Een onbekende Rembrandt?

De computer vond twee onbekende Rembrandt-vermeldingen in de notariële archieven van het Stadsarchief. Waar is het verdwenen portret van timmerman Jacob Wiltingh gebleven?

Op 17 mei 1661 werd meester-timmerman Jacob Wesselsz Wiltingh begraven in de Nieuwe Kerk. Wiltingh was een actieve ondernemer en er waren na zijn dood dan ook heel wat zaken af te handelen. Zijn boedel kwam in beheer bij zijn zwagers Jan Roelofsz Boldingh en Coop Roelofsz Hoijer; een kopie van de administratie van de boedel werd vastgelegd door notaris Gillis Borsselaer, die werkzaam was in Amsterdam tussen 1636 en 1675. 

Nauwkeurig werden de uitgaven en inkomsten over de jaren 1661-1665 vastgelegd, in chronologische volgorde. Uit die boedelafwikkeling blijkt dat Wiltingh een goed verzorgde begrafenis kreeg, waarbij de gasten na afloop van eten en drinken werden voorzien. Hij had in een huurhuis op de Rouaanse Kaai gewoond, de oostzijde van het Singel tussen de Korsjespoortsteeg en de Brouwersgracht, een van de betere buurten van de stad. 

15 gulden en 14 stuivers 
Op 1 december 1663 werd door notaris Borsselaer een betaling aan de stadsbode genoteerd, omdat deze een bericht had gebracht naar Rembrandt: die diende te verschijnen bij de boedelbeheerders. Uit de uitgavepost van 7 december 1663 blijkt waarom dat was: ‘Betaelt aen Rembrant de schilder voor schilderen van de overleden f. 15:14:-.’ 

Jacob Wesselsz Wiltingh was op dat moment al ruim twee jaar dood. De vraag is dus waar dat openstaande bedrag van vijftien gulden en veertien stuivers precies voor was. Een mogelijkheid is dat Rembrandt een kopie had gemaakt van een bestaand portret, maar het bedrag is opvallend laag voor een werk van Rembrandt, en het is onduidelijk wat de functie van zo’n kopie geweest zou kunnen zijn. Wiltingh had geen kinderen, en de familie waartoe Wiltingh behoorde, migranten uit Oost-Nederland, zal geen traditie van familieportretten hebben gekend.  

Het is dus veel waarschijnlijker dat Wiltingh zelf voor zijn dood door Rembrandt was geportretteerd en dat daarvoor nog een rekening openstond, die nu door de boedelbeheerders op formele wijze werd afgehandeld – vandaar de inzet van de stadsbode. Ook al ontbreekt in de passage het woord ‘reste’, dat in andere posten aanduidt dat een bedrag gedeeltelijk was voldaan, toch is het aannemelijk dat Wiltingh al een groter bedrag had vooruitbetaald. Dat Rembrandt het geld in ontvangst nam, hoeft overigens niet te betekenen dat het portret ook door hem zelf was geschilderd. Het zou ook door een leerling in zijn atelier vervaardigd kunnen zijn.  

Poorterschap 
Rembrandts Amsterdamse clientèle behoorde tot de welgestelde burgers van de stad. Hoe is een meester-timmerman als Jacob Wesselsz Wiltingh daar in te passen? Hij duikt voor het eerst op in de bronnen wanneer hij op 20 januari 1651 als timmerman het poorterschap van Amsterdam koopt, als een van de vele migranten die naar de groeiende Amstelstad trokken. Hij kocht dat poorterschap, omdat alleen poorters lid mochten worden van het timmerlieden- of Sint-Jozefsgilde. Lidmaatschap was nodig om zelfstandig een bedrijf te voeren. Wiltinghs geboortedatum is onbekend, maar hij zal in 1651 volwassen zijn geweest en over enig kapitaal hebben beschikt, want een poorterbewijs kopen was duur: 50 gulden. De inschrijving noemt als zijn plaats van herkomst Hasselt, bij Zwolle. 

Ontdek Ons Amsterdam

Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?

Abonneer je Arrow right Geef cadeau Arrow right

Vanaf 1657 zijn er gegevens over Wiltinghs timmermanswerk. Hij werkte mee aan twee bouwprojecten van stadsarchitect Daniel Stalpaert en hij was actief als projectontwikkelaar. Op 18 mei 1661 boekte de boedelbeheerder de volgende inkomstenpost: ‘De heeren van Sgraven lant waeren schuldich ende hebben betaelt van timmeren vande kerck aldaer f. 590:-:-.’ Wiltingh had in maart 1657 het maken van de dakconstructie, het torentje en de betimmering van de gewelven van de kerk in ’s Graveland aangenomen voor een bedrag van 2050 gulden, en zijn salaris was kennelijk nog niet helemaal voldaan.  

Projectontwikkelaar 
De kerk van ’s-Graveland werd in 1657-1658 gebouwd naar ontwerp van Daniel Stalpaert, die ook verantwoordelijk was voor het toezicht op de bouw van het stadhuis op de Dam. Het is duidelijk dat ook Wiltingh betrokken was bij de bouw van het stadhuis, samen met meester-timmerman Dirck Isaacsz werkte hij aan de kap. Over de bouwkosten was een meningsverschil ontstaan, dat werd bijgelegd toen Isaacsz bij Wiltingh op ziekenbezoek was en hij niet meer lang te leven had. Wiltingh zei toen: ‘Meester Dirck wij hebben wat differentie wegen de kap vant stadts huijs van ontfanck ende uijtgift maer t is weijnich, ick salder niet lange wesen, laeten wij malcander quitteren ende daer van swijgen.’ Waarop Isaacsz antwoordde ‘laet het soo doot ende te niet wesen, ende sullen daer van niet meer sprecken off pretenderen.’ 

Wiltingh opereerde ook als projectontwikkelaar, samen met anderen – waarschijnlijk om het risico te spreiden en omdat zijn financiële draagkracht niet ver genoeg reikte. Op 1 februari 1655 kocht hij met Coop Roelofsz Hoijer voor 1017 gulden een huis in de Jonkerstraat, en op het pas aangelegde eiland Kattenburg kocht hij met stads-meestermetselaar Jan Willemsz Brederode voor 5159 gulden vier bouwkavels in de Grote Kattenburgerstraat, waarop zij vijf huizen bouwden.  

De boedelrekening bevat vanaf augustus 1661 dan ook posten als de betaling van huur door een bakker en een tabaksverkoper, en tal van uitgaven aan grondwerkers, heiers, houtkopers, metselaars en andere bouwvakkers. Toen Wiltingh in mei 1661 overleed waren blijkbaar nog niet alle rekeningen voldaan. 

Middenklasse  
Jacob Wesselsz Wiltingh nam als meester-timmerman grote opdrachten aan. Hij woonde in een respectabel deel van de stad en zijn graf bevond zich in een van de twee hoofdkerken. Hij is dus te positioneren in de middenklasse van de stad, het milieu van zelfstandige ambachtslieden en ondernemers. Rembrandt-kenner Gary Schwartz wees er al op dat een deel van Rembrandts geportretteerden uit deze sociaaleconomische groep afkomstig is, net als Rembrandt zelf trouwens. Een bekend voorbeeld is Catharina Hooghsaet, die als onafhankelijke vrouw in de Haarlemmerstraat woonde en in 1657 door Rembrandt werd geschilderd. 

Maar als er werkelijk een portret van Wiltingh door Rembrandt bestond, wat is er dan mee gebeurd? Uit de boedelafwikkeling is te concluderen er in de jaren 1661-1666 geen schilderij ten behoeve van de boedel is verkocht. Het testament van Wiltingh dat notaris Gerrit Steeman op 10 mei 1661 opmaakte, is helaas verloren gegaan. Waarschijnlijk werden daarin Wiltinghs roerende goederen, waaronder misschien het schilderij, al vermaakt. Wellicht is het portret in bezit van een van zijn twee erfgenamen gekomen, zijn zus Willemtie Wessels of Jan Hendricxen Wiltingh, waarschijnlijk zijn neef. Of misschien is het in de loop der eeuwen kwijt geraakt of vernietigd. 

Een zelfverzekerde man 
Maar stel: als er zo’n portret is, hoe ziet het er dan uit? Binnen het door het Rembrandt Research Project afgebakende oeuvre is er maar één mogelijke kandidaat: het Portret van een man met de handen in de zij uit 1658, dat in 1797 met de collectie van de Liverpoolse verzamelaar Daniel Daulby werd geveild, en nu in het universiteitsmuseum van Kingston, Ontario hangt.  

De kleding van de geportretteerde man komt niet overeen met de gebruikelijke dracht van welgestelde Hollandse stedelingen in deze tijd. De verklaring daarvoor wordt gewoonlijk gezocht in een mogelijke herkomst uit zuidelijk Europa of een beroep als zeeman – het portret is eerder wel Portret van een Admiraal genoemd, – maar daar zijn geen aanwijzingen voor.  

Wat het portret wel laat zien, is een zelfverzekerde man, en hoewel kleding en baret ouderwets zijn, doet de pose sterk denken aan Rembrandts eigen Zelfportret in werkkleding uit 1652. Net als Rembrandt kwam Jacob Wesselsz Wiltingh van buiten Amsterdam. Het is goed denkbaar dat hij zijn status als succesvol selfmade ambachtsman wilde benadrukken met een opvallende, zelfverzekerde pose. 

 

DIGITALE TRANSCRIPTIE
Sinds 2016 wordt het notarieel archief in het project Alle Amsterdamse Akten van het Stadsarchief Amsterdam gedigitaliseerd en ontsloten door vrijwilligers. In oktober 2021 waren er ruim 8,8 miljoen scans online beschikbaar, hoofdzakelijk van akten uit de zeventiende en achttiende eeuw.  

Handmatig onderzoek naar notarissen die bij kunstzaken waren betrokken was altijd zeer tijdrovend. Sinds enkele maanden beschikt het Stadsarchief over een zoekomgeving waarin door het computerprogramma Transkribus getranscribeerde akten met behulp van HTR (Handwritten Text Recognition) volledig bevraagbaar zijn.  

De 300.000 doorzoekbare akten vormend slechts 1,5% van de geschatte 20 miljoen scans die het notarieel archief omvat, maar nu is al duidelijk dat deze combinatie van digitale technieken het historisch onderzoek van geschreven bronnen revolutionair zal veranderen. 

Ook meezoeken? Meld u aan: www.alleamsterdamseakten.nl 

Beeld: Zou Jacob Wesselsz Wiltingh zijn afgebeeld op Rembrandts Portret van een man met de handen in de zij uit 1658?

Delen:

Dossiers:
Kunst en Cultuur
Editie:
April
Jaargang:
2022 74
Rubriek:
Amsterdamse Akten
Tijdperk:
1600-1700