De Lutherse Bugenhagenschool in de Uiterwaardenstraat
In het nieuwe Plan Zuid liet de Schoolvereeniging Luther in 1931 een bijzondere lagere school bouwen: een openluchtschool. Met dank aan Heer Jan van Staverden, koopman te Amsterdam.
Het idee van onderwijs in de openlucht deed begin 20ste eeuw opgang. Tuberculose was volksziekte nummer één en een geneesmiddel was niet voorhanden. Overal in Europa openden sanatoria, waar patiënten met rust, goede voeding en vooral gezonde lucht werden verpleegd. Voor kinderen die de eerste verschijnselen van tbc hadden, kwamen er openluchtscholen. In Duitsland namen die snel een grote vlucht, Nederland volgde. Den Haag had in 1905 de primeur met de ‘Eerste Nederlandse Buitenschool’. Toen er in 1928 in Amsterdam een congres over buitenscholen plaatsvond, was het aantal toegenomen tot vijf. In Duitsland stonden er inmiddels 32.
Amsterdam kreeg in september 1925 de ‘Eerste Openbare Openluchtschool’. De Openbare Lagere School nr. 95 in de Frederiksstraat, uit 1915, werd uitgebreid met een houten vleugel aan het Vondelpark waarin zes openluchtklassen kwamen. ‘Openlucht’ betekende ook echt open: de lokalen hadden geen verwarming. Als het koud was, moesten de kinderen en de onderwijzers zich redden met warme kleding en dekens. Alleen bij sneeuw of slecht weer werden de lessen verplaatst naar de gewone binnenlokalen.
Schuifpanelen
De school was een initiatief van de ijverige SDAP-wethouder Eliazer (later: Eduard) Polak (1880-1962) en droeg naderhand ook zijn naam. In 1931 opende hij een tweede openluchtschool, speciaal voor kinderen met astma of bronchitis, de ‘Oosterparkschool’, met de open lokalen aan het park. Bij de opening zei Polak dat de resultaten van de eerste school ‘uitstekend’ waren, en dat de Amsterdamse GGD van mening was dat er eigenlijk vijf openluchtscholen nodig waren. Op het terrein van het oude stadion in Zuid werd al gebouwd aan een complex met drie nieuwe scholen, waarvan er een de bestemming ‘openlucht’ kreeg – de ‘Derde’ of ‘Spartaschool’ aan de Stadionkade, toen de rand van de stad, ging in 1933 open.
Aan de architectuur van zulke scholen werden veel eisen gesteld: een rustig en beschut perceel, de lokalen op het zuiden, zo groot mogelijke vensters om zoveel mogelijk zonlicht toe te laten. En geen gesloten wanden maar glazen schuifpanelen, want ook bij slecht weer en ongunstige wind moesten de klaslokalen liefst aan drie zijden open kunnen.
Enkele jaren eerder al was in 1930 op een binnenterrein in de Cliostraat ook een particuliere openluchtschool gebouwd, in opdracht van de Stichting Openluchtscholen voor het Gezonde Kind, maar die was nadrukkelijk niet bedoeld voor zieke kinderen: aspirant-leerlingen dienden zelfs een doktersverklaring te tonen om te bewijzen dat ze gezond waren. Frisse buitenlucht kon kennelijk ook van gewone gezonde kinderen de leerprestaties verbeteren. De Clioschool was een modern, drie verdiepingen hoge betonnen constructie met glazen wanden, terrassen en balkons, getekend door de architecten Jan Duiker en Bernard Bijvoet. In 1950 opende dezelfde stichting de Tweede Openluchtschool in de Fred. Roeskestraat.
Legaat
Veel minder bekend dan deze vijf was een zesde openluchtschool in de Uiterwaardenstraat: de Bugenhagenschool voor Gewoon Lager Onderwijs. Een christelijke openluchtschool voor gezonde kinderen, gebouwd voor de Schoolvereeniging Luther. In het verzuilde Amsterdam had elke geloofsgemeenschap haar eigen scholen, dus ook de Evangelisch-Lutherse Gemeente. De eerste Lutherse school opende in 1886 op Prinsengracht 357, een tweede, de Melanchtonschool, in 1892 op Nieuwe Herengracht 119, later verhuisd naar Rapenburg 51. Ook in de Nicolaas Beetsstraat was een Lutherse school.
De komst van de Bugenhagenschool maakte deel uit van een veel grotere onderneming van de Evangelisch-Lutherse Gemeente. In 1931 was de stad begonnen met het Uitbreidingsplan Rijnstraat. Op strategische punten kwamen scholen en speelplaatsen, om de openheid van het stadsdeel te vergroten. Ten zuiden van de Zuider Amstellaan (nu de Rooseveltlaan) stonden in de knik van de Uiterwaardenstraat twee scholen gepland.
De Evangelisch-Lutherse Gemeente had de beschikking gekregen over het enorme legaat van de in 1879 gestorven koopman Jan Rudolf Kemper, Heer van Staverden. De f209.000,- kwam pas vijftig jaar later vrij, omdat hij had bepaald dat zijn personeel tot aan hun dood van de rente kon genieten. In 1928 was eindelijk het laatste personeelslid overleden. Zijn tweede voorwaarde was dat er woningen van werden gebouwd en dat de huuropbrengsten ten goede kwamen van de Lutherse diaconie. Tussen Uiterwaardenstraat, Rooseveltlaan en Maasstraat verrees in 1931 een groot woonblok, naar ontwerp van de gebroeders Jan en Herman Baanders. Bij het plan hoorde ook een nieuwe lagere school in de Uiterwaardenstraat.
Catechismus
De architect was Cornelis Kruyswijk, die alleen al in Amsterdam twaalf scholen voor christelijk lager onderwijs tekende. De bouw begon in april 1932, in januari 1933 stond de nieuwe school er. Naamgever Johannes Bugenhagen (1485-1558), alias ‘Doctor Pomeranus’, was een Duitse kerkhervormer en medestander van Maarten Luther. Beeldhouwer Theo van Reijn maakte een fraai besnord portret van hem dat een plaatsje kreeg naast de ingang; in het portaal werd een passend Bijbelcitaat (“Want Hy zal het doen gelukken”, Nehemia 2:20) gemetseld. Het eerste schoolhoofd was N. Schenkman.
De Bugenhagenschool adverteerde met een “moderne, hygiënische inrichting”, centrale verwarming, fietsenstalling en “gelegenheid tot overblijven”. Naast “gewoon lager onderwijs” bood de school “handenarbeid, moderne talen en tuinarbeid”. Voor een openluchtschool lag het gebouw ideaal: de straatzijde op het noorden, de achtergevel op het zuiden aan de rustige binnenzijde van het blok. Op de begane grond was een verdiepte gymnastiekzaal, daarboven waren drie verdiepingen met leslokalen, waarvan de ramen met een vouwsysteem volledig open konden.
De buitengevel was sober, maar het interieur kreeg tegelwerk in blauw, geel en rood, en het trappenhuis over de hele lengte glas-in-loodramen van de schilder en binnenhuisarchitect Kees Kuiler, die eerder met Kruyswijk samenwerkte bij de Willem de Zwijgerkerk (Olympiaweg) en de Elthetokerk (Insulindeweg).
Als Lutherse instelling moesten de leerlingen de Lutherse catechismus uit het hoofd leren, maar voor het overige was het een ‘gewone’ school. In 1939 kwam er een mulo (later mavo) bij en werd de school te klein. Leerlingen vonden onderdak in houten noodgebouwen op het Scheldeplein en in een school in de Dintelstraat. Begin jaren zeventig ging de school op in een meer ‘oecumenische’ scholengemeenschap. Er waren plannen om in het lege gebouw appartementen te maken, maar het is gerenoveerd en deels uitgebreid op de begane grond, en nu in gebruik bij het Luzac College. De ramen van de klaslokalen kunnen nog altijd helemaal open.
Koen Kleijn
Fotograaf: Wim Ruigrok
JULI/AUGUSTUS 2020
Delen: