De vaste route van Sjaak Swart
De markt was nog geplaveid met kinderhoofdjes en de zijstraten waren autoarm. De Dapperbuurt lijkt allang niet meer op het voetbaldomein waar Sjaak Swart zijn weg naar de top van Ajax begon, en toch voelt hij zich er nog steeds thuis.

“In de Reinwardtstraat speelde ik putten-voetbal, meestal met mijn vaste maatje Jopie Kraan. Als er een auto aankwam die op die plek wilde parkeren, zeiden we: zet ’m even om de hoek. En dat deden ze dan.”
Ruimte voor de dagelijkse praktijk uit Sjaak Swarts kinderjaren biedt de Reinwardtstraat allang niet meer en bovendien veranderde nieuwbouw het aanzien van zijn voetbaldomein: de Dappermarkt en de straten benoorden daarvan tot aan het spoor.
Achterop de fiets bij zijn vader ging Sjaak mee naar De Meer: “Staanplaatsen een dubbeltje. We stonden aan de Diemerzijde. Wat later de F-side was.” Louis Swart, fan van Ajax-aanvaller Guus Dräger, kon behoorlijk voetballen, aldus zijn zoon, “maar ik had een beter schot.” De buurt hing uit de ramen om naar hem te kijken. “Ik voetbalde dag en nacht. Ook als ik van mijn moeder boodschappen moest doen ging ik voetballen. Dan kreeg ik thuis met de mattenklopper.”
Thuis was Reinwardtstraat 116, waar zijn ouders kort na de bevrijding met hem kwamen wonen. Postmoderne woonblokken hebben de winkelrijke, laat-19de-eeuwse huizenrijen vervangen. We schatten zijn voormalige adres ter hoogte van het pand 386-388. ‘Thomas’ staat er in grote paarse letters boven de deuren. Alle gevels dragen kleurige jongens- en meisjesvoornamen. ‘Sjaak’ of ‘Sjakie’, de roepnaam van Ajax’ legendarische rechtsbuiten, is er niet bij. Noch die van Barry, de twaalf jaar jongere Barry Hulshof die schuin aan de overkant woonde en die later door Swart bij Ajax werd geïntroduceerd.
Vis en zuurwaren
Dichter naar de markt toe op nummer 85 dreven opa en oma Levitus hun winkel in vis en zuurwaren. Voor de oorlog hadden ze hun zaak in Muiden, waar Swarts ouders in 1937 trouwden en waar Jesaia ‘Sjaak’ in de zomer van 1938 werd geboren.
Sjaaks moeder is overleden op jonge leeftijd, op 5 juli 1950, twee dagen na zijn twaalfde verjaardag, zijn zusje Alie was zes. “Kort voor haar dood heeft mijn moeder mij een koffertje met Ajax-spulletjes gegeven. Ik was aangenomen bij het jeugdelftal, maar je moest zelf voor je materiaal zorgen. Uit de sportwinkel. Het was ook je verantwoordelijkheid dat je trainingskleren schoon en in orde waren. Mijn moeder had alles in een koffertje gedaan. ‘Niet openmaken,’ zei ze tegen me, ‘anders vliegen de duiven eruit.’ Ze was al zo ver heen.” Om voor de kinderen te zorgen, kwamen de grootouders bij hen inwonen.
We gaan rechtsaf de markt op naar het plein, voetbalarena van weleer. Komend langs een groentestal memoreert Swart het echtpaar Bos: “Bora was een lief mens. Piet mopperde wel op ons als de bal in hun kraam schoot. De mensen op de markt werden soms gek van mijn gevoetbal. Ik haalde ook kattekwaad uit, met luilak een bommetje in de bus doen van de Belgische, omdat ze onze bal lekprikte als ze ’m te pakken kreeg.”
We passeren de plek waar de viskar van zijn grootvader en vader stond vlakbij de Pieter Nieuwlandstraat. “Het was geen kraam, maar een kar. Een handkar. Ik had de pest in dat ik de kar op de bakfiets moest wegbrengen naar karrenverhuur Vos in de Von Zesenstraat.” Na de lagere school, aan het eind de Van Swindenstraat, ging hij naar de 4-jarige mulo op de Insulindeweg. Thuis hadden ze het niet breed, en hij moest helpen. “Met koude handen op de fiets emmertjes met gebakken bokkingen brengen naar de kazernes op de Mauritskade en Zeeburg. Ik speelde, als jongen van 15, met de mannen mee in het marktelftal. De Dappermarkt tegen de Lindenmarkt bijvoorbeeld, of straten tegen elkaar. Vader deed mee, en Piet Bos ook.”
De wedstrijden werden gehouden op de Polderweg en op andere braakliggende plekken. We slaan rechtsaf de Von Zesenstraat in, waar het favoriete ‘landje D’ was. Maar ook deze straat lijkt niet meer op vroeger. Hetzelfde geldt voor de Pontanusstraat waarlangs we teruggaan.
Over het verderop liggende Muiderpoortstation vertelt Swart op zijn droogkomische wijze: “We mochten niet voetballen op het plein. Dat wisten we wel, maar we deden het toch. Toen ben ik een keer opgepakt, in een politiebusje gestopt en naar bureau Marnixstraat gebracht. Daar moest ik strafregels schrijven.”
Geen vetpot
Op de hoek bij de Reinwardtstraat stoppen we. Het strakke halfronde pand kwam in 1989 in de plaats van het hoge hoekhuis met de karakteristieke overkapte balkons boven de winkel. Voetballen in het eerste was bepaald geen vetpot en Swart begon hier, al zou hij zelf nimmer roken, een tabakszaak. Fans tot ver uit de buurt kwamen bij Mister Ajax voor hun rookwaar, een handtekening en een praatje.
“Ik was 21. We moesten tegen Feyenoord spelen en Ko Prins vond dat ik voor het feest na afloop, dat wil zeggen als we zouden winnen, een meisje moest hebben. Ko had verkering en zijn meisje had een vriendin die wel mee kon komen. Andrea. Ze had niets met voetbal, maar haar vader had tegen haar gezegd, dat ze dat maar moest doen. Ze wilde al om tien uur weg. Ik wilde dat ze bleef. Ze is gebleven. Dat was op 26 mei 1960.” Andrea Sweers werkte bij schoenenzaak De Ossenkop op de Nieuwendijk.
Swart vroeg of ze bij hem in de sigarenzaak wilde komen werken. Ze trouwden op 10 oktober 1961, woonden achter de zaak, Reinwardtstraat 120, nu verdwenen achter nummer 450. Hun huis met het Ritmeesteruithangbord werd onteigend door de gemeente toen de wijk op de schop ging. Bijna een kwart eeuw wonen ze in Diemen. “Maar je kunt me zo terugzetten.” Het leven in de arme, maar gezellige, voetbalrijke Dapperbuurt heeft Swart gevormd. Het leerde hem “dat als je wat wilt bereiken, je het zelf moet doen. Kinderen van nu hebben het een stuk makkelijker. Toch is het niet gemakkelijk: al dat juichen voor jou lijkt fijn, maar het is zo voorbij als je niet goed presteert. Een goede voetballer is een voetballer die 25 van de 34 wedstrijden goed is.”
Tekst: Jessica Voeten
April 2008
Delen: