De Klassieker

Ajax-Feyenoord: honderd jaar in drie stadions

Ajax-Feyenoord. Op 9 oktober 1921 was de eerste officiële wedstrijd tussen beide clubs. De rivaliteit tussen de twee clubs heeft grote invloed gehad op het Nederlandse voetbal. De stadions waren te klein voor de mensenmassa's die toestroomden.

De beroemdste voetbalwedstrijd van Nederland bestaat honderd jaar. De wedstrijden tussen Ajax en Feyenoord vatten we inmiddels samen als de Klassieker, een term die sinds een jaar of dertig gangbaar is. Een wedstrijd met een eigen naam – alleen dát zegt al genoeg. De almaar groeiende belangstelling voor de krachtmetingen zorgde regelmatig voor grote problemen in de stadions, met chaotische taferelen, ingestorte tribunes en zelfs twee fragmentatiebommen. Het Nederlandse voetbal moest op zoek naar oplossingen om de veiligheid te verbeteren. De houten stadions veranderden in de moderne sportkathedralen van onze tijd.

In 1921 was Feyenoord gepromoveerd naar de Eerste Klasse, en moest dus ook tegen het Amsterdamse Ajax uitkomen, dat al in de hoogste afdeling speelde. De eerste ontmoeting was in Rotterdam, in het stadion uit 1917 aan de Kromme Zandweg (uitslag: 2-2). Op de eerste overdekte tribune was slechts plaats voor 300 mensen; achter een van de doelen stond een jongenstribune met 700 plaatsen. Volstrekt ontoereikend om de massa’s te herbergen als Ajax op bezoek kwam. De eerste confrontatie trok al meteen 10.000 toeschouwers – een gigantisch aantal voor die tijd – en dan waren die mensen ook nog eens zeer opgewonden over het harde Amsterdamse spel. De verwensingen vlogen over het veld. Ook het clubblad De Feijenoorder vond het spel van Ajax veel te ruw. “Toch stemt het prettig dat onze jongens zich daardoor niet tot ander spel hebben laten verleiden.” De toon was gezet.

De Meer

Ajax speelde in het Houten Stadion in de Watergraafsmeer, nu het Christiaan Huygensplein. Toen de club daar in 1907 begon waren er amper faciliteiten, maar het onderkomen was meegegroeid met het succes. Steeds meer bezoekers werden steeds beter ondergebracht, dankzij investeringen van de rijke voorzitter Wim Eggerman. Architect en clubcommissaris Daan Roodenburgh ontwierp de nieuwe tribunes.

Net als in Rotterdam trok vooral de wedstrijd tegen Feyenoord in Amsterdam veel toeschouwers. Bij de eerste keer, op 5 maart 1922 (uitslag: 2-0), waren het er 10.000. Zes jaar later stortte een tribune in toen zich zo’n 15.000 mensen op het terrein hadden gepropt, in veel gevallen door over de afrastering te klimmen. Overal zaten mensen. De voetballers hadden geen ruimte om een aanloop te nemen voor een hoekschop, en sommige toeschouwers slenterden door het strafschopgebied om de wedstrijd van dichtbij te bekijken.

Het gezaghebbende tijdschrift Revue der Sporten was genadeloos: “Op gevaar af het met de leiders der Meer-club aan den stok te krijgen, moeten we de regeling bij Ajax-Feijenoord als zeer beslist onvoldoende kenschetsen. De organisatoren bij Ajax kennen toch welzóó het klappen van de zweep, dat ’n ordelooze boel als nu voorkomen had kunnen worden.”

Ajax had duidelijk behoefte aan een nieuw stadion. Op 11 november 1934 kwam het afscheid van het Houten Stadion, nota bene in een wedstrijd tegen Feyenoord. Een blunder van de eerste orde, want er was geen plaats voor duizenden belangstellenden, die zich woedend verzamelden op het plein voor de hoofdingang. “Had die wedstrijd tegen Feyenoord nou juist in het nieuwe stadion gespeeld!”, luidde hun klacht, die door de sportpers werd overgenomen.

Een maand later speelde Ajax zijn eerste wedstrijd in het nieuwe stadion De Meer. Ook hier was Roodenburgh betrokken als architect, de grootste en belangrijkste opdracht in zijn loopbaan. “In tien maanden tijd is ons Ajax-stadion verrezen, als resultaat van vele samenwerkende krachten, als symbool van wat clubgeest, spelkwaliteit en organiseerende kracht vermogen, als zij samengaan met het groote ideaal, het clubbelang voor oogen”, schreef het Ajax Clubnieuws op 1 januari 1935.

Bezoekersrecord

De confrontaties met de grote rivaal dwongen ook Feyenoord meer ruimte te zoeken. In 1931 wilde de club al uitwijken naar Het Kasteel van Sparta. De KNVB gaf geen toestemming, waarna er in recordtijd een noodtribune voor 10.000 toeschouwers werd gebouwd, een verdubbeling van de capaciteit voor slechts één wedstrijd! Met 22.000 bezoekers was het de drukste Klassieker tot dan toe. De kaartjes waren door die extra uitgaven zo duur dat Ajax uit protest er duizend retourneerde.

Het jaar daarop mocht Feyenoord wél naar Het Kasteel, om voor 28.000 toeschouwers tegen Ajax te spelen. Op 14 juni 1936 was de laatste Klassieker in het oude stadion aan de Kromme Zandweg; op 27 maart 1937 werd De Kuip in gebruik genomen. Twee weken erna kwam Ajax voor de eerste keer op bezoek (uitslag: 3-0). Met 46.172 toeschouwers meteen het bezoekersrecord van de Klassieker. Het absolute hoogtepunt van het Nederlandse voetbal beleefde de Kuip bij Feyenoord-Ajax op 2 november 1969: 65.150 toeschouwers.

De Meer bood plaats aan 21.000 kijkers en was aanzienlijk beter geschikt voor grote wedstrijden dan het Houten Stadion. Feyenoord kwam voor de eerste keer op bezoek op 25 oktober 1935, nog vriendschappelijk (uitslag: 0-1). De eerste officiële wedstrijd was op 19 april 1936, als onderdeel van de kampioenscompetitie tussen de vijf regionale kampioenen van het land. Ajax ging met 1-4 ten onder, maar won de uitwedstrijd, twee maanden later, met 6-3.

In 1943 kon de Klassieker in De Kuip niet doorgaan, omdat het stadion uit angst voor luchtaanvallen werd gesloten. Toen Feyenoord op 18 april van dat jaar een kampioenswedstrijd tegen Heerenveen moest spelen, bood Ajax stadion De Meer aan. De sportpers verheugde zich (“... een Amsterdamsch veld voor een Rotterdamschen thuiswedstrijd – een unicum in de geschiedenis onzer voetbalsport”) en zwaaide Ajax lof toe voor het sportieve gebaar. Feyenoord won met 2-1. Er was vooraf verwacht dat het Amsterdamse publiek de kwaliteiten van Feyenoord wel op waarde zou weten te schatten, maar dat liep anders. Revue der Sporten: “Dat ’t gros van het publiek op ’t laatst Heerenveen tot zijn favoriet koos, dat is een van die ondoorgrondelijkheden van Jan Publiek.”

IJsbal

Meer dan een halve eeuw lang was De Meer in gebruik, maar ook daar werd het steeds moeilijker om iedereen een veilig onderkomen te bieden, vooral als Feyenoord op bezoek kwam. In de tweede helft van de jaren zestig week Ajax daarom steeds vaker uit naar het Olympisch Stadion, voor soms meer dan 50.000 toeschouwers. Voor het eerst in juni 1930 had Ajax daar tegen Feyenoord gespeeld, in de halve finale van de KNVB-beker. Ze speelden er in 1962 de enige Klassieker op een internationaal podium: de finale van de Intertoto Cup. De Intertoto is inmiddels een vergeten evenement, maar de Amsterdammers wonnen met 4-2, vooral door de ingevingen van Sjaak Swart.

De veiligheidsproblemen waren een groeiend probleem. De voorbode was een nieuwigheid in een Nederlands stadion: de spelerstunnel. Omdat scheidsrechters en bezoekende spelers steeds vaker door het fanatieke legioen werden belaagd, was Feyenoord gedwongen om die aan te leggen, zodat iedereen veilig het veld kon betreden en zo nodig ook snel kon verlaten. In 1962 gingen de Ajax-spelers voor de eerste keer op die manier het veld op. In 1980 sloopten voetbalvandalen bij de Kuip de reportagewagen van de NOS, waarbij een medewerker zwaargewond raakte met een ijzeren staaf. Later dat jaar velde een ijsbal uit een Feyenoord-vak de Rotterdammer Wim Jansen in het stadion, omdat hij was overgestapt naar Ajax.

Vandalisme maakte De Meer in de jaren tachtig in toenemende mate ongeschikt voor de Klassieker. Op 22 oktober 1989 gooiden drie inwoners uit Schiedam tijdens Ajax-Feyenoord twee fragmentatiebommen naar het nabijgelegen vak P. Er waren veertien gewonden, van wie één zeer ernstig met een slagaderlijke bloeding. Door een wonder vielen er geen doden. Het Ajax-bestuur trok diezelfde middag nog zijn conclusies: “Ons stadion is anno 1989 niet meer geschikt om betaald voetbal in te spelen.” Het Olympisch Stadion was toen eigenlijk ook al ingehaald door de tijd. De overlast voor de omwonenden werd steeds groter, vooral als supporters elkaar in de nabijheid van het stadion te lijf gingen, een terugkerend verschijnsel bij de confrontaties tussen Ajax en Feyenoord. Op 24 maart 1996 was de laatste Klassieker in het Olympisch Stadion (2-0).

Arena

Ajax vertrok uit de Watergraafsmeer. Op 23 februari 1997 was de nieuwe Amsterdam Arena – in 2018 vernoemd naar Johan Cruijff – voor de eerste keer de gastheer. De veiligheid binnen de stadions was sterk verbeterd, maar de tegenstellingen bleven even scherp. Precies een maand later overleed Ajax-supporter Carlo Picornie bij gevechten met de aanhang van Feyenoord in een weiland bij Beverwijk, een dieptepunt in de rivaliteit tussen de clubs. De gevechten tussen beide harde kernen verplaatsten zich uit de stadions naar de openbare ruimte. In 2004 openden Amsterdamse hooligans de aanval tijdens een jeugdwedstrijd tegen Feyenoord op De Toekomst, het Ajax-complex in de schaduw van de Arena; in 2021 pleegden aanhangers aanslagen met vuurwerkbommen op elkaars favoriete cafés. Een eeuw na de eerste Klassieker is het daarom als supporter van de bezoekende club niet meer mogelijk om de uitwedstrijd bij te wonen, uit angst voor nieuwe rellen.

Tekst: Jurryt van de Vooren

Beeld: Nationaal Archief, fotograaf Jac de Nijs. Ajax-Feyenoord uitverkocht in de voorverkoop bij de tabakswinkel van Ajax-speler Sjaak Swart, Amsterdam, 3 januari 1968. Het meisje is Jacqueline, de dochter van de Nijs 

Juli-augustus 2021

Delen:

Dossiers:
Sport
Editie:
Augustus Juli
Jaargang:
2021 73
Rubriek:
Verhaal
Tijdperk:
1900-1950 1950-2000 Vanaf 2000