Eeuwenoude banden. Weesp en Amsterdam delen een lange geschiedenis
Komt Weesp bij Amsterdam? Op 21 maart spreken de Weespenaren zich uit over de opheffing van de gemeente. De keus is: fuseren met Amsterdam óf met Gooise Meren, de in 2015 gevormde gemeente waarin Naarden, Bussum en Muiden zijn opgegaan. Weesp en Amsterdam hebben al eeuwenlang een hechte band. De Vechtstad en de Amstelstad delen een geschiedenis van bier, jenever, cacao en predikanten.
Al in de vroegste geschiedenis van Amsterdam en Weesp zijn er parallellen: beide nederzettingen profiteerden van de val van Gijsbrecht van Amstel, zij het niet even snel. Amsterdam verwierf meteen al rond 1300 stadsrechten, terwijl het Utrechtse Weesp werd geannexeerd door Holland en in 1355 zijn stadsrechten kreeg van een nazaat van de tante van Floris V. Ongeveer een eeuw later had Weesp een stenen omwalling en vervulde de stad een centrumfunctie voor het omringende boerenland. Handelaren hadden zich gevestigd, er was enige lakennijverheid en er werd bier gebrouwen. De grote, gotische Laurenskerk stamt uit deze tijd.
Maar waar Amsterdam uitgroeide tot een metropool, bleef Weesp bescheiden. Het stadje werd begin 16e eeuw uitgeplunderd door het leger van Karel van Gelre, die het als uitvalbasis gebruikte om Amsterdam aan te vallen, en er waren tientallen jaren nodig om er bovenop te komen. De kwaliteit van het Vechtwater bracht redding. Omdat het water in Amsterdam door vervuiling steeds minder geschikt was om bier te brouwen, gingen de brouwers het Vechtwater in schuiten naar Amsterdam verslepen. Vervolgens vestigden Amsterdamse bierbrouwerijen zich ook in Weesp.
Het verhaal wil dat stadhouder Frederik Hendrik bij zijn bezoek aan Weesp in september 1631 zijn gastheer bierbrouwer Laurens Schouten complimenteerde met het Weesper bier dat hij voorgezet kreeg: beter dan de dure wijn die hij eerder die dag op het Muiderslot had gedronken bij P.C. Hooft, die behalve drost van Muiden en baljuw van Gooiland ook dijkgraaf van Weesp en Weesperkarspel was. Het hoogtepunt van de brouwnering was toen al voorbij – de jeneverindustrie werd steeds belangrijker.
Weespertrekvaart
De verbinding met Amsterdam was niet zonder problemen. Een reguliere veerdienst meerde sinds 1598 af op het Rokin bij de Regulierspoort aan het einde van de Kalverstraat. Veel van de Weesper handelswaar kwam over de Vecht en de vaak woelige Zuiderzee. De route binnendoor was langer en omslachtiger: eerst stroomopwaarts het Smal Weesp op, dan over het Gein en de Angstel naar de Amstel.
Daar kwam in 1639 verandering in toen de Weespertrekvaart werd gegraven en zo een directe verbinding met de Amstel tot stand kwam. De route ging nu via het Smal Weesp, de Gaasp (een zijrivier van het Gein) en de ringvaart van de Watergraafsmeer. Het jaagpad langs de vaart werd het Zandpad gedoopt. Amsterdam en Weesp waren samen verantwoordelijk voor het onderhoud en benoemden de toezichthouders, het College van Commissarissen van het Zandpad. Voorwaar een zware last voor het kleine Weesp met nog geen 3000 inwoners, dat als beloning de opbrengsten van de tollen bij de Geinbrug en bij de Bijlmer aan Weesp mocht houden. Een situatie die tot 1929 bleef bestaan.
Na de vierde uitleg van Amsterdam moesten vanaf 1664 de Commissarissen van het Zandpad opdraaien voor de beschoeiing van de oostelijke oever van de Buiten-Amstel, die daarna de Weesperzijde ging heten. Het Zandpad (dat zijn naam behield, ook toen het in de 19de eeuw met grint verhard was) bleef de verbindingsweg met Weesp. De nieuwe Weesperstraat, die al in 1672 geplaveid werd, liep wel in de richting van het Vechtstadje, maar hield op bij de stadsgrens, anders dan de uitvalswegen naar Haarlem, Leiden en Utrecht.
Varkensvoer
Weesp profiteerde enorm van de directe vaar- en wegverbinding met Amsterdam. Het aantal branderijen nam sterk toe – in 1667 waren het er 23. De Weesper brandewijn en jenever kregen een goede naam en werden naar Suriname en Java geëxporteerd. De accijns in Weesp was lager dan in Amsterdam en er waren meer voordelen: de stokerij was weliswaar een nogal vervuilende industrie, maar het restproduct na de distillatie, de spoeling, was geschikt als varkensvoer. De varkens uit Weesp – vetgemest met de licht alcoholische spoeling en misschien daarom wel ‘Weesper studentjes’ geheten – werden verkocht aan de VOC ten behoeve van de vloot naar de Oost. De mest konden de varkenshouders gemakkelijker aan het omringende platteland van Weesperkarspel kwijt dan aan de grote stad. Een poging om in Amsterdam met nieuwe branderijen op het Roeterseiland te concurreren met Weesp mislukte om die reden.
De verbeterde verbinding verleidde rijke Amsterdammers ertoe om buitenhuizen in de buurt van Weesp te gaan bouwen. De doopsgezinde koopman en bierbrouwer Laurens Schouten was de eerste. Hij liet ten noorden van de Geinbrug een lusthof bouwen. Na zijn overlijden erfde zijn schoonzoon Gerbrant Anslo dit buitenhuis en liet het vervangen door de lusthof Driemond, gebouwd door Philips Vingboons. Later ontstond bij die brug het dorpje Geinbrug, dat nu Driemond heet, naar dat buiten.
In 1770 werd het gebouw voor afbraak verkocht en weer veel later kwam op die plek een begraafplaatsje. De fontein uit 1714 van de hand van Ignatius van Logteren verhuisde naar Frankendael in de Watergraafsmeer. De drie figuren van deze fontein verbeelden het Gein, de Gaasp en het Smal Weesp. Veel rijke Amsterdammers volgden Schouten en lieten lusthoven aan het Gein bouwen. De Weesper middenstand profiteerde ervan. De buitens zijn inmiddels bijna allemaal verdwenen.
Bolwerken
Kunstzinnige contacten tussen beide steden waren er ook. Midden 17de eeuw was een van de regerende burgemeesters de in Weesp geboren schilder Gijsbert Jansz Sibilla, die in Amsterdam les gehad had van Pieter Lastman. In het Weesper stadhuis hangen nog verschillende grote stukken van hem. Mogelijk brachten zijn contacten met het Amsterdamse schildersmilieu de landschaps- en zeeschilder Simon de Vlieger naar Weesp om er zijn laatste jaren te slijten. Een eeuw later was de Weesper Cornelis Ploos van Amstel, graficus en kunstverzamelaar, directeur van de Amsterdamse tekenacademie.
In militair opzicht had Weesp een rol in de verdediging van Amsterdam als onderdeel van de oude Hollandse waterlinie, maar veel stelde het niet voor. Toen de nood aan de man kwam in 1672, nadat het Franse leger Utrecht had bezet, werd besloten daar wat aan te doen. Johan Maurits van Nassau leidde de fortificatie. Er kwamen bolwerken ten noorden van de Vecht (de huidige Ossenmarkt) en aan de oostzijde. Aan de zuid- en de westkant werd een aanzet tot een stervormige omwalling gegeven, maar omdat het gevaar inmiddels geweken was, bleef het daarbij. In het stratenpatroon is het nog te zien. Amsterdam bekostigde het overgrote deel van het werk.
Kerkelijk behoorde Weesp tot de classis Amsterdam van de Gereformeerde (calvinistische) Kerk. De vrijzinnige dominee Balthasar Bekker was vier jaar predikant in Weesp, voordat hij in 1680 Amsterdam de kansel beklom. Met behulp van zijn broeders uit Weesp werd hij in 1692 uit het ambt gezet vanwege zijn internationaal befaamde boek tegen bijgeloof, De Betooverde Werelt, dat een belangrijke rol speelde in het einde van heksenprocessen. Ruim 60 jaar later greep de classis nog eens in om een Weesper predikant af te zetten, dit keer Johannes van Wena, toen zijn liefdesbrieven aan de dochter van een burgemeester boven tafel kwamen. Het hielp bepaald niet dat Wena de Weesper regent die de zaak aankaartte met getuigenverklaringen en al beschuldigde van aanranding van een dienstbode in de Amsterdamse Bloedstraat.
IJsbreker
In de loop van de 18de eeuw concentreerde de jeneverindustrie zich en werden de kleine branderijen opgekocht door de grote. Maar op dat moment waren de Weesper branders de concurrentie met de jeneverstokers van Schiedam al aan het verliezen; de Vierde Engelse Oorlog gaf daarna de genadeklap. Wel kwam er nog lange tijd genoeg accijns binnen, voldoende om in 1771 de eerste steen te kunnen leggen voor een nieuw stadhuis. Het fraaie ontwerp is van de hand van Jacob Otten Husly, die de Amsterdamse stadsbouwmeester Abraham van der Hart aftroefde. Hij mocht daarna ook het gebouw van Felix Meritis en het stadhuis van Groningen bouwen.
De watervoorziening van Amsterdam vanuit de Vecht werd in 1786 gereorganiseerd door de oprichting van de Verschwatersociëteit, waarin de waterhaalders onder stedelijk toezicht kwamen te staan. De brouwers vielen buiten deze instelling en moesten zichzelf maar zien te bedruipen. Al sinds 1651 hadden ze overigens zelf een ijsbreker ingezet om tijdens vorst niet zonder water te zitten. De inhoud van de waterschepen werd verdeeld over platte waterleggers, die op vaste punten in Amsterdam per emmer water verkochten, tot de aanleg van de duinwaterleiding in 1854.
Een lichtpuntje in de lange periode van economische neergang sinds eind 18de eeuw was de verbetering van de vaarverbinding tussen Amsterdam en het Duitse achterland, ingezet door koning Willem I. Weesp werd een schakel in de Keulse Vaart (van de Omval tot Vreeswijk), gereed in 1824 en kort erna uitgebreid met het Zederikkanaal naar de Boven Merwede. Maar pas na de komst van de cacaofabriek van Van Houten in 1850 leefde Weesp op als industriestadje. Het inwonertal verdubbelde tot zo’n 6000. Dankzij de Oosterspoorlijn (1874) kwam Amsterdam dichterbij te liggen.
Forensen
Steeds meer cacaobonen vonden hun weg naar Van Houten, die uitgroeide tot een wereldconcern. Vanaf de jaren tachtig werd de cacaoboter, het restproduct van de cacaopoederbereiding die Van Houten had uitgevonden, geveild in De Brakke Grond. De Amsterdamse haven ontwikkelde zich mede daardoor tot de belangrijkste haven voor cacaobonen ter wereld. De Eerste Wereldoorlog kostte Van Houten zijn positie op de wereldmarkt, maar het bedrijf bleef een speler van formaat en de belangrijkste werkgever. De meeste werknemers kwamen nu van elders (meest uit Amsterdam) en Weesp veranderde in een forensenstadje.
Stadsuitbreiding werd belemmerd doordat de stad omringd was door de gemeente Weesperkarspel, waarvan het gemeentehuis overigens in Weesp stond (de schrijver-bioloog Midas Dekkers woont er). Een verbetering was de aanleg van de rijksweg naar het Gooi (de huidige N236) na de overname door het Rijk van het Zandpad. De draaibrug over het kanaal werd vervangen door een hoge boogbrug en de weg kwam langs Weesp te lopen.
De invloed van Amsterdam op de gebeurtenissen in Weesp werd wel heel duidelijk tijdens de Februaristaking in 1941. Om tien uur ’s ochtends kwamen stakende forensen uit Weesp terug in de stad: een half uur later lag Geesinks fabriek van brandweer- en reinigingsmaterieel plat. De arbeiders togen naar Van Houten. De fabriek liep leeg en de volgende dag was de staking in Weesp en in de mengvoederfabriek van Sluis in Driemond algemeen. Net als in Amsterdam werd de burgemeester vervangen door een NSB’er, J. Brouwer, die zijn in Amsterdam verkregen bijnaam ‘dronken Johnnie’ meenam. Als eerste daad ontsloeg hij de carrillonbespeler van de Laurenskerk, Jacob Vincent, omdat die weigerde het Horst Wessellied bij zijn inauguratie te spelen. Vincent was de vaste bespeler van het carillon van het Paleis op de Dam (en vader van de befaamde sopraan Jo Vincent).
Snelweg?
Na de oorlog begon Weesp te groeien tot 10.000 inwoners in 1956. De vraag rees of de gemeentegrenzen niet flink verlegd moesten worden. Een provinciale commissie onder voorzitterschap van de Amsterdamse hoogleraar sociale geografie Henri ter Veen bepleitte de fusie van Weesp met Weesperkarspel en Muiden, maar dat ging niet door. Tien jaar later maakte Amsterdam zich sterk om de Bijlmer te annexeren. Burgemeester Gijs van Hall wist dat door te drukken tegen de zin van de regering in en dat betekende het einde van de gemeente Weesperkarspel. Weesp kreeg nu de ruimte voor een industrieterrein, waarheen veel Amsterdamse bedrijven – onder meer textielgroothandels – verhuisden.
Megalomane verkeersdoorbraken zijn Weesp bespaard gebleven, de binnenstad is zelfs sinds 1975 een beschermd stadsgezicht. De sluiting van Van Houten in 1971 was een klap, maar die werd deels opgevangen door Philips-Duphar (later Solvay, nu Abbott). Nadat planologen Almere als overloopgemeente van Amsterdam verkozen boven Weesp, bleef de bebouwing in de polder Aetsveld veel beperkter dan gepland.
Infrastructurele werken rondom Weesp leverden nog wel grote commotie op. De aantasting van de ongerepte Keverdijkse polder voor de spooraftakking naar Flevoland leidde in 1978 tot een massale demonstratieve fietstocht, waarbij de Amsterdamse PvdA-er Ed van Thijn zich in de Tweede Kamer tot spreekbuis van het Weesper verzet ontpopte. Overigens met weinig succes, hoewel het tracé iets aangepast werd en er een verdiepte kruising kwam met de Oosterspoorlijn.
Wel succesvol was het verzet tegen de geplande aanleg van een snelweg over het Gein en de Vecht die de verbinding moest vormen tussen Amsterdam-Zuidoost en de A-1. De val van het kabinet voorkwam dat Verkeersminister Nelie Smit-Kroes de plannen kon doordrukken en haar opvolgster Hanja Maij-Weggen schrapte de verbinding. Hoewel minister Annemarie Jorritsma het in 1994 weer op de agenda zette, ging het uiteindelijk niet door.
Weesp telde inmiddels 18.000 inwoners, maar dat vond de provincie te weinig voor een gemeente. Muiden wilde niet fuseren, Naarden-Bussum evenmin. De gemeente Gooise Meren werd gevormd, Weesp bleef nog even onafhankelijk. Nu zijn de stad de ogen gericht op Amsterdam, waar het stadje bij Driemond al aan grenst. Het referendum behelst de keus tussen Amstelland en Gooiland. Gezien de eeuwenoude banden lijkt de stap naar de Amstel het meest voor de hand te liggen.
MARIUS VAN MELLE IS HISTORICUS.
Maart 2018

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer je
Delen: