De eerste speeltuin, Tweede Weteringplantsoen, 8 mei 1880
Aan het Tweede Weteringsplantsoen, tegenover de Heinekenbrouwerij, ligt de eerste openbare kinderspeeltuin van Nederland. Hij werd op 8 mei 1880 geopend op initiatief van de gegoede burgerij van Amsterdam. Anders dan in de particuliere speeltuinen bij uitspanningen als het Tolhuis in Noord, konden kinderen er gratis en zonder consumptieverplichting terecht. Het voorbeeld vond in heel het land navolging. Op den duur zouden in de volksbuurten zelf initiatieven worden genomen om speeltuinen op te richten en te beheren: het begin van de speeltuinbeweging.
Dank daarom o Heren! Dank zij u gebracht
Voor de schone speeltuin die ons tegenlacht.
Met dit speciaal voor de openingsplechtigheid door onderwijzer J.J. Wopkes geschreven lied zongen een paar honderd kinderen op 8 mei 1880 hun weldoeners toe: de toon was gezet. De zon liet het afweten, maar daar stond tegenover dat de kleurige vlaggen vrolijk wapperden. Het speelterrein beliep zo’n vijftig bij zeventig meter en er waren klimladders, kegelbanen, schommels, een draaimolen, wippen en rekstokken. Daarnaast stond de kinderen een croquetveld ter beschikking, alsmede bikkels en springtouwen. Het terrein was degelijk omheind en de toegang werd gecontroleerd.
Onder de heren die op 8 mei werden toegezongen was ook Nicolaas Tetterode, eigenaar van een lettergieterij in de Bilderdijkstraat (bij de Kinkerstraat), lid van de Amsterdamse gemeenteraad en actief in talloze liefdadigheidsorganisaties. Hij had het allemaal bedacht en tot stand gebracht. Zijn initiatief kwam voort uit bezorgdheid over de baldadigheid van kinderen die geen andere speelgelegenheid hadden dan de straat. De burgerij van het destijds snel groeiende Amsterdam zag de kinderen in krottige volksbuurten met zorg opgroeien tot zedeloosheid en criminaliteit. “Is onze straatjeugd werkelijk zo onbeschaafd, moet men ze dan in het wild laten rondlopen, op jeugdige leeftijd naar de kroeg jagen en het verderfelijk dobbelspel aanmoedigen,” zo vroeg Tetterode zich af in het Algemeen Handelsblad van 2 augustus 1878, of “moet men trachten het werk der school te steunen door ze te laten wennen aan orde en gepast genot?”

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer jeHoe dat laatste gerealiseerd kon worden, had hij gezien bij een bezoek aan het Duitse Koblenz: een prachtige, ruime en gratis toegankelijke kinderspeeltuin, gelegen aan de Rijn. Zoiets moest in Amsterdam ook kunnen en een oproep van Tetterode vond gehoor. De gemeente stelde tegen een symbolische erfpacht van ƒ 10 per jaar een terrein aan de Weteringschans beschikbaar en de burgerij bracht ƒ 5600 bij elkaar voor de inrichting. De (houten) speeltoestellen werden grotendeels tegen kostprijs vervaardigd door leerlingen van de Ambachtsschool aan de overkant van de Weteringschans. De directeur van die school, de bekende fotograaf Jacob Olie (die ook onderstaande foto’s maakte), en Tetterode waren namelijk goede bekenden van elkaar, want ze hadden beiden zitting in het bestuur van de Vereeniging tot Veredeling van het Volksvermaak.
Verboden stenen te gooien
Het ging er in de eerste openbare speeltuin van Nederland streng aan toe. We weten het uit een beschrijving van speeltuindirecteur J.A. Hijner in het blad De Turnvriend uit mei 1882. Bij de dagelijkse openstelling van de tuin werd de bel geluid en de kinderen werden geacht zich in rijen op te stellen (jongens en meisjes gescheiden). Als dat ordelijk gebeurd was, werd het reglement van orde voorgelezen, hoofdzakelijk een opsomming van wat verboden was: anderen hinderen, stenen gooien, beschadigen van de beplanting en onwelvoeglijk taalgebruik en nog zo wat. Het spelen kon pas beginnen na het gezamenlijk zingen en ook tegen sluitingstijd moesten de kinderen zich in rijen opstellen voor gezang.
Voor de handhaving van de orde tijdens het spelen werden oppassers aangewezen: wat oudere kinderen met een rode band om de arm. Wie zich niet aan de regels hield, kon meteen vertrekken en er stond dan ook om de haverklap een kind buiten de poort. Desondanks was de belangstelling voor de speeltuin groot. Het Algemeen Handelsblad wist op 5 juni 1880 te melden dat de tuin tussen 8 en 31 mei werd bezocht door 10.560 kinderen. De toegang werd overigens geregeld via scholen, die kaartjes konden verstrekken aan kinderen die deze gunst waardig werden geacht.

De speeltuin verkeerde van begin af aan in financiële problemen en bedelbrieven aan de burgerij boden nauwelijks soelaas. Ook het toezicht tijdens de openingsuren kwam niet goed van de grond. Onderwijzers en gymnastiekleraren werden aangemoedigd daar in hun vrije tijd voor te zorgen, maar de animo was gering. Desondanks opende de Vereniging tot Veredeling van het Volksvermaak al binnen een jaar een tweede speeltuin: aan de Marnixstraat, ter hoogte van de Westerstraat. Een derde speeltuin in het oostelijk deel van de stad zat er niet in. Pas tegen de eeuwwisseling werden er in Amsterdam weer nieuwe speeltuinen opgericht, onder andere door de vereniging Ons Huis.
“Een weldaad voor onze straatbevolking”
Een mijlpaal was op 24 april 1902 de opening van de Oosterspeeltuin aan de Czaar Peterstraat, een initiatief van scheepstimmerman Uilke Klaren. Het was de eerste speeltuin die werd opgericht door buurtbewoners zelf. De speeltuinbeweging die daarna opgang kwam, bleek veel levenskrachtiger dan de eerste initiatieven van welgestelde burgers. Uiteindelijk heeft het succes van de speeltuinbeweging ook het zicht enigszins ontnomen op het initiatief van Nicolaas Tetterode. Dit heeft er zelfs toe geleid dat de speeltuin van Tetterode tegenwoordig vernoemd is naar Uilke Klaren, een onrechtvaardigheid waar al door M.G. Emeis in Ons Amsterdam van mei 1980 tevergeefs op is gewezen.

Ook in onze tijd van vandaalbestendige wipkippen bewijst de speeltuin aan de Weteringschans nog steeds zijn bestaansrecht. Het hek is als in 1880 onverminderd stevig en graffiti onderstreept de geldigheid van de waarschuwing die de oprichters al op 22 november 1879 werd voorgehouden door het Nieuws van den Dag: “Openbare speeltuinen zijn werkelijk een weldaad voor onze straatbevolking, al waarschuwen wij vooruit, dat de baldadigheid niet aanstonds en hoogstwaarschijnlijk nooit met wortel en tak zal worden uitgeroeid.”
Tekst: Marius van Melle & Niels Wisman
Foto: Jacob Olie/Stadsarchief
Juli-Augustus 2003
Delen: