De strijd om de onderdoorgang van het Rijksmuseum

Tien jaar geleden, op 13 april 2013, opende het Rijksmuseum zijn deuren. Tijdens de verbouwing was er een verhitte strijd gevoerd over het open houden van de onderdoorgang. Dat was niet voor het eerst.  

Over de fietspassage door het Rijksmuseum is in de jaren 1993-2013 strijd gevoerd met een heftigheid die nu niet meer is voor te stellen. Toch kwam deze felheid niet uit de lucht vallen. Op het spel stond de ontknoping van een historische spanning die anderhalve eeuw onopgelost was gebleven, namelijk die tussen gebouw en straat, tussen architectuur en stedenbouw.  

Deze geschiedenis begon in februari 1864. Een commissie van notabelen wilde een nationaal kunstmuseum oprichten, het ‘Muzeüm Koning Willem I’, en had als locatie het Leidse Bosje in gedachten, pal buiten de Leidsepoort. Architect Pierre Cuypers maakte er een schetsje van.  

De jonge Jacob van Niftrik, pas enkele weken als Stadsingenieur in dienst van de gemeente, vond dit een slecht plan. Hij voorzag dat Amsterdam zich in de toekomst zou uitbreiden. Er zouden dan goede verbindingswegen nodig zijn tussen de oude en de nieuwe stad en die moest je niet bij voorbaat blokkeren met een onhandig geplaatst gebouw. Hij pleitte ervoor eerst een omvattend uitbreidingsplan te maken. 

Future foolish 

Van Niftrik had de tijd aan zijn zijde toen het museumplan in het slop raakte. In zijn eigen uitbreidingsplan, twee jaar later, liet hij zien hoe het volgens hem wél moest. Hij had het museum vierhonderd meter naar het zuidoosten opgeschoven, buiten de Spiegelgracht, en daar náást de nieuwe centrale hoofdstraat geplaatst. De hiërarchie was duidelijk: eerst de straat, dan de bebouwing. 

De gemeenteraad vond Van Niftriks uitbreidingsplan te ingrijpend en te duur. Het werd in 1874 vervangen door een soberder plan van Jan Kalff, directeur van Publieke Werken. De zuinige Kalff schoof het beoogde museumgebouw over de straat heen, zodat er naast dit poortgebouw meer grond overbleef die de gemeente kon verkopen. De latere schermutselingen over de openbare weg onder het museum zijn dus vooral op Kalff terug te voeren en samen te vatten als penny wise, future foolish

Het museumplan kreeg ondertussen een doorstart. Cuypers maakte in 1875 een nieuw ontwerp en het museum ging in 1885 open. De ‘doorgang’ of ‘doorrid’ [sic] maakte er vanzelfsprekend deel van uit. In een van zijn varianten had Cuypers er zelfs een paardentram in getekend.  

Er zijn geen aanwijzingen dat Cuypers ernstig bezwaar maakte tegen de doorrit. Tijdens de twisten van tien jaar geleden citeerden supporters van het museum graag zijn uitspraak dat de passage lastig was ‘voor de kommunikatie van ’t gebouw’. Maar Cuypers was voldoende vakman om zo’n stedenbouwkundige voorwaarde als een gegeven te aanvaarden en in het ontwerp te integreren.  

 

Verder lezen? Dit artikel verschijnt in het komende nummer van Ons Amsterdam. U kunt zich nog abonneren tot vrijdag 7 april 23:59.

Ontdek Ons Amsterdam

Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?

Abonneer je Arrow right Geef cadeau Arrow right

Header: De doorgang in 1930. Het autoverkeer zorgde voor overlast en scheuren in het gebouw, in november 1931 werd het verboden. Stadsarchief Amsterdam

Delen:

Buurten:
Centrum
Dossiers:
Architectuur Vervoer
Editie:
April
Jaargang:
2023 75
Rubriek:
Voorproefje
Tijdperk:
1800-1900 1900-1950 Vanaf 2000