De Sieberg-garage: een sprookjesachtig lichtpaleis
Het was het glanzend hoogtepunt van de autohandel van Henri Sieberg. De Sieberg-garage was een hypermodern gebouw met een parkeergarage met plek voor vierhonderd auto’s, een reparatiewerkplaats, een lift voor auto’s en hellingbanen tussen de verdiepingen. Aan stalling in een parkeergarage was grote behoefte: wie zich in de jaren dertig een auto kon veroorloven liet die liever niet onbeheerd op straat staan.

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer jeVlak voor de opening in februari 1931 nam het Algemeen Dagblad een kijkje in dit ‘glazen paleis’: “Alles aan dit gebouw, dat geheel uit gewapend beton, glas en ijzer is opgetrokken, spreekt van efficiency. Men moet oprechte bewondering hebben voor den volslagen practischen kijk, waardoor geen de minste geriefelijkheid ten dienste van den cliënt is achterwege gebleven, terwijl toch de zaak in z'n geheel zoo klaar-eenvoudig en zoo zonder den minsten opsmuk is gehouden.”
Ook het uiterlijk vond men fraai: de gevel was uitgevoerd in baksteen en Beiers graniet, met zeer grote raampartijen. Boven dat alles uit stak een toren met een uurwerk en een lantaarn. De verslaggever van De Standaard werd er bepaald lyrisch van: “Bij avond zal dit imposante gebouw een sprookjesachtig lichtpaleis gelijken, waarvan de slanke toren zich verheft tegen den nachtelijken hemel, met in den top als een vurig oog het licht, dat gelijk een vuurtoren den automobilisten den juisten weg wijst naar een veilige ankerplaats voor hun wagens.”
Ford
Henri Constant Louis Sieberg was afkomstig uit een Duits-Tsjechische familie. Zijn vader was winkelier; het gezin woonde in de Frans Halsstraat. Sieberg verdiende zijn geld met de import van Boheems kristal, glas en aardewerk, maar op den duur werd hij projectontwikkelaar en handelaar in onroerend goed. In 1912 werd hij benaderd door een Amerikaan, L. Wilson, die het alleenrecht had op de import van Ford automobielen. Wilson had twee medefirmanten, de Zaanse houthandelaar Kamphuijs en diens zakenpartner Arends. Zij namen in een garage aan de Korte Leidsedwarsstraat 101-103 de verkoop voor hun rekening, maar die ruimte was te krap. Sieberg bood Wilson een groot ongebruikt magazijn aan op de begane grond van het pand Prinsengracht 514. Dat had aan de achterzijde een garage met een uitgang naar de Lange Leidsedwarsstraat.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog stagneerde de Ford-import en in 1916 ging de onderneming van Wilson en zijn partners failliet. Sieberg kocht de garage en de boedel op en nog voor het einde van de oorlog sloot hij een nieuw driejarig contract met de Fordfabrieken in Detroit. Sieberg kreeg nu het alleenrecht op de verkoop van Ford in Nederland. Dat bleek in de naoorlogse jaren, toen de vraag naar transport explosief groeide, zeer lucratief. Maar het monopolie werd na 1921 niet verlengd.
Om de concurrentie het hoofd te bieden opende Sieberg in maart 1923 een fraaie showroom aan de Stadhouderskade op nr 143, de voormalige vrachtwagenhandel Tasche & Co. Daarnaast bouwde hij een grote garage aan de Valckeniersstraat, dicht bij het Weesperpoortstation. Sieberg voorzag dat hij zou daar kunnen verdienen aan de stalling en het onderhoud van de auto’s van forensen. Binnen twee jaar bleek echter dat het station gesloten zou worden. Daarop verkocht Sieberg de garage aan de gemeente, die een stalling zocht voor de ambulances van de GG&GD.
Als compensatie kreeg hij gunstige voorwaarden voor een nieuw te bouwen garage aan het Scheldeplein. Dat spectaculaire paleis van ijzer en glas kwam in 1931 gereed. De architect Charles Dekker is niet bijzonder bekend – wat merkwaardig is, want alleen al in de Rivierenbuurt bouwde hij zo’n vijftien woningblokken, waaronder Europaplein 13-59 tegenover de Sieberg-garage. Dekker was opgeleid als schilder en tekenaar, en aan de Rijksacademie leerling geweest van Jan Sluijters en Gerrit van der Veen. In 1923 had hij zich als zelfstandig architect gevestigd op Weteringschans 80.
Rem-probeerinrichting
Zijn Sieberg-garage beschikte over zeer moderne voorzieningen. Het Algemeen Handelsblad noteerde in 1931 behalve de lift en hellingbanen een “speciale en belangwekkende wasch-gelegenheid voor wagens, die er aan den eenen kant vuil in komen en na een reeks bewerkingen, aan den anderen kant volkomen schoon en opnieuw gevuld er weer uit rollen.” Er was ook : een speciale rem-probeerinrichting", waar “mathematisch-zuiver de remkracht per wiel kan worden onderzocht”.
Een jaar na de opening trok Henri Sieberg zich terug uit de dagelijkse leiding van het bedrijf en liet die over aan zijn stiefzoon Lambert Mählmeijer en medefirmant H. van Rongen. De autohandel groeide, maar de concurrentie ook, en daarom stapte de firma Sieberg van de verkoop van Fords over op de import van Willys, geproduceerd door de fabriek van Willys-Overland in Toledo, Ohio. Tot 1918 was Willys de tweede autofabrikant van de Verenigde Staten, na Ford. In 1938 werd een gedeelte van het gebouw aan het Scheldeplein ingericht voor de assemblage van de Willys personenwagens. Sieberg kon dus adverteren met ‘in Nederland vervaardigde’ auto’s.
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak brak de import af en ging Sieberg over op montage en onderhoud van gasinstallaties op auto’s van de overheid. In 1943 werd het pand gevorderd door de bezetter voor de opslag van oorlogsmaterieel. Een enkele keer werden Joden, die tijdens een razzia in de Rivierenbuurt werden opgepakt, in de Sieberg Garage bijeengebracht. In de laatste oorlogsjaren fabriceerde Sieberg noodkacheltjes.
Na de oorlog bleek de relatie met Willys-Overland de redding voor het bedrijf. Willys was immers de fabrikant van de jeep, die tijdens de oorlog als militair voertuig furore had gemaakt. Enorme aantallen daarvan werden in Duitsland en Frankrijk in ‘dumps’ opgeslagen. Sieberg kocht grote partijen op en verkocht ze door, bijvoorbeeld aan de politie van Den Haag.
Albert Heijn
De firma Sieberg concentreerde zich daarna vooral op de showroom op de Stadhouderskade, met duurdere merken als Rover en Lotus. In de jaren 1960 werd het pand op het Scheldeplein overgedaan aan de familie Knijn, die er Fiats verkocht en een schadewerkplaats dreef. In 1971 richtte zij de tweede verdieping in als bowlinghal. In 1979 verdween de Fiatgarage definitief. Op de begane grond kwam een bankfiliaal. De ‘sprookjesachtige’ glazen gevel van Dekker werd ontsierd door kunststof kozijnen en de toren verloor zijn lantaarn. In 2006 nam een Albert Heijn zijn intrek op de begane grond. De parkeergarage behield al die tijd zijn functie.
Bij de recente renovatie zijn de kunststof kozijnen weer vervangen door slanke stalen profielen met kenmerkende kleine ruitjes. Het Beiers graniet rond de kozijnen is bewaard gebleven, het uurwerk is hersteld en de lantaarn op de toren werkt weer. Nog is het project niet voltooid: Dok Architecten bouwt nog eens negen appartementen op het dak.
MEER LEZEN: CONAM.INFO
Beeld header: Stadsarchief Amsterdam/Polygoon
Koen Kleijn
Oktobernummer 2021
Delen: