De prijs van tot slaaf gemaakte Afrikanen in kauri's

De gouverneur van de WIC in Elmina liet de bedragen optekenen die hij in 1657 voor tot slaaf gemaakte Afrikanen had betaald. Schippers en handelaren konden de prijslijst gebruiken als leidraad.

Op 19 januari 1661 legde Jan Valckenburgh, de voormalig gouverneur van de West-Indische Compagnie (WIC) in Elmina – de belangrijkste mensenhandelspost in handen van de Republiek – een verklaring af bij de Amsterdamse notaris Vincent Swanenburg over de prijzen waarvoor men aan de kust van West-Afrika in die tijd tot slaaf gemaakte Afrikaanse mensen kon kopen. De verklaring van Valckenburgh gaat over de bedragen die voor mensen werden betaald in de ‘Bouchte’ (de bocht van Afrika) en aan de kust van Ardra, het huidige Benin. In Ardra kon je volgens Valckenburgh voor 100 pond bougis een bekwame jongeman kopen.

We kennen Valckenburgh vooral van het portret dat Daniel Vertangen in diezelfde tijd van hem schilderde. De gouverneur liet zich in vol ornaat afbeelden, met harnas en commandeursstaf, met rechts achter zich fort Elmina en links een anonieme tot slaaf gemaakte jongeman, die hij waarschijnlijk uit Elmina naar Amsterdam had meegenomen. De jongen draagt een gouden ketting met een penning waarop ook het fort van Elmina is afgebeeld, die de WIC aan Valckenburgh had geschonken als beloning voor zijn goede diensten. Misschien had Valckenburgh de jongen wel voor 100 pond bougis gekocht.

Jan Valckenburgh met tot slaafgemaakte bediende, door Daniel Vertangen, circa 1660. Rijksmuseum Amsterdam

Bougis kennen we tegenwoordig onder de naam kauri’s of kaurischelpen. De kauri is een zeeslak die in de tropische wateren van grote delen van de Stille en Indische Oceaan leeft; de schelpen zijn gemiddeld 2,5 cm groot en hebben een hard en glanzend oppervlak. Er zijn allerlei soorten, die vanwege hun mooie kleurpatronen in Azië en Afrika werden gebruikt als amulet, sieraad of speelstuk, maar ook als ruil- en betaalmiddel.

De Latijnse naam voor kauri’s, die als ‘schelpengeld’ dienden, is dan ook monetaria moneta. In Suriname worden de schelpen papamoni genoemd, waarin je het woord money kunt herkennen. In Amsterdam stonden de kauri’s in het midden van de zeventiende eeuw ook wel bekend als ‘slavengeld’. Zo verklaarden twee waagdragers in 1658 dat zij in de kelder van de Amsterdamse koopman Gerard Bessels acht vaten ‘couris ofte slave gelt’ hadden gewogen.

Tijdens opgravingen voor de Noord-Zuidlijn zijn in het Rokin en het Damrak vijf exemplaren van verschillende soorten kauri’s gevonden, wellicht verloren door handelaren of zeelieden die uit de Oost of West kwamen. Ze zijn ook op andere plaatsen in de stad opgegraven, onder meer in beerputten van 18de-eeuwse arbeiderswoningen op Oostenburg naast de werf van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).

Dat is niet verwonderlijk, want in het Grote Zeemagazijn van de VOC was op de eerste verdieping een speciale opslag van ‘cauris’. De schelpen werden door de VOC aangevoerd naar de Republiek, hoofdzakelijk vanuit Sri Lanka en de Malediven. De compagnie verkocht kauri’s in Amsterdam, vooral om te worden gebruikt als betaalmiddel in de Nederlandse Trans-Atlantische slavenhandel.

Ook op het voormalige stadseiland Vlooienburg zijn bij opgravingen tientallen kaurischelpen aangetroffen. Misschien waren sommige daarvan ooit eigendom van leden van de kleine vrije zwarte gemeenschap die daar leefde in het midden van de zeventiende eeuw (zie het novembernummer van Ons Amsterdam uit 2018).

In boedelinventarissen en scheepsvoorraden in de Amsterdamse archieven worden soms partijen kauri’s genoemd. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de boedelinventaris van Aarnout Hellemans Hooft, die is opgemaakt toen hij in 1680 overleed. Op zolder trof men ‘23 vaten boegies’ aan tegen een inkoopwaarde van ruim 1440 gulden, een flink kapitaal indertijd.

In een document over de afhandeling van averij aan het schip Zelden Rust, dat in 1786 na een storm zwaar beschadigd uit Amsterdam in Nantes aankwam, wordt vermeld dat er 24 vaten kauri’s, ter waarde van 2400 gulden, aan boord waren. Ze waren ingeladen door de Amsterdamse compagnie van Jean Samuel Couderc en Jan Brants.

Ook deze schelpen waren ongetwijfeld bedoeld om te gebruiken in de slavenhandel. Nantes was in die tijd de grootste haven voor slavenhandel in Frankrijk. Alleen al in dat jaar vertrokken tenminste 36 schepen uit die stad naar Afrika om in mensen te handelen.

‘Memorie van diversche prijsen der slaven soo in de bouchte als tot Arda inden Jaere 1657’, ingevoegd in de notariële akte van 19 januari 1657. Stadsarchief amsterdam

 

Valckenburghs prijslijstje voor tot slaaf gemaakten in Arda.

‘Voor Arda:
150 paar gladde ringen samen 50 pond à 52 per slaaf
12 paar ijzeren staven à 55 stuivers per slaaf
1 mas fijn koraal à 80 gulden per slaaf
120 pond Sleeswijker textiel à 14 per slaaf
40 pond koraal per slaaf
100 pond bougis één slaaf
3 paar ganzenogen en noppies [beide een soort stof] à 10 gulden per slaaf
50 pond quantijn à 10 stuivers per slaaf
10 pond rood en wit taffa [zijden weefsel] à 36 stuivers per slaaf’

 

Het project Alle Amsterdamse Akten is in volle gang. Vrijwilligers hebben inmiddels al meer dan 800.000 akten geïndexeerd. U kunt meehelpen: www.alleamsterdamseakten.nl.

Ontdek Ons Amsterdam

Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?

Abonneer je Arrow right Geef cadeau Arrow right
Delen:

Dossiers:
Amsterdammers
Editie:
Mei
Jaargang:
2023 75
Rubriek:
Amsterdamse Akten
Tijdperk:
1600-1700