johan Wilms was een van oorsprong Duitse componist, die in het Amsterdamse muziekleven furore maakte. In 1816 schreef hij zelfs het nieuwe Nederlandse volkslied.

Toen Nederland in 1815 een koninkrijk werd, onder Koning Willem I, werd het hoog tijd om te werken aan een waarlijk ‘nationale’ muziekcultuur. Daar ontbrak van alles aan, maar vooral een volkslied. De regering schreef daarom een prijsvraag uit en stelde de oude zeeheld Jan Hendrik van Kinsbergen aan als voorzitter van de jury. De inzendingen stroomden binnen; op 7 december 1816 maakte de jury de winnaar bekend. Er waren veel muziekstukken binnengekomen “waarvan de compositie alzins getuige droeg van de talenten der verschillende Toonkunstenaren” en sommige zelfs “voortreffelijk” waren te noemen, aldus de jury, maar te veel afweken van “die edele eenvoudigheid, die, gepaard met een warm gevoel, het karakterestieke van een Volkslied moet uitmaken”.

Alle inzendingen waren anoniem, slechts gemerkt door een spreuk. De jury kende de eerste prijs – f250,- – toe aan een lied op een tekst van Hendrik Tollens, Wien Neerlandsch bloed, en de tweede prijs aan een lied op tekst van Jean Brand van Cabauw, Wij leven vrij, wij leven blij. Toen de commissieleden vervolgens de verzegelde envelopjes met de namen van de beide inzenders openden, bleek het om een en dezelfde componist te gaan: Johan Wilms. Wien Neerlandsch Bloed bleef tot 1932 het officiële Nederlandse volkslied.

Bijrol

Johan Wilhelm Wilms (1772-1847) was van oorsprong helemaal geen Nederlander. Hij was het vierde kind van een dorpsschoolmeester in Witzhelden, een dorpje tussen Solingen en Leverkusen. Zijn vader was tevens koster en organist in de kerk. Johan kreeg orgel- en pianoles van hem en leerde zichzelf fluit spelen. Zijn bestemming was predikant, maar hij koos voor de muziek, en op zijn 19de reisde hij naar Amsterdam, waar hij werk vond als fluitist. Hij schreef aan zijn vader dat hij er voorgoed wilde blijven.

Amsterdam kende in die jaren een bloeiende muziekcultuur. De prachtige concertzaal van Felix Meritis was in 1788 geopend; en her en der in de stad traden gerenommeerde virtuozen op. Bijna alle muziek was echter van buitenlandse herkomst. Nederlandse componisten waren er wel, en ze toonden ook wel ambitie, maar wie in die jaren aan de weg wilde timmeren had de pech dat hij of zij meteen vergeleken werd met de grote drie: Joseph Haydn, Wolfgang Amadeus Mozart en Ludwig von Beethoven. Daar kon niemand tegenop, leek het.

Wilms speelde als fluitist in verschillende orkesten, zoals het orkest van Felix Meritis, en verdiende verder bij met huisconcerten, waar hij op de piano improviseerde en eigen composities liet horen. Het orkest van Felix Meritis stond onder leiding van Bartholomeus Ruloffs (1741-1801) en telde zo’n zeventig musici, een derde professionals en twee derde amateurs, ‘werkende leden’ van het genootschap. Er was veel energie en goede wil, maar in de uitvoering was het vaak behelpen. Ruloffs was ook dirigent van de Stadsschouwburg, en voor grotere concerten in Felix leende hij vaak zangers en zangeressen uit het koor.

Concerten begonnen meestal met een ouverture of een deel van een symfonie (een hele symfonie achter elkaar spelen kwam nog weinig voor). Er volgden twee of drie solo-optredens, waaronder altijd een zanger en meestal een fluitist, en weer een ouverture of een deel van een symfonie. Na de pauze herhaalde dat programma zich. Mozart en Haydn voerden de boventoon, maar ook werk nu totaal vergeten componisten als Adalbert Gyrowetz, Paul Wranitzky en Franz Neubauer kwamen aan bod. Nederlandse componisten en immigranten als Wilms speelden een bijrol.

Eigen ensemble

In 1796 richtte Wilms met vijf andere jonge musici een eigen ensemble op, het Collège Eruditio Musica, dat al snel de reputatie kreeg het beste concertgezelschap van Amsterdam te zijn. Ook Eruditio had zeventig muzikanten. De eerste dirigent was Karl Joseph Schmitt, na hem kwam Antoine Fodor. Wilms was de pianosolist. Hij schreef twee symfonieën voor het gezelschap, introduceerde pianoconcerten van Beethoven en Mozart en spande zich in voor de aankoop van interessante partituren als Die Jahreszeiten van Haydn. Welgestelde Amsterdammers gaven hem zelf opdrachten en zijn werken werden ook buiten Nederland uitgevoerd. Het muziektijdschrift Allgemeine Musikalische Zeitung noemde hem in 1807 een van de “geestrijksten, levendigste en meest ontwikkelde kunstenaars”.

Maar van componeren alleen kon Wilms niet leven. Hij moest bijverdienen met lesgeven. Dat was vervelend, maar het had ook een plezierig bijeffect. In december 1805 trouwde hij met Nicoletta Theodora Versteegh (1786-1821). Ze was de dochter van de rijke kunstverzamelaar Theodorus Versteegh, ze was veertien jaar jonger dan Wilms en waarschijnlijk een leerlinge. Het was echte liefde. Wilms wijdde een van zijn composities aan haar, twaalf variaties op het lied ‘Je suis encore dans mon Printemps’, heel passend voor een jonge bruid.

In de Franse tijd kreeg het nationale muziekleven een grote stimulans. Koning Lodewijk Napoleon richtte in 1808 naar Frans voorbeeld een Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten op. Wilms werd meteen benoemd tot lid van de muziekafdeling, onderdeel van de ‘Vierde Klasse’, die de ‘schoone kunsten’ moest bevorderen. Het instituut wilde nadrukkelijk de muziekcultuur naar een hoger peil brengen, maar de Amsterdammers vonden dat het ook tijd was dat zij internationaal gingen meetellen. De Vierde Klasse benoemde daarom in 1809 Ludwig van Beethoven per brief tot ‘correspondent’, een fraaie eretitel, waar overigens geen vergoeding aan verbonden was. Toen Beethoven vernam dat hij benoemd was, schreef hij aan zijn uitgeverij Breitkopf & Härtel: Also doch ein Titel – haha, das macht mich lachen!

Reputatie

Amsterdam stelde weinig voor in het internationale muziekleven, maar er zat verbetering in. Een correspondent van de Allgemeine Musikalische Zeitung bezocht in maart 1808 een concert van Eruditio Musica en schreef: “Ik was verrast een orkest van meer dan 80 personen, samengesteld uit de uitstekendste meesters en liefhebbers aan te treffen, [dat] op zeer goede wijze een symfonie van Beethoven vertolkte.” Hij ergerde zich wel aan het publiek, dat door de muziek heen praatte.

Wilms’ werk werd in die jaren veel uitgevoerd. Het grootste deel van zijn oeuvre verscheen in druk: symfonieën en pianoconcerten, een fluitconcert, pianotrio’s, strijk- en pianokwartetten, viool-, fluit- en pianosonates en veel ‘variaties’, bijvoorbeeld op het oude geuzenlied Wilhelmus, een waar succesnummer. In Amsterdam had hij niet over belangstelling te klagen. Zo waren er in juni 1813 concerten “met Illuminatiën, Bal en Landfeest” in het lokaal Nabij Buiten aan het Leidendorperpad (ter hoogte van nu Vondelstraat 9) buiten de Leidsepoort. De organisatoren hadden kosten noch moeite gespaard “om deze Verlustigingen gelyk te doen zyn aan die van Parys, Weenen, enz.”. Er was een compleet orkest bijeengebracht dat “Zymphoniën, Concerten, Ouvertures, Harmoniën, enz.” uitvoerde.  Om elf uur ’s avonds was de première van een “groote Concertante” voor vier blaasinstrumenten “door den Heer J. Wilms gecompeneerd”. Concert, feest en bal duurden tot drie uur ’s nachts.

Ook internationaal groeide Wilms reputatie. Beethoven kende zijn werk en wist ook dat hij een van zijn beste pleitbezorgers in Amsterdam was. Een bezoeker aan een concert in 1814 meldde dat “de fraaije Symphonie van Beethoven uit C kruis [de Vijfde, red] door het goed bezet Orchest zeer loffelijk uitgevoerd” was, waarna zijn “Phantasie” voor piano met orkest en koor volgde. “De Heer Wilms speelde de Pianopartij; het geheel verwierf bijval.”

Organist

Wilms werd in 1814 zelf de Amsterdamse correspondent voor de Allgemeine Musikalische Zeitung. Hij liet zich – anoniem – scherp uit over de muziekcultuur in de hoofdstad. “Componeren krijgt hier maar weinig aanmoediging”, schreef hij. Het ontbrak aan een goede opera, zodat componisten weinig aanleiding hadden om voor de zangstem te schrijven, en het ontbrak natuurlijk aan inkomsten: “Als Haydn, Mozart en andere hier hadden geleefd, dan waren zij wel nooit de componisten geworden die ze zijn geworden; ze hadden hier de godganse dag lang les moeten geven, waardoor hun Genie zoniet verstikt, maar toch zeker vermagerd was geworden.”

In 1815 leverde hij ter ere van de inhuldiging van de Oranje-koning Willem I een klinkend stuk af met veel wapengekletter en trompetgeschal, De Slag bij Waterloo of La Belle-Alliance, dat veel bijval kreeg. Kort daarna triomfeerde hij met het nieuwe volkslied. In 1820 won hij met zijn zesde symfonie nog een prestigieuze compositiewedstrijd van het Genootschap voor Schoone Kunsten in Gent.

In 1821 overleed Nicoletta na een miskraam en liet Wilms met vier kinderen achter. Het jaar daarop stierf ook een dochtertje, tweeënhalf jaar oud. Wilms trok zich nu grotendeels terug uit het openbare muzikale leven. Hij nam een baantje als organist in de doopsgezinde kerk Bij ’t Lam en componeerde verder alleen nog gelegenheidswerken, enkele pianovariaties en liederen. Tegen de componist Johann Nepomuk Hummel, op bezoek in Amsterdam, zei hij: “Ik ben maar een arme muzikale dagloner.”

Wilms speelde nog wel een belangrijke rol bij de oprichting van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst in 1829, en werd meteen tot erelid benoemd. Hij was examinator voor orgelspel en zat in de jury die nieuwe composities beoordeelde, tot hij in 1841 ontslag nam. Vanaf 1845 werd hij langzaam blind en moest hij zich als organist steeds vaker laten vervangen door een van zijn leerlingen.

Na zijn dood op 19 juli 1847 werd hij herdacht als de belangrijkste componist van zijn tijd en steunpilaar van het Nederlandse muziekleven in rumoerige tijden. Het Wien Neerlandsch bloed is inmiddels op de vuilnisbelt van de geschiedenis beland, maar Wilms’ roem is niet vervlogen: enkele van zijn symfonieën worden nog geregeld uitgevoerd. Naar Bartholomeus Ruloffs is in Amsterdam een straat vernoemd, naar Wilms niet.

 

Koen Kleijn

Beeld: Collectie Rijksmuseum

November 2020

Delen:

Dossiers:
Kunst en Cultuur
Editie:
November
Jaargang:
2020 72
Rubriek:
Verhaal
Tijdperk:
1700-1800 1800-1900