De razendsnelle opkomst van koffiehuizen in de Gouden Eeuw.
350 jaar geleden was koffie al even trendy als nu. In speciaal opgerichte koffiehuizen werd de exotische drank uit het Oosten toen voor het eerst geschonken. Stampvol zaten ze. Er werd gehandeld en gekaart en naar hartelust gedebatteerd. Terug naar de eerste bloeiperiode van de ‘coffihuizen’.
De opmars van gespecialiseerde koffiezaken lijkt niet meer te stuiten, zeker niet in Amsterdam. Neem de Van Woustraat. Gebroederlijk naast elkaar liggen er nu hippe, strak vormgegeven koffietentjes als More Coffee en Crema Espresso naast van oudsher aanwezige, authentieke etablissementen als Café Chris Scholten en Mary’s Lunchroom De Koffieketel. Pionier de Coffee Company heeft hier zelfs twee filialen.
Amsterdam telt inmiddels zeker 100 koffiewinkels (zoals ze zichzelf noemen) waar professionele ‘barista’s’ uiteenlopende koffievarianten maken, van de inmiddels vertrouwde cappuccino tot panne montata en latte macchiato. Ze lijken anno 2013 vooral te worden bevolkt door ZZP’ers die er hun dagelijkse koffie drinken terwijl ze met hun laptop in de weer zijn. Het werk staat voorop, sociale interactie, zoals in cafés, wordt meestal niet op prijs gesteld.
Die relatieve rust staat in schril contrast met de situatie rond 1668 toen de allereerste kopjes koffie in Amsterdam in speciaal daarvoor opgerichte koffiehuizen werden geschonken. In deze vrij toegankelijke etablissementen zat de meerwaarde juist in het sociale verkeer. De aantrekkingskracht lag naast de exotische drank uit het Oosten vooral in de mogelijkheid tot het vergaren van informatie. Je kon er de recentste kranten, tijdschriften, pamfletten, smaadschriften en ander incidentele druksels doornemen en ook de laatste roddels delen. Het koffiehuis functioneerde als een open podium waar burgers elkaar konden ontmoeten.
Populair trefpunt
In 1686 waren de Amsterdamse koffiehuizen al zo populair dat de arts Steven Blankaart constateerde dat “de Coffihuizen tot Amsterdam soo vol van menschen siet, dat se gepropt sijn”. De meeste koffiehuizen lagen in de nabijheid van de Koopmansbeurs op het Rokin. Zo bevond het Duitsche Koffiehuis zich op Rokin 124 en het Nieuwe Duitse Koffiehuis in de Beurssteeg op nummer 93. Zaanse handelaren bezochten vooral het Noord-Hollandse Koffiehuis op de Dam (nr. 15), waar ook het Engelse Koffiehuis zat (19). De vele koffiehuizen aan de Kalverstraat bevonden zich vooral in het eerste deel vanaf de Dam, zoals het Poolsche en het Fransche Koffiehuis waar een internationaal gezelschap van Fransen, Italianen, Engelsen, speculanten en bankiers bijeenkwam. Het Amsterdamse Koffiehuis was het vaste trefpunt voor Joden en geldwisselaars.
Ze dronken er niet alleen koffie, chocolade of soms zelfs een alcoholische drank, maar brachten de uren door met spelletjes als dammen, dobbelen, schaken, triktrak en kaarten. Ook werd er uitbundig gegokt. Zelfs zoveel dat in 1697 het stadsbestuur triktrakken, dobbelen en kaarten verbood op straffe van een boete van f 200,- voor de koffieschenker en f 25,- voor de klant. In 1699 wilden de Staten van Holland de koffiehuizen in zijn geheel verbieden omdat “de Ingezetenen deser provincie door het continueel frequenteren van deselve van haer dagellycks employ ende noodige occupatie merckelijk werden gedistrheert, ende tot een luy ende ledigh leven overgebracht.” Een calvinistisch argument ten voeten uit.
Vrije sfeer
In de driemaandelijkse periodiek Het Koffy-huis der Nieusgierigen (1744-1746) schetste een anonymus treffend hoe dankzij de vrije, toegankelijke sfeer bezoekers van allerlei pluimage elkaar beter konden leren kennen: “De koopman vervloekt er de oorlog en de vechter vervloekt de vrede, de geleerde veracht allen die rijk zijn, terwijl hij met hart en ziel rijk wenst te wezen: net zo bespot en veracht de rijkaard alle wetenschappen en geleerde lieden.” Het koffiehuis wordt vaak gezien als de eerste plek waar het openbare debat zonder aanzien des persoons op basis van argumenten door goed geïnformeerde burgers werd gevoerd. Het bracht een politiek mondig publiek voort en zou bepalend zijn geweest voor de geboorte van de moderne democratie en de journalistiek. Het koffiehuis zou zelfs het belangrijkste voertuig van de Verlichting in de Lage Landen zijn geweest. Maar dat is wel erg veel eer. Op tal van andere plekken debatteerde men eveneens naar hartelust, zoals in academies, verenigingen en genootschappen.

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer jeDie open sfeer in de Amsterdamse koffiehuizen was ruim 150 jaar later precies wat een buitenlandse reiziger nog steeds opviel. In de Londense koffiehuizen hield hij het nauwelijks uit vanwege de nationale zelfingenomenheid, de Parijse typeerde hij als oorverdovend rustig. Hij verklaarde de Amsterdamse toegankelijkheid uit het open karakter van de Hollanders, die over alles hun mening wilden laten horen en het vreemde bezoekers graag naar de zin maakten. Ook konden zij zich goed uitdrukken in vreemde talen. Enthousiast eindigde hij zijn betoog: “In één woord, men vindt hier in een kort begrip alles, wat ter verademing van het maatschappelijk leven kan verstrekken; jammer slechts dat de verteeringen zoo kostbaar zijn.” (Reis door Holland in de jaren 1807-1812, anoniem.)
Fransche Koffiehuis
De eerste koffiehuizen waren vermoedelijk heel eenvoudig ingericht. Uit de boedelinventaris (1673) van de Amsterdamse koffieschenker Johannes Matthias van Erevan blijkt dat zijn koffiehuis slechts één vertrek besloeg. De inrichting bestond uit het hoogst noodzakelijke: een buffet, een schenktafeltje, een bank en een tafel met vier stoelen. Kandelaars verlichtten de ruimte. Ter verfraaiing van het interieur hingen enkele schilderijen en een spiegel aan de wand. De koffiebonen werden ter plekke in een vijzel gestampt. Naar hedendaagse maatstaven was het 17de-eeuwse bakkie troost waarschijnlijk nauwelijks drinkbaar. In koperen kannen op komforen stond de dampende, gekookte koffie urenlang te wachten om uitgeschonken te worden.
Geleidelijk aan kwamen er steeds meer deftige koffiehuizen, die zich richtten op een klantenkring van gegoede burgers, hoogwaardigheidsbekleders, kooplieden, officieren en advocaten. Ze voorzagen in hun groeiende behoefte naar een eigen plek. Het koffiehuis functioneerde als de burgerlijke tegenhanger van de adellijke salon en de volkse kroeg. Koffiehuishouders richtten voor selecte gezelschappen speciale ruimtes in waar een literaire kring, een politieke factie, een gezelschap van handelaren en makelaars in beslotenheid met elkaar konden spreken. Hiermee werd de basis gelegd voor de 18de-eeuwse genootschapscultuur. Ook fungeerde het koffiehuis als kantoor en veiling en als centraal postadres vanwege het snel groeiende briefverkeer.
Tot de mooiste koffiehuizen in Amsterdam behoorde het Fransche Koffiehuis in de Kalverstraat. De Haagse kunstenaar Isaac la Fargue (1726-1805) schetste een imposant rococo-interieur met goudleren behang. Elegante, goed verzorgde en gekapte heren gekleed naar de laatste mode in habit à la française – met de strakke kniebroek, de frak en daaronder een mouwloos vest en op het hoofd de driekantige steek – verdreven hun tijd met kletsen, lezen, dammen en het roken van Goudse pijpen.
Einde bloeiperiode
Het Fransche Koffiehuis en Koffiehuis Quincampoix kwamen tijdens de windhandel (aandelenspeculatie) van 1720 in een kwaad daglicht te staan. Het laatste werd zelfs vernoemd naar het episch centrum van de Franse windhandel: de Parijse Rue Quincampoix, waar de Schotse speculant John Law (1671-1729) zijn waardeloze aandelen Banque Générale en Mississippi Compagnie uitgaf. Talloze Amsterdammers begaven zich in de zucht naar enorme winsten op de ‘actiënmarkt’. Tot de koersen plotsklaps in 1720 daalden en de zeepbel barstte. Met vooruitziende blik stak toneelschrijver Pieter Langendijk in zijn stuk Quincampoix of de Windhandelaars en de klucht Arlequyn actionist (1720) de draak met de geldbeluste aandelenhandelaren. De daaropvolgende economische baisse was velen malen groter dan na de tragisch afgelopen tulpenmanie bijna een eeuw eerder (1637). Vele faillissementen volgden. Woedende, brodeloos geraakte arbeiders vielen beurshandelaren op de Dam aan, bestormden daarna Koffiehuis Quincampoix en sloegen het interieur kort en klein.
Na de bestorming raakte het imago van de koffiehuizen besmeurd. Aan de explosieve groei kwam een einde. Wel bleven ze voor een deel van de burgerij een geliefde ontmoetingsplek waar de (internationale) politieke verwikkelingen werden doorgenomen. In de 19de eeuw zou het koffiehuis opnieuw een grote bloeiperiode doormaken als alternatief voor het traditionele café. Tot groot ongenoegen van bezorgde burgers dronken en gokten arbeiders in de koffiehuizen. Rond de eeuwwisseling richtte de Volksbond tegen Drankmisbruik koffiehuizen voor geheelonthouders op, onder andere aan het Kadijksplein en in de Haarlemmerstraat. Inmiddels zijn deze omgetoverd tot restaurant en dagbestedingsproject.
De huidige opleving van de grootsteedse koffiecultuur heeft weer een ander karakter en is meer gericht op exclusieve smaakbeleving. Het is typerend voor de opkomst van een snelle, meer individualistische koffiecultuur die kwam overwaaien uit de Verenigde Staten. In de oud-Hollandse koffiehuizen aan de Albert Cuyp en in de Marokkaanse en Turkse koffiehuizen lijkt het echter of de tijd heeft stilgestaan. Onder veel rumoer, dampende koffie en zoetigheden op tafel, kletsen vooral veel mannen nog steeds bij. Als we de roodwit geblokte kleedjes, de traditionele (19de-eeuwse) Thonet-caféstoelen en de immer flikkerende beeldbuis wegdenken, kunnen we ons heel even in de 17de eeuw wanen.
Twee heren aan het dammen in een koffiehuis, onder het toeziend oog van onder anderen Christiaan Andriessen. Blad van 1 februari 1805 uit het getekende dagboek van Christiaan Andriessen. Stadsarchief Amsterdam
Delen: