De vaste route van Liesbeth van der Horst
Twee maanden oud verhuisde Liesbeth van der Horst met het hele gezin – vader, moeder, vijf kinderen – naar een bovenwoning aan het Archimedesplantsoen. Na het Hervormd Lyceum studeerde ze geschiedenis aan de UvA. Ze dacht in het onderwijs terecht te komen, maar dat liep anders.
Als kind vond Liesbeth van der Horst musea al leuk. Met haar jeugdmuseumkaart, voor f 1,- aangeschaft, bezocht ze het Tropenmuseum of het Zoölogisch Museum in Artis. De tentoonstelling Kleine beestjes, grote gevolgenin het Zoölogisch Museum staat haar nog goed bij; ze hadden er ook opdrachten voor kinderen. Het Tropenmuseum liet op een bepaald moment kinderen zonder ouders niet meer naar binnen. Daar was ze boos over. Met haar ouders kwam ze in musea verder weg in de stad, bijvoorbeeld het Van Gogh Museum, waar ze tekenles volgde.
Tijdens haar studie liep ze stage in het Rijksmuseum en kwam ze terecht in het Verzetsmuseum, eerst als vrijwilliger, daarna als rondleider en collectiebeheerder. Haar eerste tentoonstelling ging over het studentenverzet. Ze maakte vijftig interviews: “Het was een plan van het museum. Ik heb er geen speciale relatie mee, maar door al die interviews is wel een hechte band met de mensen uit het verzet ontstaan.” In 1992 werd ze er conservator, in 2004 directeur.
Van der Horst woont in de Jordaan, in de Tuinstraat. “Deze woning kreeg ik in december 1989 toegewezen, als sociale huurwoning, toen ik uit mijn huis in de Kinkerbuurt moest. Op het dieptepunt van de markt heb ik het gekocht, in januari 2014. Ik heb direct een dakterras laten aanleggen, waar ik erg van geniet. Het was mijn gewoonte om per fiets naar mijn werk te gaan, maar ik brak in de zomer van 2018 tijdens een gletsjertocht mijn been. Ik bleek verminderde botdichtheid te hebben. Nu loop ik meestal naar het werk, in hoog tempo, want het is goed om het been te belasten.”
Zoogdier
“Ik kwam hier in de Eerste Egelantiersdwarsstraat regelmatig groepjes tegen die de ‘Holleeder-wandeling’ maakten. Willem Holleeder is geboren op nummer 60. In Café ’t Smalle, Egelantiersgracht 12, leerde ik mijn vriend kennen en iets verderop bij de Prins, Prinsengracht 124, eten we regelmatig kaasfondue.”
Op de hoek van de Keizersgracht en de Leliegracht kijkt ze op naar het Astoriagebouw, ontworpen door Herman Baanders en Gerrit van Arkel, begin 20ste twintigste eeuw. “Jugendstil, maar ik vind het eigenlijk meer art deco. Het is gebouwd als hoofdkantoor voor de Eerste Hollandsche Levensverzekerings-Bank. Pas door mijn dakterras ontdekte ik dat bovenop het pand de afkorting EHLB staat.”
Over de Leliesluis steken we door naar de Torensluis. “Ik heb altijd gedacht dat die zo breed was vanwege de toren die er heeft gestaan, de Jan Roodenpoortstoren, maar ik las in het boek van Jaap-Evert Abrahamse [De grote uitleg van Amsterdam, 2010, red.] dat het anders zit. Toen de brug vernieuwd moest worden, ruzieden de bewoners van de Molsteeg en de Oude Leliestraat over waar die moest liggen: ten noorden of ten zuiden van de toren. Uiteindelijk bouwde de stad een brug die zo breed was, dat je de toren aan beide zijden kon passeren.
“Het beeld van Multatuli vind ik erg mooi. Een groot schrijver. Bij ons in de familie citeerden we veel uit Woutertje Pieterse: “De Hallemannetjes die zo bijzonder fatsoenlijk waren” en “Juffrouw Lips, u bent een zoogdier”. Mijn oom, televisiemaker Henk van der Horst, heeft jaren vergeefs geprobeerd het idee voor een televisieserie gebaseerd op Woutertje Pieterse te slijten.”
Feestrok
Op de Nieuwezijds Voorburgwal staan we stil bij Hotel Die Port van Cleve. “Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hier een gaarkeuken, maar ook lagen er wapens van de Binnenlandse Strijdkrachten opgeslagen. En daarvoor was het een verzamelpunt voor de verzetsgroep CS6, genoemd naar Corellistraat 6, het ouderlijk huis van de oprichters Gideon en Jan Karel Boissevain. Zij kwamen om, net als vader Jan. Moeder Mies overleefde Ravensbrück. Zij was in 1945 de bedenkster van de Nationale Feestrok om de bevrijding te vieren. Die rok laat zien hoe er ondanks extreme schaarste prachtige kleding werd gemaakt, van jute, meelzakken, parachutezijde en hondenhaar. Haar eigen exemplaar kreeg een ereplaats in onze tentoonstelling Mode op de bon.”
Corps
De Damstraat in. “Aan de winkel van Eberhardt, Aziatische Kunst, heb ik goede herinneringen: als kind ging ik ernaartoe om voordelige exotische cadeautjes te kopen. De winkel is nu wel veranderd en verkoopt veel fantasyspulletjes. In het Oost-Indisch Huis, Oude Hoogstraat 24, volgde ik colleges perswetenschappen.
“In 1989 kwam ik in het pand van het Amsterdamsch Studenten Corps aan de Raamgracht 6-8 voor een onderzoek naar studentenverzet. Mijn eerste betaalde project voor het Verzetsmuseum. Ik herinner me een grote zaal met grote 19de-eeuwse stoelen, waar het vreselijk naar bier stonk. Een voor mij onbekende wereld ontvouwde zich. Een onuitgeslapen student haalde ergens een grote doos vandaan met het archief. Die ambiance was voor mij vreemd. Het corps zat toen op een dieptepunt. Typische corpsballen kende ik niet, laat staan dat ik wist dat ze dit soort panden hadden.”
We bereiken de Plantage. “Sinds het museum in de Plantage gevestigd is, ga ik jaarlijks in het Wertheimpark naar de Auschwitzherdenking [nu Nationale Holocaust Herdenking, red.] bij het Spiegelmonument van Jan Wolkers, de laatste zondag van januari. Ik zie het elk jaar drukker worden.
“Aan de voormalige Hervormde Kweekschool in de Plantage Middenlaan was mijn vader zijn leven lang verbonden. Eerst als leerling, twee ooms en twee tantes zaten er ook op de school. Later als leraar Nederlands en directeur. Ik kom nog steeds wel oud-leerlingen tegen die vertellen dat ze door mijn vader literatuur zijn gaan waarderen. Hij was een van de initiatiefnemers voor de herdenkingssteen aan de gevel ter herinnering aan de redding van Joodse kinderen uit de Hollandsche Schouwburg, via de kweekschool. In het gebouw is nu het Nationaal Holocaust Museum gevestigd, momenteel gesloten voor een verbouwing.”
Eberhartje
Het eindpunt is het Verzetsmuseum op de Plantage Kerklaan, in het gebouw Plancius uit 1876. “Oorspronkelijk gebouwd voor de Joodse zangvereniging Oefening Baart Kunst. Je ziet de davidster en de muziekinstrumenten nog op de gevel. In 1999 verhuisde het Verzetsmuseum naar hier vanuit de synagoge in de Lekstraat. Die was te klein en lag in een achterafstraatje, dat slecht bezoekers trok. Jaarlijks niet meer dan zo’n 15.000, vooral scholieren en wat toeristen. Er is nog een plan geweest om het museum in de ruimte onder het Mr. Visserplein te vestigen, waar zelfs nog een artist’s impression van gemaakt is.” Het Verzetsmuseum floreert, met meer dan 100.000 bezoekers per jaar. In 2013 kwam het Verzetsmuseum Junior erbij.
In februari dit jaar ontving Liesbeth van der Horst het Eberhartje, de erespeld die wordt uitgereikt aan iemand met hart voor de stad. “Eberhard van der Laan was jarenlang voorzitter van het museumbestuur, dus ik kende hem goed. Dat ik de onderscheiding kreeg, staat daar natuurlijk helemaal los van.”
CV KADER
LIESBETH VAN DER HORST
(Gorinchem, 1961, samen met haar tweelingbroertje) volgde in mei 2004 Gijs van Seters op als directeur van het Verzetsmuseum (na een jaar waarneming). Bij de verhuizing in 1999 naar gebouw Plancius was zij verantwoordelijk voor de nieuwe vaste opstelling, die bij de Grote Historische Museum Test van het Historisch Nieuwsblad als beste uit de bus kwam. Zij schreef meerdere boeken. Onder meer: Wereldoorlog in de West. Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba 1940-1945 en Geen leven zonder verzet. Het levensverhaal van Henk van Moock.
Ko van Geemert
Foto: Hans van den Boogaard
Oktober 2020
Delen: