Een schrijfbureau voor Fie Carelsen
In de depots van Theater Instituut Nederland zijn duizenden documenten en voorwerpen opgeborgen die bijna nooit iemand ziet. Stille getuigen van bijna drie en een halve eeuw Nederlandse en vooral ook Amsterdamse theatergeschiedenis. Ons Amsterdam haalt, in een vaste regelmaat, steeds zo’n document of voorwerp voor het voetlicht, met het verhaal dat eraan verbonden is. Een kijkje in de depots van Theater Instituut Nederland, maar vooral in de levens van al die Amsterdamse artiesten en toneelkunstenaars van voorheen.
“Mijn allerliefste Vrouwtje, Aan je eigen schrijftafel, op je eigen postpapier ga ik even aan je zitten pennen.” Zo begint de brief die Jean-Louis Pisuisse in 1919 schrijft aan zijn vrouw Fie Carelsen. De cabaretier zit op dat moment aan het bureautje dat hierbij is afgebeeld, in zijn huis in de Vondelstraat in Amsterdam. Pisuisse treedt die dag in Amsterdam op en maakt van de gelegenheid gebruik om er zijn post op te halen en zijn vrouw een briefje te schrijven. Hijzelf vertoeft inmiddels meer in Rotterdam, omdat hij is ingetrokken bij Jenny Gilliams, een zangeres die in zijn cabaretgroep zit en op wie hij verliefd is geworden. Het dubbelleven dat hij leidt, valt hem zwaar, en hij legt uit waarom hij zo weinig van zich laat horen: “’t Is, of ik daar in Rotterdam een heel ander bestaan heb, alsof het een heel ander mensch is, die daar leeft en werkt en of ik er geen uiting kan geven aan mijn gedachten, zooals ik die tot jou zou willen overbrengen.” In de brief probeert hij zijn gedachten te verwoorden en vraagt hij begrip voor zijn liefde voor een ander. Hij stelt voor om de status-quo te handhaven: gehuwd met Fie, en een verhouding met Jenny: “Goed ik weet het wel, het klinkt allemaal nog gek-modern en onaannemelijk maar geloof mij, het gewone huwelijks-instituut stort aan alle kanten in elkaar. Laat ons dan voorlopers van de nieuwe samenleving zijn.” Fie Carelsen en Pisuisse zullen echter in de daaropvolgende jaren steeds verder uit elkaar groeien, tot het in 1925/1920 uiteindelijk tot een scheiding komt. Daarmee komt een einde aan een verhouding die in 1908 begon en die geleid heeft tot vele prachtige, hartstochtelijke brieven, waarin Pisuisse zijn liefde aan zijn Fieps betuigt.
Fie Carelsen, pseudoniem van Sophia de Jong, en Jean-Louis Pisuisse ontmoeten elkaar in 1908 in Soerabaja in Nederlands-Indië. Hij maakt daar een tournee met zijn eerste cabaretensemble De Kattebel; zij is actrice bij het Nederlandsch-Indisch Tooneel. Ze schelen tien jaar. Pisuisse is getrouwd en vader van twee kinderen en is al een beroemdheid. Fie Carelsen is achttien en staat pas aan het begin van een carrière als actrice. Na hun eerste ontmoeting schrijft Pisuisse haar een brief: “Hooggeachte Mejuffrouw Carelse, Tracht mij ’n niet al te overdreven type te vinden en mij niet al te erg uit te lachen, nu ik in onze nadere kennismaking van gisteravond aanleiding zoek om U te schrijven niet alleen maar zelfs om U een gunst te verzoeken. (…) Zou ’t nu heusch niet mogelijk zijn dat U vandaag midden tusschen naaisters, kappers en repetities in nog ’n uurtje voor mij – maar dan ook voor mij alleen – reserveerde?” Fie gaat in op zijn uitnodiging, begint een verhouding met hem en treedt vervolgens aan aantal keren op in het cabaret De Kattebel als ‘diseuse à voix’. In 1909 vertrekt ze naar Nederland om te proberen daar als actrice aan de slag te komen. Zoals veel toneelspelers dat doen neemt zij haar intrek in één van de artiestenpensions in Amsterdam: Pension Das, Leidsekade 95, waar nu Americain staat. Pisuisse blijft haar regelmatig schrijven, eerst uit Indië, later ook vanuit de vele steden die hij hier met zijn Cabaret Pisuisse aandoet. In 1913 trouwen ze en trekt Pisuisse bij Carelsen in, nog steeds in Pension Das. Daar wonen ze enkele jaren, samen met de poezen Moortje en Flipje. In 1915 geeft Pisuisse (“Swiep”) aan Fie (“Fieps”) een schrijfbureau, ter gelegenheid van Sinterklaas. Hij schrijft bij die gelegenheid het volgende gedicht:
“By ‘Das’ – zoo is ’t altyd geweest-
Heerscht steeds een levendige geest,
Die zelfs de popjes (= de katten) kan bezielen,
Die door Sophietje’s kamer krielen.
De popjes danken met hun all’
Voor lekker voer en warme stal:
Zy willen mama-Fieps bedenken
En elk haar een cadeautje schenken!
Fietje pisuisse-de jong die is ’t er
Zooveel als Swiepje z’n geld-minister:
Zy administreert toch zyn duiten zoo fyn’
Als Pierson, Kolkman, Treub, van Gyn,
of wie dan ook ooit op ’t Voorhout
By Neerland’s Schatkist werd vertrouwd.
Maar… een Minister comme-il-faut
Heeft minstens toch een schryfbureau,
En dat had tot haar groot verdriet
Minister Fie nog altyd niet.
Dus, als ze ’t Kasboek na moest reek’nen,
Een cheque of een quitantie teek’nen,
Een kaart moest schryven of een brief,
Dan vond ze ’t steeds een ongerief,
Wanneer zy daarvoor, nota bene,
Haar man z’n schryftafel moest leenen!
Dat gaf, - zoo vond ze – heel geen pas
Voor een beheerster van de kas!
Welnu dan, Fietje, wees content,
Aan all’ ontbeering komt een ’end:
Ziet hier een stoel en schryfbureau
Als grootste Sinterklaas-cadeau!
Op 26 november 1927, om acht uur ’s avonds, werden Jean-Louis Pisuisse en Jenny Gilliams, met wie hij inmiddels was getrouwd, op het Rembrandtplein doodgeschoten. De jaloerse dader, Tsjakko Kuiper, berooft zich daarna zelf van het leven.
Na het overlijden van Fie Carelsen in 1975 kwam het bureau in bezit van haar bewonderaar Wim Ibo. Hij liet het bureau na aan Theater Instituut Nederland, waar ook de brieven van Jean-Louis Pisuisse en Fie Carelsen worden bewaard.
Tekst: Tuja van den Berg
Januari 2001
Tuja van den Berg is medewerkster van Theater Instituut Nederland.
Header: Een foto uit 1913 van toneelspeelster Fie Carelsen (1892-1975), afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief van Amsterdam.
Delen: