Flaneren op de fiets
Fietsers in Amsterdam klagen steen en been over de capriolen die zij moeten uithalen om veilig hun bestemming te bereiken. Mij overkomt ook van alles. Kort geleden werd ik in de De Lairessestraat door een scooter afgesneden. Ik verloor mijn evenwicht en botste tegen een auto die aan het inparkeren was. Een dag later probeerde ik licht radeloos het fietspad bij het Frederiksplein richting Oosteinde te bereiken. De oversteekplaats hier is onmogelijk: pas vooral op voor taxi’s die in een rotvaart voorbij razen.
Als heer op leeftijd stippel ik daarom tegenwoordig op de kaart veilige routes uit. En ik spreek mezelf toe voordat ik mij naar buiten waag: “Niet haasten, stoppen voor rood licht en bij iedere gevaarlijke hoek even in de handrem knijpen.” Ik verkies de lange stille straten die parallel lopen met boulevardachtige ‘snelwegen’. Dus niet de Willemsparkweg, maar de Valeriusstraat of de Johannes Verhulststraat. Hier kunnen fietsers nog ongestoord flaneren, om zich heen kijken en zich telkens weer laten verrassen door bijzondere huizen uit omstreeks 1900.
Terwijl ik een rondje om het Valeriusplein maak, denk ik aan mijn Russische opa, die hier in de jaren twintig de trotse bezitter was van een herenhuis. Verkeersgevaar dreigt niet, ik sla de Lassusstraat in en fiets door de ‘Johannes Verhulst’ richting centrum. Deze straat typeert de schoonheid van Oud-Zuid. Als ik het Concertgebouw nader, zie ik voor het eerst pas goed die twee schitterende torentjes boven de woningen uitrijzen. Ze leunen in de Jan Willem Brouwersstraat in een soort hoefijzervorm tegen het Concertgebouw aan.
De torentjes doen denken aan de torens van Berlage aan het Mercatorplein. Is er verband tussen de torens in West en Zuid? Thuis zoek ik in boeken en publicaties, nergens vind ik een spoor naar de torens in de Jan Willem Brouwersstraat. Totdat de onvolprezen hoofdredacteur van dit blad mij naar Bas Lubberhuizen verwijst, eigenaar van café Welling en bewoner van de etage daarboven, die op de torentjes uitkijkt. Lubberhuizen – befaamd brandewijnstoker en uitgever in ruste – studeerde ooit af op een scriptie over de Concertgebouwbuurt.
Op een vroege zaterdagochtend krijg ik hem te pakken: “Je moet toch echt de Historische gids van D’Ailly raadplegen, ik zal voor je zoeken”, zegt Lubberhuizen. Een dag later tref ik op de mail een scan van de pagina’s waarin de woningen worden beschreven. En ja hoor, een leerling van Berlage was in 1925 de architect van de torentjes: Ernst Roest (1875-1952. De Concertgebouwtuin moest er plaats voor maken. ‘Arme luyden’ hebben er jaren om getreurd. Want zij konden nu niet meer gratis in de Concertgebouwtuin naar de concerten in de Kleine Zaal luisteren.
Felix Rottenberg
Maart 2014
Beeld: Collectie Stadsarchief Amsterdam
Delen: